Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > 150 jaar spoorwegen > De spoorlieden en hun werk

De spoorlieden en hun werk

L.G.

maandag 9 april 2012, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

  Sommaire  

 1914 -1945

Een periode vol tegenstellingen

Tijdens deze drie decennia brachten belangrijke wijzigingen verandering in de arbeidsomstandigheden van de spoorlieden. Maar we mogen niet vergeten dat begin en einde van deze periode gekenmerkt werden door verschrikkelijke gebeurtenissen waarvoor de mensen van het spoor een zware tol betaald hebben: bombardementen of beschietingen van treinen en stations, sabotage van sporen of materieel, vernieling van bruggen enz. De spoorlieden moesten dus werken in afschuwelijke omstandigheden die in vele opzichten erg gevaarlijk waren: minderwaardige brandstof, gebrekkig onderhoud, verduistering, vertragingen, omgeleide treinen enz. De lijst van martelaars van het spoor is erg lang, maar vele andere spoorlieden werden gedurende deze trieste jaren eveneens zwaar beproefd.

Enkele opmerkelijke ontwikkelingen

Acht uur

In 1921 voerde een wet het beginsel in van de 8-urenwerkdag en de 48-urenweek. Deze wet was van toepassing op de spoorwegen en de diensten werden gereorganiseerd. Er werden berekeningsperioden vastgelegd alsmede periodieke en dagelijkse maxima. De prestaties, rusttijden en dienstwisselingen werden aangepast en een aantal bijzondere regelingen werden ingesteld. Er ontstond voor een vrij lange periode een nieuw levensritme.

Verloven

Een belangrijke vernieuwing bestond erin dat het personeel het recht op betaald verlof verwierf. Gedurende deze dagen bleef de bezoldiging behouden en... er moest geen enkele reden meer opgegeven worden om verlof te krijgen! Dit betekende een stukje vrijheid, echter nog heel bescheiden in het begin. In aansluiting op de wet aangaande betaald jaarlijks verlof die in 1936 goedgekeurd werd, kregen de beambten in 1937 15 dagen verlof en de werklieden 8 dagen.

Participatie

In 1926 werd de NMBS opgericht. Haar personeel kreeg een statuut, opgesteld door een paritaire commissie (met evenveel vertegenwoordigers van werknemers als van de werkgever). Sindsdien werden ook alle problemen die het personeel rechtstreeks of onrechtstreeks aanbelangen aan een dergelijke commissie voorgelegd. Bovendien werden een aantal organen voor personeelsbeleid aangepast om de vertegenwoordiging en participatie van het personeel veilig te stellen. Deze zaken werden elders uitgebreid behandeld. Daarom beperken we ons nu in het bijzonder tot de aanpassing van de Raad van Beroep voor tuchtzaken: buiten de voorzitter (een magistraat) en de griffier (die niet deelneemt aan de beslissing) bestaat de raad voortaan uit tien bijzitters van wie de ene helft door de Maatschappij en de andere helft door het personeel (volgens de principes van diens vertegenwoordiging in de Paritaire commissie) gekozen wordt.


Bron: Het Spoor, mei 1985