Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > Getuigen van gisteren > De tunnels

De tunnels

P. Pastiels.

woensdag 3 september 2008, door rixke

Een trein duikt onvervaard in de tunnel van Geraardsbergen (400 m)

TUNNEL... wat al herinneringen uit onze kinderjaren, wat al bange ogenblikken roept je naam op ! Zo knusjes mogelijk gezeten op de harde bank van een derde klas coupé en gewoon geraakt aan de cadans van het spoor dat ons slaperig maakt, laten wij onze blik, door de bestofte vensterruit, dwalen in het langzaam verdwijnende landschap dat hier en daar opgesmukt is met vluchtige (schaduwen en kortstondige glimlachen. Plots duikt de trein, na een schril gefluit, gezwind in een donkere tunnel. Schier ogenblikkelijk gaat onze adem in die benauwende sfeer stokken ; alleen het haastig gedender van de trein stelt ons enigszins gerust : we rijden nog steeds ! De seconden verlopen traagzaam, het flikkerende licht werpt een flauw schijnsel op het nochtans rustige gelaat van de grote mensen, van de heer die wat dieper in zijn krant duikt om te kunnen voortlezen, van de oude, kaarsrechte, schrale dame die onbewogen schuilgaat achter haar zwarte sluier... Dan daagt het licht opnieuw op, sterk, onwezenlijk, uit de laatste rookslierten. Onze verblinde ogen knipperen; wij kunnen nauwelijks een zucht van verlichting onderdrukken...

Het treintje uit Oudenaarde rijdt blijgezind door de tunnel van Louise-Marie te Ronse (422 m).

In België reserveert de grillige natuur ons, bij elke bocht van een spoorweglijn, de aangename verrassing van een verscheiden en wisselend reliëf. Nadat wij het zoete Vlaanderen doorkruist hebben, en zo verder in hel land doordringen, laten de talrijke hinderpalen van de bodemgesteldheid zich gaandeweg voelen : de locomotief hijgt energiek en loost van puffende inspanning haar dikke besmeurde rookwolken.

Tegen elke logische verwachting in daagt er hier en daar reeds een tunnel op in de streek die wij de «Vlaamse Ardennen» noemen. Ze zijn natuurlijk niet zo lang en ken hun ontstaan aan het feit dat het destijds voordeliger uitviel een tunnel te boren dan een terrein uit te graven, wat een te omvangrijke verwijdering van grond zou hebben vereist! «Een klein, klammig ochtendtreintje wacht je op in het station Oudenaarde. Wie heter dan de kleine trein zou je naar dit heuvelachtige land kunnen voeren? Honderden keren heeft hij die weg afgelegd, door sneeuw en wind, onder de stikkende zon en de gutsende regen. Omdat hij hun vriend geworden is, kent hij de naam van elke berg, het geheim van elk beekje. Nonchalant stoomt hij voorbij de ontelbare bochten terwijl hij, vrolijk en blij, zijn karige rijtuigen wiegelen laat op het golvende ritme van zijn kronkelende weg. In zijn rokend zog verdwijnt het bekoorlijke Etikhove, de tunnel van Louise-Marie (422 m), waar Goering, in 1942, een schuilplaats zocht, tot eindelijk Ronse opdaagt als een brede waaier van rode daken waarin af en toe leien pannen hun grauwe tint schakeren. Dat is de Koningin van de Vlaamse Ardennen» (R. Gillard). Laten we erop wijzen dat een grondverzakking in de nabijheid van deze tunnel onlangs het baanvak Etikhove - Ronse versperde dat enige tijd buiten dienst diende te worden gesteld.

Tijdens het graven van de tunnel van Herbeumont.

Uitgravingen en aanaardingen volgen elkaar op, de sierlijke bochten van de spoorbaan strelen als ’t ware de rondingen en kronkelingen van het landschap. Soms doemt er voor ons een granietachtige, met dennen en eiken begroeide hindernis op, die waarlijk onoverkomelijk is. Doch niets kan het spoor in zijn verovering van de natuur tegenhouden; het werk van de mens past zich aan alle dingen aan, zelfs aan de hardnekkigste. De dorre flank van de heuvel of van de hinderlijke steenmassa is spoedig doorboord, de trein duikt met donderend geraas in de donkere muil van de tunnel die hem dadelijk opslokt. Het graven van talloze tunnels heeft aldus de expansie van het spoor gevoelig vertraagd: de voltooiingswerken van de lijnen 128 (Yvoir - Ciney), 163 (Bertrix-Muno) hebben lang geduurd, ze hebben de inzet van een groot aantal vooral buitenlandse arbeidskrachten gevergd (heel wat Italiaanse gezinnen hebben zich zo in het begin van deze eeuw in die streken gevestigd). Te Herbeumont werd een kleine cement-fabriek opgericht aan de voet van de tunnelingang, een smalspoortreintje voert de uitgegraven aarde en rotsen weg...

Gebouwd vóór de tunnel van Godarville (559 m, 1843), is die van ’s Gravenbrakel (544 m) de oudste, van België: hij werd plechtig in gebruik genomen op 31 oktober 1841, samen met het baanvak Tubeke - Zinnik van de lijn 96 (Bergen zal op 19 december van datzelfde jaar bereikt worden). Voor zijn bouw dienden meer dan 2 400 m³ klei uitgedolven en 8 000 m³ bakstenen aangevoerd te worden. Wegens de slechte staat van het terrein werd de tweede koker nooit voltooid. De tunnel werd op 5 april 1957 buiten gebruik gesteld ten gevolge van de elektrificatie van de lijn Brussel - Bergen.

De tunnel van ’s Gravenbrakel (544 m), de eerste van het land.

De bouw van de tunnel van Hoei-Noord, gelegen tussen Statte en Hoei, liep van geen leien dakje. Van bij het begin, in 1847, werden de werken door talrijke grondverzakkingen belemmerd; ze duurden meer dan twee jaar. In die tijd was het station Hoei-Stad een omkeerstation (gesloopt in 1887): het aanleggen van een rechtstreekse verbinding tussen de twee delen van de lijn Namen - Luik werd spoedig noodzakelijk. De werken werden aangevat in 1884 en dienden gepaard te gaan met het slopen van een deel van de tunnel die toen 338 m lang was. Bij die gelegenheid deden er zich nieuwe grondverschuivingen voor, het verkeer werd volledig onderbroken van 9-12-1886 tot 22-1-1887. Er konden talrijke barsten in het gewelf en in de steunmuren waargenomen worden, alsmede belangrijke vervormingen van het metselwerk. In 1904 besloot de Compagnie du Nord de tunnel verder op te bouwen; ten slotte werd hij versterkt, werden de aanpalende taluds geëffend en werd de lijn op die plaats enkelsporig gemaakt. De elektrificatie-werken zijn aan de gang, en de tunnel zal eerstdaags buiten dienst gesteld en vervangen worden door een andere die beter geplaatst is. Dank zij de grotere boogstraal van het tracé, zal de snelheidsbeperking worden afgeschaft en zullen de internationale treinen eindelijk hun normale snelheid kunnen ontwikkelen (zie het artikel van ir. A. Dehaen in Het Spoor van februari 1968).

De tunnel van Hoei-Noord (230 m).

De wisselvalligheden van het reliëf en de verbeelding van de architect drukten natuurlijk hun stempel op de vorm van de tunnels die. zodoende, elk hun eigen typische rachel kregen. Nu eens is het een eenvoudig, wijd gapend gat dat zo maar in de rotswand uit gebouwen is, zonder Middeleeuwse of Gothische versiering ; dan weer is het een majestueuze opening, afgezet met een opeenstapeling van steen die vaak massief en log is, en die het landschap ontsiert. Soms herinnert hij aan een stadspoort, somber en gekanteeld, of draagt hij met gemak een lange rij huizen in de grote agglomeraties.

In de vorige eeuw, toen de verwarring van de spoorwegkoorts haar hoogtepunt had bereikt, beweerde de Franse geleerde François dat de tunnels de verkoudheden en longontstekingen zouden verdubbelen. Een dergelijke vrees wordt thans op een glimlach onthaald. Toch bewaren heel wat machinisten en wachters een in rook gehulde herinnering aan hun lange tochten door de vochtige ingewanden van de tunnels waarin ze zich soms wel eens afvroegen of ze er niet in zouden kunnen verstikken.

Ondanks hun gapende dreiging waarin een muffe lucht hangt, waren de tunnels toch ook een soort toegangspoort niet ouderwetse charme naar mysterieuze diepten vol onvergetelijke sensaties.

Gehouwen in de kalkrotsen van de Maas, vlak achter de oude halte, toont de tunnel van Lustin, net als dit van Moniat te Anseremme, zijn ongelikte muil...
Wie herinnert zich nog het oude station Liège-Palais en zijn tunnel ?
De telegraafpalen voeren zonder moeite hun draden over de tunnel van Chaudfontaine.
Samen met die van Falaën (45 m), is de tunnel van Rochefort een van de kortste van België.

Bron: Het Spoor, juni 1970