Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > Getuigen van gisteren > Pelgrimstocht in de buurt van Leuven

Pelgrimstocht in de buurt van Leuven

P. Pastiels.

woensdag 3 september 2008, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Van op de Keizersberg heb je een heerlijk gezicht op Leuven, een stad met een rijk historisch verleden die er terecht prat mag op gaan de bakermat te zijn van de hertogen van Brabant. Al warend over de vele schitterende getuigen belandt je blik in het laagste gedeelte van de stad, op de linkeroever van de Dijle. Het is deze plaats welke de Noormannen als basis zouden hebben uitgekozen voor hun lokale strooptochten en waar ze, in 891, daags voor 1 september, door Arnulf van Karinthië werden verslagen. Het is naar aanleiding van die gebeurtenis dat, omstreeks 900, de naam van de huidige stad voor het eerst werd vermeld in de geschiedschrijving, en dat als «Lovon», gevormd door samenvoeging van Lo = bos en von of ven = moeras.

In die zelfde vlakte ontstond, bijna tien eeuwen later, een belangrijk spoorwegknooppunt. De stad Leuven is aldus een van de eerste Belgische steden die het uitzonderlijke voorrecht zal hebben gehad het spoor binnen haar muren te onthalen: ze ligt inderdaad op de grote strategische verkeersweg Brussel - Luik - Pruisische grens. 10 september 1837 is een gewichtige datum in de annalen van de Brabantse stede; het baanvak Mechelen - Leuven wordt onder algemeen gejubel voor het verkeer opengesteld. Het nieuwe verkeersmiddel wordt onthaald op een weergaloze feestvreugde, waarachter wellicht enige bezorgheid schuilgaat. Laten we niet vergeten dat de grote Europese première slechts twee jaar geleden plaats had : op het oude continent heeft het ijzeren paard voor het eerst de lijn Mechelen - Brussel bereden op 5 mei 1835 ! Voortaan behoort eenieder in de sierlijke berlines te reizen terwijl de paarden van de diligences op stal staan te sabbelen aan hun verveling. We hoeven slechts een goeie 140 jaar terug te gaan in de tijd om een van die vroegere konvooien te nemen en de 23 km tussen Mechelen en Leuven af te leggen : De klok heeft opgehouden met kleppen, de hoorn van de wachters heeft het sein gegeven en wij begeven ons opnieuw op weg op de zogenaamde oostlijn. Bij het verlaten van het station Mechelen wijken wij eerst vrij vlug af naar rechts en steken we de Leuvense steenweg over. Het eerste dorp dat we bereiken, is Muizen dat aan de Dijle ligt en waarvan we, links, de klokketoren opmerken. Hever, met zijn 1 488 inwoners, ligt in dezelfde richting. Een weinig verder, steeds langs dezelfde kant, Krijgen we Rijmenam. Nadat we rechts Boortmeerbeek gepasseerd zijn en een naamloos beekje hebben overgestoken, houden we halt in Haacht, het derde station. Weldra rijden we links voorbij het gehucht Wespelaar, met zijn prachtige tuinen. De snelle vaart van de locomotief stelt ons nauwelijks in staat een glimp op te vangen van het dichte gebladerte waarachter de tuinen verscholen liggen.

Wij volgen de vaart Leuven - Mechelen en zien aan onze rechterzijde de spichtige toren van Tildonk, vervolgens, links, de kerk van Rotselaar, dat de verblijfplaats is van de heren van Rotselaar, die vermaardheid verwierven in de geschiedenis van Brabant waar ze als erfelijke seneschalken van het Hertogdom optraden. Naarmate we Leuven naderen, krijgt het grondplan waarop we rijden de vorm van een scherpe driehoek, gevormd door de vaart die rechts van ons loopt en de Dijle die langs onze linkerzijde kronkelt. Dan steken we die rivier over en rijden we op een zeer hoge viaduct over de weg Leuven - Aarschot. Kort daarop zien we, rechts van ons, aan de andere zijde van de vaart, de gemeente Wilsele, en links van daar, Kessel-Lo dat aan de voet ligt van een halfcirkelvormig afgeronde rij heuvels, gevormd door oude duinen (recente werken spreken van getuigeheuvels - n.v.d.r.) waartegen, volgens de legende, in de oertijd de golven van de Noordzee aanklotsten. Nog een paar seconden en we zijn in Leuven, dat, rechts van de weg, boven de donkere huizenmassa, staat te pralen met de torenspitsen van zijn kerken en de sierlijke torentjes van het stadhuis. (Guide ferroviaire touristique de la Belgique - Ph. Hen. 1855.)

Vermits er toen een wisselwerking bestond tussen de industrialisering van onze gewesten en de ontwikkeling van de spoorweg, zien we dat de vlucht van het ene gelijke tred houdt met de uitbreiding van het andere : vrij snel verspreidt de spoorweg dan ook zijn vertakkingen over heel het land. Volgende baanvakken lopen achtereenvolgens te Leuven samen : Tienen - Leuven op 22.9.1837 ; Waver - Leuven op 12.2.1855 ; Herentals - Leuven via Aarschot op 26.2.1863 en, ten slotte, Brussel - Leuven op 17.12.1866.

Daar het spoor de plaatselijke industrie ruimere afzetgebieden bezorgt, kent Leuven een steeds drukker wordend verkeer, zowel wat de goederen als wat de reizigers betreft. Als gevolg van die drukte blijken de eerste spoorweginstallaties weldra ontoereikend.

Hier en daar verschijnen nieuwe rangeerbundels.

De overweg verdwijnt na de omlegging van de Diestse steenweg die voortaan in een brede bocht onder de spoorweg doorloopt. In 1863 bouwt de Compagnie du Grand Central, onder leiding van ingenieur M. Urban, een belangrijk locomotievendepot en een herstellingswerkplaats voor het rollend materieel waar aanvankelijk meer dan 650 arbeiders zullen worden tewerkgesteld.

Uiteindelijk was Leuven het ook aan zichzelf verplicht een stationsgebouw te bezitten dat ten minste de vergelijking kon doorstaan van zijn weergaloze monumenten. Op 7.9.1879 wordt de laatste hand gelegd aan een station, waarvan architect Fouquet de plans tekende. Het verving het eerste gebouw dat van 1837 dateerde. Het gebouw is opgetrokken in steen van Brauvilliers, Savonnière en Zinnik. In ’t midden bevinden zich het voorportaal, de loketten voor reisbiljetten en bagage. Het centrale gedeelte van het gebouw is bezet met een 4 m brede groep, een voorstelling van de Grondwet en de Wetenschap die de emblemen en wapenschilden van het land flankeren. Dit beeldhouwwerk werd gebeiteld door een zekere Fiers, terwijl de kinderen die aan weerszijden van dat beeld een trapje lager staan, het werk zijn van Vinçotte. Vermeldenswaard is ook nog de stationsoverkapping of koepel, met zijn metalen geraamte, die 145 m lang is bij een opening van 45 m.

In de buurt van het station floreert een nieuwe handelswijk die het aanhoudende komen en gaan van de reizigers kanaliseert, terwijl op het stationsplein Silvain Van de Wever, die lid was van het Voorlopig Bewind, het geheel van op zijn voetstuk orchestreert. Zijn monument dat op 1.9.1876 onthuld werd, wordt na de eerste wereldoorlog vervangen door een oorlogsgedenkteken dat op passende wijze de herinnering aan de wrede augustusdagen vereeuwigt. Maar ook de dagen van dat gedenkteken zouden geteld zijn...

Ofschoon dit eerbiedwaardige gebouw de wisselvalligheden der tijden wonderwel heeft getrotseerd, zullen sommige oudere spoorwegfans wellicht toch betreuren dat het enigszins verminkt werd toen zijn majestueuze koepel op het altaar van de vooruitgang werd geslachtofferd. Maar ook zonder deze koepel blijft het een typische getuige van gisteren.


Bron: Het Spoor, april 1976