Homepagina > Het Spoor > Infrastructuur > Een actueel facet van de bouw: de standaardisering

Een actueel facet van de bouw: de standaardisering

T. Bibauw, hoofdingenieur.

maandag 30 juli 2012, door rixke

Het uiterst doorgedreven individualisme dat tijdens de eerste helft van deze eeuw overheerste op het terrein van de bouw in ’t algemeen en op dat van de woningbouw in ’t bijzonder, loopt snel terug. Men kon zich inderdaad afvragen waarom, in bepaalde klimatologische en regionale omstandigheden, elk gebouw steeds opnieuw van tot Z diende ontworpen te worden; dat was de tijd van het “huis naar maat”. De huidige generaties vinden er absoluut geen graten in een appartement te kiezen in een groot woningcomplex, zelfs indien je goed uit de doppen moet kijken om de sleutel in het gepaste slot te steken wanneer je ’s avonds thuiskomt.

Foto 1

De impuls die aan de basis lag van de overgang van de geïndividualiseerde naar de geïndustrialiseerde constructie heeft een economische oorsprong: om de kostprijs van de gebouwen te drukken in een economisch bestel waarin de lonen voortdurend stijgen, diende men te rationaliseren en, bijgevolg, te standaardiseren. De prefabricatie, een ander facet van de industrialisering, leidt op haar beurt eveneens tot grote reeksen van identieke bouwelementen.

Wegens de toenemende vraag naar zogenaamde “gebouwen voor verschillend gebruik” die, taalkundig, beter “dienstgebouwen” genoemd worden, hebben de verantwoordelijke leiders bij de spoorweg een formule gezocht en toegepast die de ontwerpbureaus de moeite zou besparen herhaaldelijk plans op te maken, opgesmukt met constructiedetails welke veranderen naargelang de inspiratie van de architecten of de tekenaars. Voortaan houdt men het bij voorkeur bij een net van modulen, d.w.z, een traliewerk waarvan de vierkante mazen allemaal dezelfde afmetingen hebben (in dit geval 1,20 m x 1,20 m). Men tekent de buitenlijnen van het gebouw en van de vertrekken waaruit het samengesteld is terwijl men het tracé van de schakels volgt.

Foto 2

Wat nu de constructiedetails betreft, deze maken het voorwerp uit van zorgvuldig uitgewerkte typeplans. Ze bestaan inzonderheid voor de funderingen, de vloeren, de gevelelementen, de plafonds, de waterdichte bedekkingen (van aluminium). Aldus is het mogelijk gebouwen op te trekken waarvan de lokalen, qua bestemming, onderling van elkaar verschillen: bureaus, kleedkamers, refters, opslag plaatsen voor materieel, enz.

Zulks heeft tot gevolg dat de architect die een dienstgebouw wil ontwerpen alleen nog maar een algemeen plan en een opmeting moet leveren. Die opmeting stelt ook geen problemen meer want er bestaat een type-opmeting waarop enkel de hoeveelheden moeten worden ingevuld.

Foto 3

Het resultaat van de operatie blijkt uit de foto’s. Voor de dienst die belast is met het ontwerp van het gebouw, betekent dit een enorme tijdwinst; bovendien leert de ondervinding dat een dergelijke bouwwijze vlotter verloopt dan de vroegere manier van bouwen.

Aanvankelijk beperkte men zich ertoe typeplans op te maken voor voorlopige gebouwen waaraan bovendien een dringende behoefte bestond (foto 1). Ten aanzien van het groot aantal vragen, heeft men het plan opgevat bepaalde elementen van voorlopige gebouwen te integreren in de standaard-gebouwen die dan een definitief karakter aannamen (foto’s 2 en 3). In dezelfde gedachtengang, maar voor een wel bepaalde categorie, o.m. voor de “al-relais” posten, heeft men zijn toevlucht genomen tot een ander typegebouw, opgetrokken in verschillende exemplaren, naargelang van de behoeften (foto 4).

Foto 4

Er is geen enkele reden om niet op de ingeslagen weg voort te gaan; inderdaad het groot aantal standaardgebouwen die werden opgetrokken sedert er, in 1968, een begin gemaakt werd met hun constructie, zijn het bewijs van hun succes. Het is ten andere niet uitgesloten ze te verbeteren en zelfs enkele varianten in te voeren door sommige elementen die het uitzicht van de gevels beïnvloeden opdat het geheel past bij de omgeving. Het belang ligt vooral in de mogelijkheid zo snel als het enigszins kan de vragen naar “dienstgebouwen” in te willigen.


Bron: Het Spoor, april 1971