Homepagina > Het Spoor > Personeel > Belgische spoormannen in Kameroen

Belgische spoormannen in Kameroen

R. Decooman en J. Piton.

maandag 15 april 2013, door rixke

 Even voorstellen

De “Belgian Transport and Urban Infrastructure Consult”, bij afkorting Transurb Consult, is een Belgische samenwerkende maatschappij die tot doel heeft het buitenland de technologie ter beschikking te stellen die België op het stuk van vervoer en van ontwikkeling van stadsgebieden bezit.

Het is de spoorweg die België in het buitenland bekendheid bezorgde: ons land mag er inderdaad prat op gaan de eerste sporen op het Europese continent te hebben gelegd; daarbij komt dan nog dat het Belgen waren die de spoorwegen van Neder-Egypte, China, Buenos-Aires, enz, aanlegden.

Tot Transurb Consult behoren de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, de MIVB met haar adviesbureaus, alsmede twee belangrijke particuliere adviesbureaus met name Tractionel en Electrobel.

Dank zij haar vennoten kan Transurb Consult optreden als “adviserend ingenieur” in spoorwegaangelegenheden, zoals tracés, elektrificatie, exploitatie, opleiding van personeel... en heeft ze heel wat recente prestaties, zowel in Europa als in Afrika, op haar actief. De Maatschappij Transurb Consult heeft niet de minste binding met andere bouw- of fabricatie-ondernemingen.

 Ligging van Kameroen

Kameroen ligt even boven de Evenaar, langs de Golf van Guinea. Het wordt over 800 km begrensd door de Atlantische Oceaan en over 1 300 km door het Tsjaad Meer. Dit Afrikaanse land, waarvan Jaoende de bestuurlijke hoofdstad is, verenigt in zich vrijwel alle kenmerken van het Zwarte Continent: het Afrikaanse woudgebied, de savanne met haat tropische en Voor-Sahelgebieden, de bergen en vlakten, het Engelssprekende, ja zelfs Arabisch sprekende Afrika.

De 7,5 miljoen inwoners zijn ongelijkmatig verdeeld over een grondgebied van 475 442 km², d.i. 15 maal de oppervlakte van ons land.

 Doeala: stad en haven

Doeala, gelegen op 70 km ten oosten van de Kameroenberg (4 070 m), en gebouwd in het centrum van een geïndustrialiseerde zone in de kuststreek, is de economische hoofdstad van Kameroen.

Ofschoon gelegen op de linkeroever van de Woeri-stroom die het door middel van een kanaal van 24 km met de zee verbindt, is Doeala in feite de grote zeehaven van het land, die niet enkel Kameroen doch ook de aangrenzende landen (Tsjaad en het Centraalafrikaanse Rijk) bedient.

De stad Doeala beslaat een oppervlakte van ongeveer 23 km² en telt nagenoeg 600 000 inwoners. Ze is de zetel van de voornaamste commerciële en industriële ondernemingen van het land; de bevolking werkt vooral in de industriële en de tertiaire sector.

De spoorbaan en de spoorweginstallaties vormen een ring die een gedeelte van de stad insluit.

De havenbedrijvigheid van Doeala speelt als het ware de belangrijkste rol in de ontwikkeling van de stad. De haveninstallaties die door een niet al te diep kanaal met de zee verbonden zijn, kunnen thans schepen van gemiddelde tonnemaat ontvangen; de 1 800 m kaaimuren zijn echter ontoereikend geworden voor het verkeer en de overladingsmiddelen zijn onaangepast. De ontworpen uitbreidingen, stroomop- en afwaarts van de bestaande installaties, zullen de haven van Doeala in staat stellen haar capaciteit op te voeren.

 Economische gegevens

De voornaamste hulpbronnen van het land zijn: de bosontginning - 31 % van de grond is met wouden bedekt, cacao - de eerste cultuur van Kameroen die 5e gerangschikt staat op de wereldlijst van cacao-producenten, katoen - dat vooral in ’t noorden van ’t land geteeld wordt, koffie, bananen, aardnoten en oliehoudende zaden.

Het land moet eveneens belangrijke hoeveelheden produkten of materialen van alle aard invoeren ter bevoorrading van zijn bedrijfshuishoudkunde zoals petroleumprodukten, aluinaarde, platen, meststoffen, voertuigen, hefwerktuigen, wisselstukken, bouwmaterialen, smeermiddelen, graan, zout, enz.

De in- en uitvoer via de haven van Doeala-Bonaberi neemt snel toe; in het totaal bedraagt dit havenverkeer jaarlijks ongeveer 2 miljoen ton.

 Het vervoerwezen

Kameroen beschikt in dat opzicht over aanzienlijke mogelijkheden.

Het land bezit een jonge en dynamische luchtvaartmaatschappij, een zeevaartmaatschappij, een regie van spoorwegen en talloze particuliere maatschappijen van wegvervoerders (jammer genoeg zijn er te weinig goede wegen).

 De spoorweginfrastructuur

Kameroen beschikt daarentegen over een belangrijk spoorwegnet van 1 172 km dat weliswaar uit verscheidene oude baanvakken bestaat met erg uiteenlopende kenmerken.

De Regie van de Kameroense Spoorwegen (Regifercam), met hoofdzetel in Doeala, is er tot nog toe niet in geslaagd het rendement te verhogen van een te oude infrastructuur die er niet op berekend is de omloop van het materieel te versnellen, noch de belangrijkheid van de treinen te doen toenemen.

Voor de uitvoering van haar activiteiten (vervoer van ongeveer 1,3 miljoen ton) stelt Regifercam 5 060 personeelsleden tewerk. De twee voornaamste lijnen zijn:

  • de transkameroenlijn Doeala - Jaoende - Ngaoendere, die 935 km lang is;
  • de lijn van het westen van Doeala naar Nkongsamba, lengte: 172 km.

Die lijnen werden per baanvak aangelegd.

  • Doeala - Nkongsamba: aangelegd door de Duitsers, geopend in 1911;
  • Doeala - Esaka: aangelegd door de Duitsers, geopend in 1914;
  • Esaka - Jaoende: aangelegd door de Fransen, geopend in 1926;
  • Jaoende - Ngaoendere: aangelegd van 1964 tot 1974, geopend in 1974.

De infrastructuur van het belangrijkste baanvak Doeala - Jaoende, dat ongeveer 45 % van het net vertegenwoordigt, is meer dan 60 jaar oud. Jammer is wel dat het precies dat voornaamste baanvak is dat zorgt voor de bevoorrading van de haven die de enige uitweg van het land is. Het tracé van de lijn is zeer grillig: behalve met het woud, heeft de lijn over heel haar traject ook met een moeilijk reliëf te kampen; heuvels en belangrijke waterlopen (Dibamba en Sanaga) in de benedenzone, vervolgens een bergachtig massief dat meer dan 700 m hoog is en bezaaid met diepe kloven die talrijke kunstwerken (bruggen en tunnels) noodzakelijk maken.

De huidige lijn, die een spoorbreedte heeft van een meter en over heel haar traject enkelsporig is - behalve een baanvaak van 3,5 km tussen de stations Doeala en New-Bell dat dubbelsporig is - vertoont wegens het reliëf en ook wegens haar ouderdom karakteristieken die slechts weinig geschikt zijn voor een economische, moderne exploitatie. Haar tracé omvat zeer talrijke en zeer scherpe hellingen en bogen.

De hellingen, die gelijk zijn aan of steiler dan 10 ‰, vertegenwoordigen 120,5 km op 308 km, d.i. bijna 40 % van de lengte van de lijn. In beide richtingen van het traject zijn er sterke hellingen: in de richting Doeala - Jaoende zijn er in totaal 23,3 km hellingen van meer dan 15 ‰ (stijging van 4,6 km in de richting Jaoende - Doeala).

De gecompenseerde maximumhelling bedraagt 21 ‰.

De bogen, 732 in getal, meten samen 165 km, d.i. ongeveer 53 % van de lengte van de lijn. Er zijn zeer veel bogen met kleine straal: 194 bogen met een straal die kleiner is dan of gelijk aan 150 m, totaliseren 38,7 km, terwijl 384 bogen met een straal begrepen tussen 150 en 300 m samen over meer dan 87 km lopen. Er is bijna geen enkele parabolische overgangsboog en vaak zijn de rechte strekkingen tussen twee bogen in tegengestelde richting te kort of onbestaande.

De talrijke bruggen (31 metalen van 20 m en meer, met een totale lengte van 2 067 m) hebben in sommige secties een grote overspanning: 320 m op de Dibamba, 284 en 260 m op de Sanaga, 130 m op de Kleine Maloemé. Van de vijf tunnels zijn er vier in harde rotsen uitgehouwen.

Rekening houdend met de bewapening van het spoor en met de weerstand van de kunstwerken, wordt de belasting per as beperkt tot 17 t. De door het kronkelige tracé toegelaten baanvaksnelheden zijn betrekkelijk laag: 40 à 50 km/u. voor de treinen, 45 à 60 km voor de motortreinen. De snelheid bij het overrijden van wissels is beperkt tot 20 km/u. voor toestellen die tegen de punt bereden worden, en tot 35 km/u. voor toestellen die met de punt mee bereden worden. Bovendien zijn er vertragingen voorgeschreven in bogen met een straal van minder dan 150 m, alsmede bij het voorbijrijden van sommige bijzondere punten: bruggen, particuliere spooraansluitingen.

De treinopvolging, waarop de veiligheid van het verkeer berust, wordt telefonisch door de stations geregeld. Om de veiligheid te verhogen heeft de Regie een blokstelsel met elektrisch gekoppelde “stuursleutels” geïnstalleerd, dat heel de lijn bestrijkt. De stations mogen zonder stoppen worden voorbijgereden, maar bij het berijden van de “stuursleutel” moet de snelheid tot 20 km/u. beperkt worden.

Sommige secties zijn 20 km lang wat, rekening houdend met de snelheden die erop zijn toegelaten, aanzienlijke rijtijden tengevolge heeft: Aldus ontstaan knelpunten die de verkeersdichtheid van de lijn beperken.

De seininrichting heeft drie typen van seinen:

  • het vierkant vormsein dat, in gesloten stand, de bestuurder gebiedt te stoppen vóór het sein en, in open stand, het voorbijrijden tegen de maximale snelheid van 20 km/u. toestaat;
  • het schijfvormige gele sein dat op afstand een vierkant vormsein aan kondigt en dat als voorsein dienst doet;
  • het schijfvormig witte sein dat de bestuurder toestaat zijn normale snelheid te hervatten en dat de rol van een sein voor snelheidsherneming vervult.

Die zeer vereenvoudigde seininrichting wordt nog aangevuld met borden die de snelheidslimiet opgeven en met seinen voor dekking van werkterreinen.

Alle seinen zijn mechanisch en niet verlicht gedurende de nacht. Enkel het vierkant vormsein heeft twee standen (open of gesloten), maar het is niet gekoppeld, noch met het schijfvormige sein, noch met de uiterste wissels van het station, die alleen maar met een hangslot vergrendeld zijn.

Voor de eigenlijke exploitatie, ten slotte, zijn er op de lijn Doeala - Jaoende 32 stations die voor ’t ogenblik beschikken over twee inhaalsporen met ten minste 600 m nuttige lengte. De sporen zijn nagenoeg waterpas zodat er zonder moeilijkheden lange treinen op geplaatst kunnen worden.

Het park van het rollend materieel telt 120 reizigersrijtuigen en 1 923 wagens.

Het krachtvoertuigenpark bestaat uit 48 trein-diesellocomotieven, 32 diesellocotractoren en 11 motortreinstellen. Heel het materieel is uitgerust met centrale koppeling maar heeft geen buffers.

Regifercam wordt geconfronteerd met een gewichtig probleem. De spoorweg is een van de twee vervoermiddelen die het “praktische monopolie” bezitten over het goederenvervoer waarvan het volume dient te groeien. Voorzien wordt dat het jaarlijks goederenvervoer, tegen 1985, 2,1 miljoen ton zal bedragen, een cijfer dat tegen 1999 tot 2,8 miljoen ton zal oplopen. Voor het jaarlijks reizigersvervoer worden respectievelijk 1,35 miljoen en 1,8 miljoen in het vooruitzicht gesteld. Maar de ouderdom van het voornaamste baanvak, het gebrekkige materieel en het tekort aan locomotieven zijn oorzaak van talloze incidenten en vertragingen, die de vervoermogelijkheden beperken en het net verzadigen.

Daarbij komt nog het gebrek aan beschikbare gelden, dat nog zwaarder drukt op een toestand waarbij de spoorweg zich zonder doeltreffende actiemiddelen bevindt.

Regifercam spant zich in om het moeilijke toestand te verhelpen. Ze stelt op geregelde tijdstippen een moderniseringsplan op dat opgenomen wordt in het 5e vijfjarenplan voor ontwikkeling dat door de regering wordt opgemaakt.

 Voorwerp van het onderzoek

Voor het merendeel van de werken maakt Regifercam ontwerpprogramma’s op. Daartoe consulteert ze adviesbureaus die ze dan niet alleen belast met de uitvoering van de voorontwerpen maar ook met de raming van de rendabiliteit van de ontworpen installaties.

De rendabiliteitsgraad is een van de elementen die de Regie nodig heeft om bij de banken geld te kunnen aanvragen voor de uitvoering van de ontworpen installaties.

Voor het eigenlijke onderzoek van de aanpassingswerken en voor de uitvoering ervan worden eveneens buitenlandse organisaties geraadpleegd.

De raadgevers van Transurb Consult werden vooral belast met het onderzoek van de spoorweginstallaties van Doeala, de enige schakel van de vervoerketen die nog niet werd bestudeerd. Inderdaad, de modernisering van Doeala - Jaoende en de uitbreiding van de haven zijn in uitvoering, waardoor de vervoerketen op de vereiste capaciteit wordt gebracht. Tot de spoorwegzone van Doeala behoren thans de stations Doeala-hoofdstation, New-Bell, Bassa-Werkplaats, Bonaberi, alsmede de haven van Doeala, waarvan de infrastructuur en de gebouwen zich in dezelfde staat bevinden als die van het baanvak van de Transkameroense spoorweg tussen Jaoende en Doeala.

Het kwam erop aan het plan op te maken van één groot station voor de zone die de activiteiten van het reizigers- en goederenverkeer groepeert, terwijl de installaties van de stations Doeala - hoofdstation, New-Bell en Bassa-Werkplaats worden afgeschaft. Het spoorwegonderzoek heeft het voorwerp uitgemaakt van een kosten- en batenanalyse waaruit bleek dat die oplossing uit financieel oogpunt de voordeligste was voor de economie van het land en van Regifercam in ’t bijzonder.

De spoormannen kregen de opdracht het plan van het nieuwe station van Doeala op te maken, met inachtneming evenwel van de plannen voor de spoorweguitbreiding van de haven. Na een uitgebreid bezoek aan de zone van Doeala zijn de spoorweg-experten begonnen aan het ontwerp van het toekomstige station van Doeala dat in Bessengué, ietwat ten noorden van de stad, zal verrijzen.

Op grond van de soms uiteenlopende inlichtingen die ze bij de plaatselijke overheid of elders ontvingen, hebben de raadgevers zich van bij het begin van hun opdracht beijverd om alle mogelijke gegevens betreffende het vervoer per spoor van reizigers en goederen te verzamelen, te analyseren en te interpreteren.

We willen hier terloops graag hulde brengen aan het Afrikaanse personeel voor de vriendelijkheid en de toewijding waarmee het de raadgevers steeds heeft bijgestaan.

Het station Doeala-Bessengué zal een reizigers- en goederenstation zijn, met een hoofdgebouw voor de reizigers en voor al de administratieve diensten. Het gaat hier om een indrukwekkend en modern bouwwerk. Benevens de perronsporen, bestemd voor de reizigerstreinen, zal het station Doeala-Bessengué tevens een rangeer- en vormingsstation voor de goederentreinen worden.

Dank zij een aantal sporenbundels, waarvan sommige 900 m lang zijn, zal het mogelijk zijn het havenverkeer dat in volle expansie is, te verwerken. Er werd eveneens rekening gehouden met het plaatselijk verkeer, waarvoor er sporen en laad- of losperrons alsmede opslagplaatsen zullen worden ingericht.

Men denkt er zelfs aan in het toekomstige station een containerterminal te installeren. Anderzijds krijgt het op gebied van seininrichting, televerbindingen en geluidsinstallatie, moderne uitrustingen die het voorwerp hebben uigemaakt van een gedetailleerd onderzoek.

Overigens konden, na het onderzoek van de in Kameroen toegepaste werkmethoden, de voornaamste criteria worden opgesteld waaraan de nieuwe installaties dienen te voldoen.

In dat verband dient er, bijvoorbeeld, op gewezen te worden dat het verboden is wagens uit te rangeren door afstoten of door gebruikmaking van de helling, dat de etiketering van de wagens praktisch onbestaande is, dat men, bij gebrek aan een schijfvormig stopsein of een rode plaat aan het uiteinde van de trein, soms ook een tak van een kokospalm of van een palmboom aan het laatste voertuig aantreft, dat de beroepsopleiding nogal wat verschilt van wat de Europeanen zich daarvan voor stellen, maar dat ze helemaal beantwoordt aan de Afrikaanse mentaliteit. Aan de hand van al die inlichtingen hebben de spoorwegexperten de in jaarlijkse tonnemaat uitgedrukte vervoersaanvraag onderzocht, waarna zij ze dan hebben omgezet in verkeerseenheden-wagens en uiteindelijk in dagelijks aantal treinen met een wel bepaalde samenstelling overeenkomstig het locomotieftype en het profiel van de te doorlopen lijnen.

Vervolgens is men ertoe gekomen het aantal te bepalen van de verschillende sporen en installaties die noodzakelijk zullen zijn voor het verkeer waarmee op de diverse referentiedata tussen 1985 tot 2000 rekening zal dienen te worden gehouden. Dat nieuwe spoorwegensemble van Doeala-Bessengué maakt het voorwerp uit van een richtplan en van een lijvig omstandig verslag, opgesteld door de raadgevers die het onderzoek leidden. Het bevat o.m. de gedetailleerde verantwoording van elke installatie en komt aldus tegemoet aan de wens van de Wereldbank die eerst de gegrondheid van de nieuwe installaties te Doeala dient te onderzoeken alvorens over te gaan tot de financiering van dit plan dat voor de Kameroense Spoorwegen zo belangrijk is.

 Vooruitzichten

Als kustland kon Kameroen niet onverschillig blijven voor de vervoerproblemen, omdat het hier niet alleen het belang van het land zelf gold doch ook dat van de door een vreemd grondgebied ingesloten landen zoals zijn buren Tsjaad en het Centraalafrikaanse Rijk.

De regeringsinstanties hebben aanzienlijke kapitalen gespendeerd aan de uitbreidingswerken van de haven van Doeala die haar verzadigingspunt had bereikt. Die werken zijn aan de gang; vanzelfsprekend bleef er nog het onderzoek naar de verbetering en de modernisering van de andere schakel van de vervoerketen: de spoorweg.

Dit is het dan ook wat de spoorwegexperten van de NMBS te Doeala hebben gedaan. De inspanning die de Regering van Kameroen zich op het gebied van de spoorweguitrusting getroost, vertolkt haar vaste wil om het land te voorzien van een modern vervoerapparaat dat in staat is het vervoer, in het algemeen, en Regifercam, in het bijzonder, op nieuwe banen te leiden, en zulks tot meerder voordeel van de gemeenschap.


Bron: Het Spoor, december 1977