Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > 150 jaar spoorwegen > De spoorwegen en numismatiek

De spoorwegen en numismatiek

G. Pottier, gepens. inspecteur-ontvangsten, voorzitter NUMIAC-Verviers.

maandag 14 mei 2012, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Naar aanleiding van 150 jaar spoorwegen in België werd een gedenkpenning geslagen.

Sinds zijn ontstaan heeft de spoorweg dikwijls penningen laten uitgeven, zodat een opsomming werkelijk te lang en te saai zou worden.

Toch hebben we er enkele uitgepikt waarvan hierna de foto’s.

Verzamelaars zijn zonder twijfel gek op deze penningen.
  1. Gedenkpenning ter gelegenheid van de inhuldiging op 5 mei 1835 van de eerste openbare spoorlijn in België, Brussel - Mechelen.
    Onder een stralende hemel leidde koning Leopold I de inhuldigingsplechtigheid. De munt van de hand van graveur Borrel werd in brons en tin geslagen, en heeft een diameter van 42 mm.
    Er staat een naar rechtsrijdende locomotief op afgebeeld, die een rijtuig trekt met reizigers die achter de deuren zichtbaar zijn. In de afsnede staat de tekst: Ouverture du chemin de fer de Bruxelles à Malines 1835 (opening van de spoorlijn van Brussel naar Mechelen -5 mei 1835).

    Op de keerzijde: de buste van de koning, in militair uniform en naar rechts gekeerd. Daarrond: Léopold I, roi des Belges (Léopold I, Koning der Belgen). Onder de epaulet: Borrel F. Voor de opening op 5 mei 1835 werden er vier penningen geslagen: twee gravures van Braemt en twee van Borrel o.a. de voormelde.

  2. Muntstuk uitgegeven voor de opening van de lijn Verviers - Aken op 15 oktober 1843.
    Dat graveerwerkje van Hart heeft een diameter van 73 mm en werd geslagen in verguld, verzilverd en vernikkeld brons. In het midden staan drie allegorische figuren, ieder met een wapenschild in de hand. Ze stellen België, Frankrijk en Pruisen voor die elkaar de hand reiken. Rechts staat de brug van Dolhain-Limbourg met daarvoor de Dom van Keulen. Links belicht de ondergaande zon het Scheldelandschap met de Kathedraal van Antwerpen aan de oever. Onderaan: twee zeegoden met urnen waarop de woorden Escaut (Schelde) en Rhin (Rijn) geschreven staan. Aan weerszijden ervan: een hermesstaf tussen twee palmtakken. Langs de bovenrand: La guerre les a divisés, la paix les réunira (de oorlog heeft hen gescheiden, de vrede zal hen herenigen).

    Op de rand onderaan: Hart inv. et fecit. Op de afsnede: Inauguration du chemin de fer de Verviers à Aix-la-Chapelle XV octobre MDCCCXLIII Dechamps Ministre des Travaux Publics (Inhuldiging van de spoorlijn van Verviers naar Keulen 15 oktober MDCCCXLIII Dechamps Minister van Openbare Werken). Op de keerzijde de buste van de Koning, in legeruniform en naar rechts gekeerd met daarrond: Léopold I, Roi des Belges. Onderaan: Hart fecit.

  3. Deze penning werd geslagen ter gelegenheid van de inhuldiging van de verbinding Gent - Dendermonde op 28 september 1837.
    Ze is het werk van graveerder Braemt.
    Er bestaat een bronzen en een zilveren versie van, telkens met een diameter van 50 mm.
    In vogelperspectief heeft men zicht op de stad Gent, waar rechts een locomotief naartoe rijdt. Een gevleugelde vrouw, met in de rechterhand een vlag en in de linker een bundel bliksems, zweeft over de stad. Bovenaan: Sumptibus Civium.

    Op de afsnede: Gand XXVIII sept. MDCCCXXXVIII (Gent). Daaronder: Braemt F. Op de keerzijde: het hoofd van de koning, naar links gekeerd; als omschrift: Leopoldus Primus Belgarum Rex. Onderaan: Braemt F.

  4. Op 14 mei 1843 overleed de Belgische ingenieur Pierre Simons die samen met De Ridder, als de grondlegger van de Belgische spoorweg wordt beschouwd.

    Als herinnering aan hem werd een muntstuk geslagen naar een ontwerp van Delbarre en Veyrat. Deze penning van 50 mm diameter is uit brons, en stelt de naar links gekeerde buste van Simons voor, die zijn uniform draagt. Daarrond: Pierre Simons. Onderaan: Eug. Delbarre Del. Veyrat F. Op de keerzijde staat deze inscriptie van 15 regels: Né à Bruxelles le 20 janvier 1797. Mort le 14 mai 1843 à bord du navire de l’Etat La Louise Marie en destination de l’Amérique Centrale. Ingénieur illustre, il traça les premiers plans du chemin de fer décrété par la loi du 1er mai 1834. (Geboren te Brussel op 20 januari 1797. Overleden op 14 mei 1843 aan boord van het staatsschip “Louise Marie” met bestemming Midden-Amerika. Als beroemd ingenieur ontwierp hij de eerste plannen van de spoorweg die werd afgekondigd bij de wet van 1 mei 1834).

In 1935 beleeft ons land een uitzonderlijke gebeurtenis nl. de Internationale Wereldtentoonstelling van Brussel. Maar het is ook juist honderd jaar geleden dat de eerste spoorlijn, Brussel - Mechelen, ingehuldigd werd.

Naar aanleiding van deze beide feiten, besloot de Staat een muntstuk van 40 frank uit te geven. Hiertoe werd op 20 december 1934 een Koninklijk Besluit uitgevaardigd, dat verscheen in het Belgisch Staatsblad van 6 januari 1935. Dit besluit was genomen krachtens de besluitwet van 26 oktober 1926 en de wet van 12 juni 1930, betreffende de uitgifte door de Staat van kleinmunt ter vervanging van de door de Nationale Bank, voor rekening van de Schatkist, in omloop gebrachte kleine biljetten. De inleiding tot het besluit van 20 december 1934 herinnert eraan dat de op deze wijze uitgegeven munten krachtens artikel 2 van de wet van 12 juni 1930 wettelijk gangbaar zijn.

Artikel één.

Volgens de vastgestelde behoeften en binnen de bij de wet van 12 Juni 1930 bepaalde grenzen, worden tijdens den duur der Internationale Wereldtentoonstelling te Brussel, 1935, gedenkmuntstukken van 40 frank aangemunt, uit een legeering van zilver en koper.

Art. 2.

Deze stukken dragen:

  • Op de voorzijde: het randschrift: “Royaume de Belgique - Exposition de Bruxelles” of “Koninkrijk België - Brusselsche Tentoonstelling” rond het St.-Michielsbeeld dat boven het stadhuis van Brussel staat, met de vermelding “40 Fr.”;
  • Op de keerzijde: in het veld, de groote hall der Brusselsche Tentoonstelling, met bovenaan, de data “1835-1935”, het al overstapt met het randschrift “Centenaire des chemins de fer belges” of “Eeuwgetijde der Belgische Spoorwegen”;
  • Op den effen muntrand, het diep omschrift “1935 - Sous le Règne du Roi Léopold lII” of “1935-Onder de Regeering van Koning Leopold III”.

Art. 3.

Deze stukken wegen twee en twintig gram. Een afwijking naar boven of onder van drie duizendsten van het gewicht der stukken wordt toegestaan.

Art.4.

Deze stukken worden aangemunt uit een legeering van 680 duizendsten zilver en 320 duizendsten koper. De toegestane afwijking naar boven of onder is drie duizendsten groot.

Art. 5.

De diameter is 35 millimeter.

Art. 6.

Deze stukken worden bij gelijke hoeveelheden met Franschen en Vlaamschen tekst aangemunt.

Volgens artikel 1 moet de periode van het slaan dus samenvallen met die van de tentoonstelling. Maar een besluit van 1 juni 1935, op 2 juni gepubliceerd in het Staatsblad en van kracht op 12 juni, bepaalt:

Artikel één

De gedenkdeelmuntstukken tot de aanmunting waarvan bij voormeld besluit van 20 december 1934 werd gemachtigd, ter gelegenheid van de Internationale Wereldtentoonstelling te Brussel 1935 en van het eeuwgetijde der Belgische Spoorwegen, hebben eene nominale waarde van 50 frank in plaats van 40 frank.

Art. 2.

Deze stukken zijn van dezelfde muntmaat en hebben dezelfde kenteekens als deze aangewezen voor de 40- frankstukken in Ons voormeld besluit van 20 December 1934.

Art. 3.

De krachtens dit besluit geslagen stukken van 50 frank hebben wettelijken koers uit denzelfden hoofde als de overige deelmuntsoorten.

In werkelijkheid werden van dit 40 fr.-stuk slechts enkele stukken geslagen volgens de voorschriften van het KB van 20 december 1934, nl. met een muntrand met inscriptie.

Ze hebben allemaal een Franse legende en zijn uiterst zeldzaam. Hiervan bestaan er nog latere uitgiften. Ze zijn minder zeldzaam, maar lang niet alledaags. Ze werden in diverse metalen geslagen met hetzij een effen, hetzij een gegroefde muntrand. Onder auteurs van catalogi bestaat er geen eensgezindheid omtrent de waarde van het stuk met de beschreven rand.

Dupriez klasseert het eigenaardig genoeg na de latere uitgiften en geeft er, zoals aan die laatste, de benaming “proefuitgifte” aan. Het klinkt tegenstrijdig om van proefuitgiften te spreken in het geval van deze latere uitgiften. Morin rangschikt het stuk eveneens tussen de proeven. De Mey noemt ze geldstukken en stipt aan dat ze niet officieel in omloop werden gebracht. Philippen en de catalogus van een numismatisch genootschap opteren ook voor het “geldstuk-idee”. Om dit probleem op te lossen moeten we volgens Maurice Colaert, houden aan het begrip wettelijke koers. Als het stuk een wettelijke koers heeft gehad, is het van weinig belang dat het maar op enkele exemplaren geslagen werd. 1 Juni en zeker 12 Juni 1935 waren hoogtijdagen voor de tentoonstelling. Tot dan waren de al aangemunte stukken van 40 fr. overeenkomstig het KB van 20 december 1934, wettig betaalmiddel met een wettelijke koers. Dit duurde evenwel niet lang: het besluit van 1 juni nam ze op een ongewone manier uit omloop door het besluit dat die munten had aangekondigd, te wijzigen. Maar al kon dit besluit aan de bestaande exemplaren voortaan alle wettelijke betaalwaarde ontnemen, het kon niet met terugwerkende kracht ongedaan maken wat werkelijk had bestaan: het stuk is immers wettelijk geweest. Een feit dat sterker is dan een Lord-Mayor.

Geen menselijk gezag kan het verleden veranderen.


Bron: Het Spoor, november 1985