Homepagina > Het Spoor > Infrastructuur > Spoor > De lijn Charleroi - Mariembourg blijft behouden

De lijn Charleroi - Mariembourg blijft behouden

L. Peche, eerste ingenieur.

maandag 19 november 2012, door rixke

 De stuwdam van de Eau-d’Heure.

Het Ministerie van Openbare Werken heeft beslist een belangrijke stuwdam te bouwen te Silenrieux op de Eau-d’Heure die ontspringt in het zuiden van de provincie Namen en uitmondt in de Samber te Marchienne-au-Pont. Deze hoofdstuwdam zal, zoals de plattegrond aantoont, worden aangevuld met andere bijkomstige stuwen.

De argumenten die voor een dergelijke onderneming pleiten, zijn:

  • De immer stijgende behoefte aan zuiver water voor industriële doeleinden;
  • De bescherming van de laagste waterstand van de Samber, m.a.w. de instandhouding van een minimaal debiet dat onontbeerlijk is om een normale exploitatie van deze waterweg te garanderen. Inderdaad, tijdens bepaalde droogteperioden daalt het debiet van de Samber te Charleroi tot 2 m³ per seconde, wat beslist ontoereikend is;
  • De watervoorziening van het kanaal Charleroi - Brussel;
  • De belofte van België om zoet water te leveren aan Nederland.

Om in die behoeften te voorzien, zou de Eau-d’Heure een minimaal debiet moeten hebben van 5 m³ per seconde, en, om het hoofd te bieden aan de droogteperioden, zou een waterreserve van 54.000.000 m³ onontbeerlijk zijn.

Met zijn verval van 21 m, zal de stuwdam van Silenrieux de mogelijkheid bieden een watermassa van 18.000.000 m³ te bekomen.

Om de noodzakelijke reserve te bereiken, zal er een tweede stuwdam gebouwd worden op een bijrivier van de Eau-d’Heure, de Plate-Taille, tussen Cerfontaine en Silenrieux. Deze nieuwe watermassa zal een bijkomende waterreserve van 36.000.000 m³ leveren. Daar genoemde beek per jaar slechts een debiet heeft van 2.000.000 m³, zal de watervoorziening van het tweede reservoir gebeuren door overpomping uit de Eau-d’Heure.

Om een voldoende waterpeil te handhaven voor het beoefenen van bepaalde watersporten alsmede uit toeristisch oogpunt worden er tevens drie “voorstuwdammen” met vaste overlaat voorzien.

De onder water gezette oppervlakten zullen ongeveer 500 hectare beslaan.

De delen van het Eau-d’Heure-dal die door het water zullen worden overspoeld, zijn op de plattegrond aangeduid. Men zal bemerken dat de lijn 132 van Charleroi naar Mariembourg in deze zone begrepen is, vanaf de stuwdam van Silenrieux tot de inrit van het station Cerfontaine.

Tussen Neuville-Nord en Neuville-Sud verplaatsen krachtige machines meer dan 400.000 m³ grond met het oog op de verbinding tussen de huidige lijn 132 en de lijn Senzeille - Philippeville.

De lijn gewoonweg omleggen door zo goed mogelijk de westelijke oever van het meer te volgen, zou op enorme moeilijkheden stuiten. Om Silenrieux ter hoogte van de stuwdam op een geschikt niveau te bereiken, zou men het spoor moeten verhogen vanaf de uitrit van Walcourt en de huidige weg moeten omleggen. De uitvoering van een dergelijk project zou enorme grondwerken noodzakelijk maken en onvermijdelijk onteigeningen met zich brengen; verder zouden er kunstwerken moeten worden gebouwd op de weg Beaumont - Philippeville en aan de uitlopers van het meer. Het tracé zou geen enkel bewoond centrum bedienen terwijl de afstand ongeveer 1 km langer zou worden. Al die werken samen zouden ruim 500 miljoen kosten.

Er werd een andere oplossing aangenomen: ze biedt het grote voordeel, over 10,4 kilometer, gebruik te maken van bestaande lijnen en van de bedding van een oude, buiten dienst gestelde lijn, waarvan de grond nog immer staatsdomein is, en het aanleggen van nieuwe lijnen te beperken tot twee verbindingsbochten met een gezamenlijke lengte van 3,3 kilometer.

 De nieuwe reisweg.

Bij vertrek uit Walcourt, zal de in dienst zijnde lijn nr 136, Walcourt - Florennes, worden bereden, waarna een verbinding volgt van ongeveer 600 meter, aan te leggen te St.-Lambert, tussen die lijn en de spoorbedding van de buiten dienst gestelde lijn Florennes - Philippeville die dus opnieuw bereden zal worden over 6 km.

Het station Philippeville was, vijftien jaar geleden, ingedommeld, er kwamen immers geen reizigers meer. De restauratiewerken van het gebouw, het aanleggen van nieuwe sporen en perrons schieten flink op.

Vanaf deze plaats zal de in dienst zijnde lijn nr 136 A van Philippeville naar Neuville-Nord gebruikt worden tot aan een tweede verbindingsbocht van 2,7 kilometer lengte, die op de thans in dienst zijnde lijn 132 zal aansluiten te Neuville-Sud (een afgedankte stopplaats).

Naast een belangrijke besparing op het budget van deze werken, biedt dit tracé nog andere voordelen:

  • Heropening van het station Philippeville voor het “reizigersverkeer”. De stad is een belangrijk centrum (arrondissementshoofdplaats) en een knooppunt van autobuslijnen, ze heeft een vredegerecht en verschillende scholen en kan zich bovendien verheugen in een belangrijke handelsbedrijvigheid;
  • De stopplaatsen Yves-Gomezée, St.-Lambert, Jamagne en Neuville-Nord zullen opnieuw in gebruik genomen worden, wat een compensatie betekent voor de afschaffing van de stations Cerfontaine en Silenrieux en van de stopplaatsen Senzeille en Falemprise.
De werken aan de ingraving te St.-Lambert zijn begonnen. Het niveau van de toekomstige spoorbedding is nagenoeg hetzelfde als dat op de voorgrond.

De omlegging is slechts 665 meter langer dan het huidige tracé.

 De werken.

Laten we thans nagaan welke de belangrijkste werken zijn die deze wijziging van het lijntracé met zich brengt, te beginnen met Walcourt:

  • Van laatstgenoemd station tot St.-Lambert, volledige vernieuwing van het spoor, leggen van kabels, aanpassing van de seininrichting te Walcourt, aanpassing van de seininrichting van de overwegen met automatische lichtseinen nr 8 te Yves-Gomezée en nr 10 en 12 te St.-Lambert;
  • Afschaffing van de overwegen nr 5 en 6 te Vogenée door het bouwen van een brug over de Eau-d’Yves;
  • Te Yves-Gomezée, afschaffing van de overwegen nr 4 en 5; het verkeer zal worden omgeleid via de brug die onder de lijn tussen beide overwegen doorloopt. Dit kunstwerk zal volledig herbouwd worden: de nieuwe brug zal 8 meter breed zijn en een doorgangshoogte van 4 meter hebben. De stopplaats zal gevestigd zijn in de nabijheid van de huidige overweg nr 4 en van de hogervermelde brug. Het oude stationsgebouw en het naast genoemde overweg gelegen wegwachtershuisje zullen worden gesloopt;
  • Inrichting van de stopplaats St.-Lambert, daar waar ze thans gelegen is;
  • Aanleg van een verbindingsbocht tussen de in dienst zijnde lijn Walcourt - Florennes en de bedding van de buiten dienst gestelde lijn Florennes - Walcourt. Het gaat hier om belangrijke grondwerken in de heuvel van de Eau-d’Yves, die het wegruimen vergen van 40.000 m³ aarde, waaronder 30.000 m³ rotssteen, en de uitvoering van 10.000 m³ ophogingen, alsmede het bouwen van een brug over de rivier;
  • Daar de Nationale Maatschappij nog steeds beschikt over de bedding van de buiten dienst gestelde lijn die Florennes met Philippeville verbond, zal de nieuwe spoorbaan dit tracé gebruiken vanaf St.-Lambert; na opruiming van het struikgewas, herbouwing van een vervallen brug te Jamagne en restauratie van de tunnel van Philippeville, zullen rails, dwarsliggers en ballast opnieuw het terrein innemen waarvan men dacht dat het voor eeuwig aan de vergetelheid was prijsgegeven. Er zal in Jamagne weer een stopplaats zijn, die nu wel wat dichter bij de agglomeratie zal liggen;
  • Het station Philippeville zal worden heropgeknapt; in het volledig gerestaureerde gebouw zullen de diensten van de Exploitatie, een “al relais”- seinhuis en de woonvertrekken van de nieuwe stationschef worden ondergebracht. De goederenkoer blijft behouden en er zal tevens een tweede kruisspoor met perron voor reizigers worden aangelegd tegenover het stationsgebouw dat aldus zijn vroegere drukte zal terugvinden;
  • De spoorbaan die thans Philippeville bedient vanaf Senzeille, zal worden vernieuwd tot Neuville-Nord (dat voortaan eenvoudigweg “Neuville” genoemd zal worden, daar zijn tegenhanger “Sud” buiten gebruik blijft);
  • De spectaculairste en belangrijkste werken zullen precies tussen die twee haltes van Neuville plaats hebben vermits het er om gaat, door een volledig nieuw spoor, lijn 136 A Philippeville - Senzeille te verbinden met de huidige lijn 132 ten zuiden van de tunnel van Senzeille. Die verbinding bevat drie bochten van 800 nieter straal, is 2,7 km lang en moet een hoogteverschil van 53 meter overwinnen. Het is dit hoogteverschil dat de ligging van de verbinding bepaald heeft, gelet op het maximum van de opgelegde helling (20 millimeter per meter), wat een minimale ontwikkeling van de lijn vereiste. Bovendien kon men, dank zij dit tracé, elke onteigening van woonhuizen vermijden.
In de ingraving van Neuville-le-Chaudron ontdekte men natuurlijke, in de rotssteen uitgegraven galerijen waarvan de formaties gelijkaardig zijn aan die van onze meest bekende grotten. Ze zijn twee tot drie meter breed en dringen diep in de grond. Speleologen zijn er op uitgetrokken om ze te onderzoeken.

De grondwerken zijn hier zeer belangrijk: meer dan 140.000 m³ uitgravingen in zeer harde grond (leisteen en zelfs mogelijke aanwezigheid van het vermaarde roze marmer uit het zuiden van de provincie Namen) en 440.000 m³ ophogingen. Bovendien stonden de volgende bouwwerken op het programma:

  • vijf bruggetjes en duikers voor het plaatselijk of particulier verkeer en voor de beken die het tracé kruisen;
  • een grote brug van 28 meter overspanning met voorgebogen liggers, te Neuville, nabij de verbinding met de lijn 132, om, onder het spoor, doorgang te verlenen aan de gemeenteweg die van Senzeille naar Neuville loopt en aan een weg ontworpen door “Bruggen en Wegen” om Cerfontaine te verbinden met Rijksweg nr 5 ten zuiden van Neuville. Deze weg zal gebruik maken van het tracé van de spoorlijn die buiten dienst zal worden gesteld en zal waarschijnlijk door de spoorweg tunnel van Senzeille lopen.

Laten we hier nog aan toevoegen dat lijn 136 A tussen Senzeille en Neuville-Nord zal worden opgebroken.

De lijn Philippeville - St.-Lambert werd in 1954 buiten dienst gesteld en opgebroken. Op de foto kan men de volledig gerestaureerde ingang zien van de tunnel van Philippeville, die onder een groep huizen van deze plaats doorloopt. Vooraan ligt de uitgraving die een ware poel geworden was waarin waterhoenen en muskusratten huisden. De opgedroogde spoorbedding en de nieuw gelegde sporen wachten op de eerste trein.

Waarschijnlijk zal het Ministerie van Openbare Werken nog een andere weg aanleggen op de buiten dienst gestelde bedding van het huidige tracé van lijn 132, tussen Silenrieux en Walcourt, waar hij langs de installaties van het station, kant locomotiefloods, zal lopen.

Alle uitgaven voor het verleggen van lijn 132 worden door het Ministerie van Openbare Werken gedragen.

Aldus zal deze lijn, de laatste die in de streek tussen Samber en Maas bestemd was voor het vervoer van reizigers en goederen en waarvan het bestaan ernstig bedreigd was na de vervanging van de treinen door autobussen, behouden blijven. Dank zij deze lijn, zal het spoor verder kunnen instaan voor het bedienen van heel de bedrijvige streek rond Mariembourg, waar een industriepark gevestigd is en van waaruit men verder kan rondtoeren naar Couvin en Chimay. Laten wij de toeristische aantrekkelijkheid van de streek met o.m. het dal van de Viroin, zeker niet vergeten.

Behoudens onvoorziene omstandigheden zal de omleiding van de lijn in juni 1970 in dienst gesteld kunnen worden. De werken die in september 1968 begonnen werden en buitengewoon ingewikkeld waren, zullen zelfs geen twee jaar geduurd hebben.


Bron: Het Spoor, december 1969

Portfolio