Homepagina > Het Spoor > Recensie > De verdwenen extra-trein

De verdwenen extra-trein

Een verhaal van Sir Arthur Conan Doyle.

maandag 5 augustus 2013, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Het geval begon een zeer onthutsend uitzicht te krijgen, alhoewel in een zekere zin het laatste telegram een opluchting was voor de autoriteiten te Liverpool. Immers, indien een ongeval met de extra-trein gebeurd was, had de lokaaltrein toch onmogelijk op dezelfde spoorlijn kunnen voorbijrijden zonder iets bemerkt te hebben. Maar wat kon er dan anders gebeurd zijn? Waar kon die trein zijn? Was hij misschien ergens op een zijspoor gebracht om de lokaal-trein te laten voorbijrijden? Die mogelijkheid was niet uitgesloten indien een lichte reparatie had moeten uitgevoerd worden. Een telegram werd gestuurd naar alle stations tussen St. Helens en Manchester. In uiterste spanning wachtten de chef en de onderchef op de antwoorden die hen zouden zekerheid verschaffen over wat er met de vermiste trein gebeurd was. De antwoorden kwamen binnen in de volgorde van de stations gelegen na St. Helens:

Extra-trein hier voorbijgereden om vijf uur — Collins Green.

Extra-trein hier voorbijgereden om zes over vijf — Earles-town.

Extra-trein hier voorbijgereden om tien over vijf — Newton.

Extra-trein hier voorbijgereden om twintig over vijf — Kenyon Junction.

Geen extra-trein hier voorbijgereden — Barton Moss.

De twee ambtenaren staarden elkaar verbluft aan.

“Dit is iets unieks in mijn dertigjarige loopbaan, zegde Mr Bland.

— Dat heb ik nog nooit gehoord! Hoe is dat nu mogelijk, Mijnheer? Er is iets gebeurd met de trein tussen Kenyon Junction en Barton Moss.

— En nochtans, in zoverre ik mij herinner, is er nergens een vertakking tussen die twee stations. De extra-trein moet ontspoord zijn!

— Maar hoe kon de lokaaltrein dan voorbijrijden zonder iets te bemerken?

— Er is geen andere mogelijkheid, Mr Hood. Het moet zo zijn. Misschien heeft de lokaaltrein toch iets opgemerkt dat wat licht op dit voorval kan werpen. Wij zullen om meer inlichtingen naar Manchester telegraferen en tevens aan Kenyon Junction opdracht geven onmiddellijk de spoorlijn tot aan Barton Moss te onderzoeken.”

Het antwoord van Manchester kwam na enkele minuten toe:

Nog steeds geen nieuws van vermiste trein. Machinist en hoofdwachter van lokaaltrein stellig zeker geen ongeval tussen Kenyon Junction en Barton Moss. Spoorlijn was volkomen vrij, en niets ongewoons opgemerkt — Manchester.

“Wij zullen die machinist en die hoofdwachter moeten ontslaan, zegde Mr Bland grimmig. Er is een ongeval gebeurd en zij hebben niets gezien. De extra-trein is klaarblijkelijk ontspoord zonder de lijn te beschadigen of te versperren — hoe dat gebeurd is, gaat mijn verstand te boven — maar het moet zo voorgevallen zijn, en wij zullen binnenkort van Kenyon of Barton Moss nieuws krijgen dat zij hem ergens onderaan een spoordijk gevonden hebben.”

Maar de voorspelling van Mr Bland werd niet bewaarheid. Een halfuur ging voorbij, en toen kwam van de stationschef van Kenyon Junction het volgende bericht toe:

Geen teken van de vermiste extra-trein. Het is volstrekt zeker dat hij hier voorbijgereden is en dat hij niet te Barton Moss is aangekomen. Wij hebben de locomotief van een goederentrein losgehaakt en ikzelf ben de lijn afgereden, maar alles is in orde en er is geen enkele aanduiding van een ongeval.

Mr Bland rukte zich de haren uit van verbouwereerdheid.

“Dat is klinkklare onzin, Hood! schreeuwde hij. Kan in Engelend op klaarlichte dag een trein in rook opgaan? Het is al te dwaas! Een locomotief, een tender, twee rijtuigen, een pakwagen, vijf mensen — alles verdwenen op een rechte spoorweglijn! Indien wij binnen een uur geen positieve gegevens ontvangen, zal ikzelf met inspecteur Collins gaan zien.”

En toen kwam er eindelijk wat positief nieuws toe in de vorm van een ander telegram uit Kenyon Junction:

Het spijt ons te moeten melden dat het lijk van John Slater, machinist van de extra-trein, zo juist gevonden werd te midden van de bremstruiken op vier kilometer van het station. Is van zijn locomotief gevallen, van de spoordijk neergestort en tussen de struiken gerold. Kwetsuren dan hoofd tengevolge van val schijnen doodsoorzaak te zijn. Het terrein is nu zorgvuldig onderzocht geworden, doch geen spoor van vermiste trein.

Zoals reeds gezegd, maakte het land een ernstige politieke crisis door en de aandacht van het publiek was bovendien afgeleid door de belangrijke en sensationele onthullingen te Parijs, waar een reusachtig schandaal de regering dreigde ten val te brengen en de reputatie van vele vooraanstaande Fransen in het gedrang bracht. De dagbladen stonden vol over die gebeurtenissen en de raadselachtige verdwijning van de extra-trein trok minder de aandacht dan dat het geval zou geweest zijn in vrediger tijden. De fantastische aard van het voorval deed afbreuk aan zijn belangrijkheid, want de dagbladen waren weinig geneigd om de feiten te geloven zoals ze hun werden medegedeeld. Meerdere Londense bladen beschouwden de zaak als een geniale grap, tot het gerechtelijk onderzoek over de ongelukkige machinist (onderzoek dat niets belangrijks aan het licht bracht) hen overtuigde van de tragische aard van het gebeurde.

Mr Bland, vergezeld van inspecteur Collins, het hoofd der detectives in dienst van de maatschappij, stapte nog diezelfde avond te Kenyon Junction af. Hun opzoekingen duurden de ganse daaropvolgende dag door, doch leverden louter negatieve resultaten op. Er werd niet alleen geen spoor van de vermiste trein ontdekt, maar er kon ook geen enkele veronderstelling vooropgezet worden, die de gebeurtenissen zou kunnen verklaard hebben. Het officieel verslag van inspecteur Collins (dat vóór mij ligt terwijl ik schrijf) toonde niettemin aan dat de mogelijkheden talrijker waren dan oorspronkelijk gedacht werd.

Tussen Kenyon en Barton Moss, zo schreef hij, is het land bezaaid met ijzergieterijen en kolenmijnen, waarvan sommige in werking en andere verlaten zijn. Er zijn er niet minder dan twaalf die lijnen met smalspoor bezitten om kipwagens tot aan de hoofdlijn te rijden. Deze kunnen natuurlijk worden genegeerd. Er zijn er echter zeven andere die over normale met de hoofdlijn verbonden spoorlijnen beschikken of hebben beschikt om hun produktie rechtstreeks van de mijn naar de grote verdelingscentrums te vervoeren. Al deze lijnen zijn maar enkele kilometers lang. Van die zeven zijn er vier die behoren tot kolenmijnen die uitgeput zijn of althans tot mijnschachten die niet meer gebruikt worden. Dit zijn de Redgauntlet, Hero, Slough of Despond en Heartsease mijnen; laatstgenoemde was tien jaar geleden één van de belangrijkste mijnen in Lancashire. Deze vier zijlijnen kunnen in ons onderzoek weggelaten worden, aangezien, om mogelijke ongevallen te voorkomen, de spoorstaven, die het dichtst bij de hoofdlijn lagen, weggenomen werden en er dus geen verbinding meer bestaat. Er blijven dan nog drie andere zijlijnen over die leiden naar:

  1. De Carnstoek ijzergieterij;
  2. De Big Ben kolenmijn;
  3. De Perseverance kolenmijn.

De zijlijn die naar de Big Ben mijn leidt is vierhonderd meter lang en eindigt tegen een muur van steenkolen die vóór de mijn liggen opgestapeld en op vervoer wachten. Niets werd daar gezien of gehoord over een extra-trein. De zijlijn die naar de Carnstoek ijzergieterij loopt was op 3 juni de ganse dag geblokkeerd door zestien met erts beladen wagens. Het is een lijn met enkel spoor en niets had kunnen passeren. Wat de zijlijn betreft die naar de Perseverance mijn leidt, het is een grote lijn met dubbel spoor waarop een druk verkeer heerst, want het is een mijn met een zeer belangrijke produktie. Op 3 juni was het er even druk als gewoonlijk; honderden mannen, waarbij een ploeg spoorleggers, waren aan het werk langs de 4 kilometer lange lijn en het is niet aan te nemen dat een niet aangekondigde trein langs daar zou kunnen gereden zijn zonder de algemene aandacht te trekken. Er valt trouwens op te merken dat deze zijlijn dichter bij St. Helens is dan de plaats waar de machinist werd gevonden, zodat wij reden genoeg hebben om aan te nemen dat de trein die vertakking voorbij was toen hem een ongeluk overkwam.


(Vertaling van W. Burke.)

Bron: Het Spoor, februari 1958

Bron: Het Spoor, maart 1958