Homepagina > Het Spoor > Infrastructuur > Veranderde tijden, veranderde bouwtechnieken

Veranderde tijden, veranderde bouwtechnieken

G. Hendrickx.

maandag 9 juli 2012, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

In voorgaande artikels hebben wij enkele typische factoren opgesomd, eigen aan het spoorwegbedrijf, die de functionele opvatting van het stationsgebouw in sterke mate hebben beïnvloed (“Het Spoor” nr 76, december 1962); wij hebben gezien welke gedragslijn de N.M.B.S. had aangenomen ten opzichte van de bijdrage “van buiten uit” van de hedendaagse architectuur (“Het Spoor” nr 85, september 1963) en wij hebben beloofd er enkele beschouwingen over de invloed van de technische evolutie aan toe te voegen.

Zeebrugge
Vormingsstation

Er wordt niet meer gebouwd zoals vóór honderd jaar, zelfs niet meer zoals vóór de laatste wereldoorlog. Nieuwe torengebouwen rijzen op uit de grond in alle grote steden. Twintig, dertig verdiepingen zijn geen nieuwigheid meer. Men kan allicht begrijpen dat voor zulke gebouwen de traditionele bouwwijze niet meer kon worden toegepast. De funderingen en de muurdikten zouden al te zwaar worden. Hoe gaat men dan te werk? Heel eenvoudig: men bouwt een soliede betonkoker die dienst doet als ruggegraat; die “koker” wordt geflankeerd door woon- of kantoorlokalen met lichte vloeren, steunend op een metalen geraamte. Het geheel wordt afgesloten door een enorme gordijnwand van dunne, maar isolerende materialen.

Welkenraedt
voorlopig gebouw

Bij de spoorweg, waar zulke hoge gebouwen doorgaans niet nodig zijn, beoogt de bouwtechniek twee objectieven: kostprijsverlaging en tijdwinst.

 Kostprijsverlaging.

Wanneer de techniek op “kostprijsverlaging” afgestemd is, beoogt ze niet enkel de kosten van eerste aanleg, maar insgelijks de latere uitgaven voor onderhoud. Men moet niet vergeten, en dat geldt ook voor een particuliere woning, dat de “schikkingen in de ontwerpen (die zowel betrekking hebben op de opvatting der plans als op de keuze der materialen) een belangrijke en rechtstreekse invloed hebben, niet enkel op de uitgaven voor onderhoud, doch ook op de exploitatie-uitgaven” (Publikatie van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf - nr 4 - april 1964). Dat betekent dat duurzamere en soms kostbaardere materialen voordeliger kunnen uitvallen op lange termijn omdat men ze minder vlug zal moeten vernieuwen en hun reiniging minder zal kosten. Zo mag men niet “a priori” een pannendak als een luxe-artikel beschouwen, in vergelijking met een platdakconstructie, indien deze laatste niet volgens de regels van de kunst wordt uitgevoerd. Die befaamde “regels van de kunst” worden soms ten onrechte door de bouwheer prijsgegeven om “kost wat kost” de prijs van eerste aanleg te drukken. Dit komt later dikwijls duur te staan.

 Tijdwinst.

Iedereen heeft reeds over “prefabricage” of montagebouw horen spreken. Onder het motto “industrialisering van het bouwbedrijf” is deze methode aan de orde van de dag. Waarom? Omdat er in het bouwbedrijf, naast de zomervakantie, ’s winters ook een gedwongen verlet bestaat. Om die werkloosheid te keer te gaan wordt er thans zoveel mogelijk naar gestreefd de werkkrachten over te brengen naar de werkplaats waar regen, vorst en sneeuw uitgeschakeld zijn.

Kinkempois
dienstgebouw

Wij geven echter de voorkeur aan de meer algemene opvatting “systeembouw” of “ratiobouw”, waarbij de geprefabriceerde elementen de onderdelen van een geheel vormen.

De “ratiobouw” kan worden vergeleken met een bouwdoos. Technici hebben de voorwaarden vastgelegd waaraan systeembouw moet voldoen, nl. de “modulaire coördinatie”.

G.C. Liège

Elk element uit de bouwdoos moet een veelvoud zijn van een bepaalde grootheid, basismodulus genoemd. Die basismodulus is gelijk aan 10 cm. Daarvan afgeleid bekomt men de internationale modulus (30 cm.). Dan komt het raster, d.i. een ruitjestekening (ruitjes van 10 cm. X 10 cm.) waarop men een basisindeling heeft voorgesteld om tot een grotere maatstaf te komen, b.v. die van 1,20 m. X 1,20 m. welke een zekere voorkeur geniet omdat hij nagenoeg samenvalt met de Angelsaksische 1,22 m. (4 voet) die steeds voor verscheidene bouwmaterialen geldig is.

Monceau
Stationsgebouw

Hoe wint men tijd met die methode? Omdat zekere details van het gebouw steeds dezelfde kunnen blijven en er aldus tekenwerk wordt uitgespaard; omdat men het gebruik van geprefabriceerde elementen mogelijk maakt en men, op die wijze, de werkonderbreking in de winter enigszins uitschakelt. Verder, omdat de geprefabriceerde elementen sneller kunnen worden geplaatst.

Hasselt
stationsgebouw en gebouw van de groep

Wie tijd wint, wint ook geld! Zo werken vooruitgang der techniek en ratiobouw innig samen om de kostprijs te verlagen.

 Bij de spoorweg.

Wat het toepassen van de moderne technieken betreft, is men geenszins bij de pakken blijven zitten.

La Louvière
gebouw van het baancentrum

Men heeft gebouwen opgevat met al dan niet zichtbare skeletbouw en bekleding met sierbetonplaten, zoals te Kinkempois voor het dienstgebouw (1958), te La Louvière voor het gebouw van het baancentrum (1964), en te Monceau voor twee dienstgebouwen (1960 en 1965) die als industriële gebouwen op gebied van uiterlijk voorkomen, kostprijs en gebruikswaarde, in hoge mate aan de gestelde eisen beantwoorden.

Zelzate
Het station van Zelzate: “nieuw, modern, en prettig, bijna gracieus”

Als voorbeelden van modulebouw kunnen worden vermeld het stationsgebouw van Hasselt (1964); het gewestelijk centrum van Liège-Guillemins (1964); het stationsgebouw van Zeebrugge-Vorming (1964).

Hasselt

Met de geprefabriceerde gebouwen werd zo pas een aanvang gemaakt. Men hoopt zelfs een voorraad aan te leggen van geprefabriceerde elementen om te kunnen voldoen aan alle vragen van gebouwen die in versneld tempo worden opgetrokken. Prototypen van “Prefab” ziet men te Frameries: voorlopig stationsgebouw (1963), te Bressoux, te Genk (Ford-station) (1964), te Welkenraedt (voorlopig stationsgebouw, in opbouw, om in de loop van 1965 klaar te komen).


Bron: Het Spoor, juni 1965