Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Locomotieven > Onze onvergetelijke stomers > Zevende periode 1898-1908 - Stelsel Mac Intosh

Zevende periode 1898-1908 - Stelsel Mac Intosh

Phil Dambly.

zaterdag 4 februari 2012, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

De voortdurend stijgende tonnemaat van reizigers- en goederentreinen, de steeds hogere snelheden die van de exprestreinen werden verlangd en het aanwenden van zware rijtuigen met draaistellen, brachten het Beheer der Staatsspoorwegen ertoe de bouw van volledig nieuwe locomotieven te overwegen.

Daar er een dringende behoefte aan locomotieven voor exprestreinen bestond, werd er beslist een zuiver Engels klassiek model aan te kopen, nl. het type “Dunalastair”, met diepe vuurhaard, ontworpen door ingenieur Mac Intosh, “Locomotive Superintendent” van de Schotse Caledonian Railway. Vijf machines van dat type, 4-4-0 “American”, met wielen van 1,98 m, werden besteld bij Neilson, Reid & C° te Glasgow en einde 1898 in dienst gesteld.

Na een korte proefperiode werd, in 1899, een eerste bestelling van veertig locomotieven “Dunalastair” aan de Belgische industrie overgemaakt.

2412
Locomotief “Dunalastair” type 17, nr 2412 (Neilson, 1898).

Die locomotieven, type 17, werden in dienst gesteld van 1899 tot 1900. Ze wogen rijvaardig 52,50 t, zonder tender. Deze tender, met draaistellen, had een inhoud van 18 m³. Een tweede reeks van vijftig machines volgde in 1901. Ondanks hun uitstekende kwaliteiten bleken de typen 17 weldra ontoereikend, daar de exploitatievoorwaarden van het Belgische net verschilden van die der Engelse lijnen. Inderdaad, de rijtuigen van de Belgische Staat waren zwaarder dan de Engelse; bovendien gebruikte men in België briketten voor die machines in plaats van gezeefde kolen zoals in Groot-Brittannië. Daarom werden de type 17 voor lichtere diensten bestemd en door krachtiger locomotieven vervangen.

3909
Type 18 bis, nr 3909 (J.J. Gilain, 1908), dat type 20 werd in 1926.

Van het type 18, afgeleid van het type 17, werden, van 1902 tot 1905, 134 exemplaren gebouwd. Men had het roosteroppervlak verhoogd en zes machines bezaten een oververhitter, type 18 S. De typen 18 trokken de “blok-treinen” tussen Brussel en Antwerpen; ze waren uitgerust met een Piper-Lhoest-toestel voor de verlichting der rijtuigen.

Locomotief type 15 (Tubize, 1905), en tender Mac Intosh van 15 m³. Tussen de stoomdom en de kleppen bemerkt men de Pieper-Lhoest-inrichting voor de elektrische verlichting.

In 1908 werden de locomotieven type 18 bis in dienst gesteld. Hun inrichting - smalle, diepe vuurhaard - was dezelfde maar met een lichte verhoging van de afmetingen van de ketel, van de cilinders en van het adhesiegewicht. Ze waren voorzien van een oververhitter, een draaistel van het stelsel Flamme met grote asafstand, en van wielen met een kleinere middellijn.

Het type 18 woog 53,35 t, het type 18 S, 57,80 t, en het type 18 bis, 60 t. Die machines waren gekoppeld aan tenders van 18 m³ met draaistellen, en die van de laatste reeksen, aan tenders van 20 m³ met drie assen. In 1926 werd het type 18 S het type 19, en het type 18 bis, het type 20.

1612
Indien Mac Intosh 4-4-2 T had ontworpen, zouden ze beslist geleken hebben op het type 15 van de Belgische Staat (P.Kansome-Wallis, “The last steam Locomotives of Western Europe”).
Locomotief nr 1612 aan kop van een stoptrein Knokke-Brugge in 1939.

In 1899, kort na de ingebruikneming op het Belgische net van het Engelse type “Dunalastair”, werd de Maatschappij La Meuse door de Staat belast met de studie van een tenderlocomotief voor stoptreinen. Een prototype met diepe vuurhaard, afgekeken van het Engelse model, verliet de werkplaatsen van die firma in 1900. Een tweede prototype, ditmaal met halfdiepe vuurhaard, werd datzelfde jaar gebouwd door de Franco-Belge te La Croyère.

Van 1900 tot 1901 werden negenenveertig locomotieven gebouwd met diepe vuurhaard, en van 1900 tot 1908, 73 locomotieven met halfdiepe vuurhaard. Onder de benaming type 15, bewezen ze over heel het net uitstekende diensten.

1521

In 1905 liet de Staat een oververhitter aanbrengen op een locomotief met halfdiepe vuurhaard en van de aldus uitgeruste machines werden er in, 1907 en van 1909 tot 1913, 78 geleverd. Die mooie locomotieven van 980 pk trokken de reizigerstreinen op de vlakke lijnen met een snelheid van 100 km/h.

1655

In 1926 werd het type 15 met diepe vuurhaard het type 14, het type 15 met halfdiepe vuurhaard behield zijn oorspronkelijke aanduiding en het type 15 met oververhitter werd het type 16.

Het type 14 woog rijvaardig 62 t, het type 15, 64 t en het type 16, 69,40 t. Die 4-4-2 “Atlantic” hadden drijfwielen van 1,80 m.


Bron : Het Spoor nr 128, april 1967.