Homepagina > Het Spoor > Infrastructuur > Een nieuwe spoorlijn dringt door in Brussel

Een nieuwe spoorlijn dringt door in Brussel

maandag 29 oktober 2012, door rixke

Zoals de grote wereldsteden is Brussel getuige van een snelle ontwikkeling van zijn administratief en commercieel centrum, en zulks ten koste van de woongelegenheid welke naar de periferie verdrongen wordt. Dagelijks rijden hoe langer hoe meer personen op dezelfde uren heen en weer tussen hun woonplaats in de voorstad en hun werkzetel in de stad.

Wanneer die verplaatsingen gebeuren met particuliere auto’s, stellen ze geen enkel probleem in de periferie waar er voor verkeer en parkeren voldoende ruimte blijft.

Heel anders is het gesteld in het stadscentrum, waar de kostbare ruimte allesbehalve broederlijk opgedeeld wordt door wegenis en parkeerplaatsen enerzijds, en gebouwen voor economische en culturele doeleinden anderzijds.

Een auto parkeren vergt een zekere plaatsruimte. Er zijn tien rijstroken nodig om het debiet van één enkelvoudige spoorbaan te onderhouden.

Zelfs in Amerika, waar de weg alles primeert, is men niet erin geslaagd hem alléén te laten instaan voor de verplaatsingen in de grote stadscentra. Het gemeenschappelijk vervoer dat zijn rijtuigen evacueert na het afstappen van de reizigers, het spoor dat bovendien zorgt voor een maximaal debiet in een gering bestek, hoort thuis in de moderne stad.

Het stervormige spoorwegnet dat in de vorige eeuw rondom Brussel werd geweven, geniet steeds meer bijval bij de cliënteel sedert men, door toedoen van de “Noord-Zuidverbinding” aanvankelijk als een “doorgang” opgevat, in het hart van de zakenwijk gezorgd heeft voor een penetratie van alle lijnen met bestemming naar Brussel-Centraal.

De Verbinding met zes sporen is thans elke morgen en avond verzadigd; de cliënteel blijft aangroeien, en het zou buitensporige kosten vergen het aantal sporen te verhogen.

Er moeten dus omleggingsmogelijkheden geschapen worden.

Een plan dat thans bestudeerd wordt, bestaat erin de twee huidige sporen van de ring Brussel-Noord - LeopoldsWijk te gebruiken, en ze te verlengen met een dubbelsporige tunnel naar het Zuidstation. Terzelfder tijd zouden de wijken bediend worden waarheen het zakencentrum zich ontwikkelt (Schuman, Leopoldswijk, Naamse Poort).

Aldus zou men over acht sporen beschikken in plaats van zes om in het hart van Brussel door te dringen. Vier ervan zouden kunnen worden bestemd voor de lokale bediening (twee van de verbinding en twee van de omlegging) en vier voor de “grote lijnen”. Die specialisering, welke ook de seininrichting en het rollend materieel zou omvatten, zou de vervoercapaciteit aanzienlijk verhogen.

De volledige installatie zou het aldus mogelijk maken, vanuit elke richting van de voorstad, treinen te versturen naar alle centrale punten die de cliënteel wenst te bereiken.

Het spoor, dat zorgt voor een maximaal debiet in een gering bestek, hoort thuis in de moderne stad, vooral om zonder hinder het vervoer te onderhouden van de werknemers die samenhokken in de torengebouwen welke hoe langer hoe meer in het luchtruim van onze steden oprijzen.

De tunnel Leopoldswijk - Zuid zou bovendien een schakel zijn van de toekomstige snellijn Rijsel - Brussel - Keulen. Op Europees niveau wordt inderdaad een net van nieuwe lijnen voor zeer grote snelheid bestudeerd, dat een verbinding zou zijn van Parijs en Londen (via de tunnel onder het Kanaal) enerzijds, en de grote verkeersweg Hamburg - Keulen - München, anderzijds.

Het aanleggen van de verbinding Leopoldswijk - Brussel-Zuid zou gecoördineerd worden met het aanleggen van de Metrolijn Naamse Poort - Kapellekerk en met de aanpassingen van het stadswegennet aan beide uiteinden:

  • enerzijds, de uitmonding van de autosnelweg van Namen in de kleine ring;
  • anderzijds, de verlenging, als stadsautoweg, van de laan boven de Noord - Zuidverbinding tussen het Centraalstation en de Kapellekerk, tot aan het Zuidstation en de verbinding hiervan met de Louisalaan.

Een dergelijke coördinatie, samen met de aanwending van moderne technieken, moet het mogelijk maken die grote werken uit te voeren zonder heil verkeer in de betrokken wijken al te veel in de war te sturen.

Een stedebouwkundig probleem dient nog te worden opgelost aan de uitmonding van de nieuwe tunnel, kant Zuidstation. Die uitmonding zal onder de Minimenstraat gelegen zijn. De verbinding met de nabijgelegen halte Kapellekerk zal de vorm hebben van een viaduct die de Hoogstraat en de Blaesstraat overschrijdt. Dit kunstwerk zal dienen opgenomen te worden in een stedebouwkundig geheel dat de historisch belangrijke omgeving van de Kapellekerk vrijwaart en haar wellicht nog beter tot haar recht doet komen dan zulks tot nog toe het geval was. De stedebouwkundigen houden zich hiermee thans bezig.

Aldus wordt in de stilte van de studiebureaus een groot werk voorbereid dat, zoals men terecht mag verwachten, de stad Brussel op doeltreffende wijze zal helpen haar rol van Europese hoofdstad op waardige wijze te vervullen.


Bron: Het Spoor, september 1971

Portfolio