Homepagina > Het Spoor > Gedicht - Lectuur - Schilderij > Ode aan de spoorweg (II)

Ode aan de spoorweg (II)

(Vrij bewerkt naar “Chants et Chantres du Rail”, een werk van Roger Gillard.)

maandag 2 juni 2014, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Hoofdstuk III

Het werd avond, en het werd morgen;
dit was de eerste dag.
 
Genesis, I, 5.

De geboorteakte van de spoorwegen dateert heel juist van 1804, het jaar — beroemd om vele andere dingen — waarin Trevithick en Vivian, in Engeland op de gedachte kwamen de stoomdiligence van de Amerikaan Evans, van wie zij de octrooien hadden afgekocht, op sporen te plaatsen.

Maar laten wij Trevithick liever zelf zijn exploot vertellen. “Gisteren, schreef hij aan een vriend, hebben wij onze reis met de locomotief volbracht...: gedurende heel het traject sleepten wij tien ton ijzer en vijf wagens geladen met zeventig man. In 4 h 5’ legden wij ongeveer negen mijlen af, maar wij hebben enkele bomen moeten vellen en verschillende grote rotsblokken van de weg moeten verwijderen. De locomotief bereikte een snelheid van ongeveer vijf mijlen per uur; vanaf het ogenblik van ons vertrek tot aan het einde van onze reis hebben wij het water niet moeten aanvullen...”

Dit is, in al zijn eenvoud — maar zijn de woorden, in dit geval, werkelijk van zo groot belang? — de eerste ode aan de glorie van het spoor. De gebeurtenis speelde zich af op 21 februari 1804. Drie dagen later bracht het dagblad “Cambrian” hierover een lovend relaas. “Het is best mogelijk, besloot de schrijver van het artikel, dat het aantal paarden sterk zal verminderen in het koninkrijk en dat het tuig waarover de eigenaars beschikken zal kunnen benut worden in duizend omstandigheden waaraan men voor een machine nog niet heeft gedacht.”

Maar indien Trevithick de baanbreker is geweest, dan is het alleszins een feit dat Stephenson de geniale bezieler was, de onvermoeibare verbeteraar. Op 25 juli 1814 begint de beroemde Engelse mecanicien met de proefritten van zijn eerste locomotief, de “Locomotion”. Elf jaar later wijdt hij de lijn Stockton - Darlington in, en, in 1826, bouwt hij de eerste spoorwegtunnel tussen Liverpool en Manchester. In 1829, brengt hij de eerste werkelijk praktische locomotief in omloop [5]. Men treft hem aan, in 1835, in de Belgische hoofdstad, bij de opening van de lijn Brussel - Mechelen en, enkele tijd daarna, bij de inwijding van het baanvak Brussel - Gent.

Dit is, in het kort, het werk van George Stephenson, de man die men voortaan de “vader van de locomotieven” zal noemen. Onder alle opzichten was hij een bewonderenswaardige figuur. “Zijn nagedachtenis, schreef Robert Thurston, zal eeuwig geëerbiedigd worden. Nog lange tijd zullen honderden jongelui die het verhaal van zijn zo eenvoudig, maar toch zo belangwekkend bestaan lezen, zich, door zijn nobel voorbeeld aangemoedigd, en gesteund voelen in hun loopbaan die naar een glorievolle vermaardheid voert.”

Maar, zoals wij reeds zegden, was het spoor niet het werk van een enkel man, van een enkel brein. Talrijk waren, inderdaad, diegenen die de opmars van de locomotief door een kostbare bijdrage bevorderden. Robinson [6], Cugnot — en zijn blokwagen — Blacket, Blenkinsop, Hedley, Brunton, Griffith, Gurney, Hancock, Davenport, Davidson en al de anderen — de onbekenden, de vergetenen — allen hebben zij recht op onze eerbied, op onze bewondering. Allen samen hebben zij de locomotief gemaakt, hebben zij de spoorwegen opgebouwd. Allen hebben zij deze grootse tijden voorbereid die wij thans beleven.

Van Stephenson af, zullen de spoorwegen zich met een merkwaardige snelheid ontwikkelen. Eén na één verzwinden de tegenkantingen; de onverschilligheid maakt plaats voor nieuwsgierigheid, belangstelling; iedereen wordt plotseling enthousiast. Frankrijk dat, op 1 oktober 1828, de steenkolenlijn Saint-Etienne - Andrézieux ingewijd had, opent, in 1837, zijn eerste lijn voor reizigersverkeer tussen Parijs en Saint-Germain. Gedenkwaardige dagen die de koortsachtige uren weer oproepen welke de Brusselaars, twee jaar te voren aan de Groendreef beleefden... “Alles was klaar in de maand augustus 1837, vertelt Mevr. de Girardin. Op de Europaplaats werd een station opgericht. De Koningin en de hertogen van Orléans en van Aumale hadden een afspraak in een salon dat versierd was door de beeldhouwer Feuchère. Men vertrok om twee uur en het traject werd in vijfentwintig minuten afgelegd. De meeste reizigers verplaatsten zich voor de eerste maal per spoor en de bevolking, die in massa’s langs de reisweg samentroepte, had nooit wagens gezien die door middel van stoom voortgetrokken werden. Te Pecq stond de gewapende nationale wacht van Saint-Germain opgesteld; de artillerie begroette de aankomst van de trein. Het enthousiaste geroep van een dichte menigte mengde zich met het gedreun van de kanonnen. Het was een nooit gekend schouwspel, een beloftevolle toekomst, het begin van een nieuw tijdperk...”

De andere Europese landen wilden, nochtans, niet ten achter blijven. Op 7 december 1835 was de eerste Duitse spoorweg gestart tussen Fürth en Nuremberg. In 1836, toen een Engelse stationschef het kartonnen biljet uitvond, openden de Russen de lijn Pavlosk - Sint-Petersburg. De 20ste september 1839 wijdden de Hollanders de lijn Haarlem - Amsterdam in en, de 4de oktober van datzelfde jaar, reed de eerste Italiaanse trein tussen Napels en Portici, Spanje deed op 28 oktober 1848 zijn intrede in het tijdperk van het spoor, en Portugal op 28 oktober 1856. Zwitserland, afgezien van het internationaal baanvak Saint-Louis - Bazel dat in 1844 voor het verkeer opengesteld werd, vierde zijn eerste spoorweg op 7 augustus 1847.

Op deze dag werd, inderdaad, de lijn Zurich - Baden ingewijd. Ook hier was men getuige van diezelfde stijgende koortsachtigheid, diezelfde volkse geestdrift. “Ofschoon er die dag geen enkel straaltje zon aan de hemel verscheen, schreef de “National Zeitung” bij deze gelegenheid, mag men verklaren dat alles hel schitterde, want men beleefde er een plechtigheid die zovele naties vóór ons gevierd hadden in het volle bewustzijn één van de grootste veroveringen van het menselijk vernuft tot stand te hebben gebracht.”

Een halve eeuw was er dus verlopen sedert de officiële geboorte van het spoor; niet meer dan twjintig jaar gingen er voorbij sedert een kleine goederentrein, die zijn rook uitspuwde over de wilde bergen van Durham, de eerste openbare lijn van de “ijzeren weg” plechtig had geopend. En reeds hebben de locomotieven bijna geheel Europa ingepalmd. Na de “Catch me who can” (Vange me wie kan) van Trevhhick, na de Locomotion, na de Rocket, zien wij in Engeland de Typhoon, de Pandora, de Richard Moon... “al dichterlijke namen, zegt Hamilton Ellis ons, die luiden als ongekunstelde verzen”. In Duitsland ontmoeten wij Gerda en Mathilda; in Italië, Cavour en Carlotta Corday; in Frankrijk, de Continent; in Zweden, Vanadis; in Holland, Jan Steen. Na Stephensons locomotieven — de Pijl, de Olifant, de Stephenson, de Snelle, de Bliksem, de Hercules — gebruikt te hebben, pakt België met zijn eigen locomotieven uit. Het is de tijd van de Antwerpenaar, de Belg, de Schelde, de Beiaard, de Trotse.

De Belg

Maar wat al gebeurtenissen, wal al tragedies beleefde Europa gedurende die vijftig jaren! Welke bloei en daarna welk verval! Welk een stilte heerste er niet na zoveel glorie! Welk een schaduw volgde er niet op zoveel licht!

Austerlitz! Jena! Eylan! Friedland! Wagram!... De Ilias wordt opnieuw werkelijkheid. Een buitengewoon krijgshaftig man vertrappelde de wereld, Oh! nooit, riep de Dichter uit:

Nooit werd een naam die op ieders lippen lag
Zover gedragen op de vleugels van de bliksem...

Maar de Reus had lemen voeten; hij struikelde... En, toen kwam Sint-Helena. Daarop volgde 1830, met zijn koortsige juli in Parijs, en zijn glorievolle augustus en september te Brussel. Ondanks de stormen en de beroeringen, zet het spoor ondertussen zijn triomfantelijke opmars verder. De eerste internationale verbindingen worden ontworpen. Na de inwijding van de lijn Straatsburg - Bazel, zal men, van 1846 af, per spoor van Brussel naar Parijs reizen. Genève zal met Lyon verbonden worden in 1853, Brussel met Luxemburg in 1859, Luxemburg met Trier in 1861. In 1864, wordt de Spaanse grens overgestoken tussen Hendaye en Irun en in 1878 tussen Cerbère en Port-Bou. De tunnel van de Cénisberg (12.849 meter) zal op 17 september 1871 geopend worden; de Sint-Gotthardtunnel (14.990 meter) op 1 juni 1882; de Arlbergtunnel (10.270 meter) op 19 november 1883. Datzelfde jaar wordt de Orient-Expres ingehuldigd. Met vertrek uit Parijs reed deze trein, destijds, over Straatsburg, Stuttgart, Munchen, Salzburg, Wenen, Budapest, Boekarest tot Giurgiu, een kleine Roemeense haven op de Donau.

Maar de titan hongerde naar andere einders, naar andere dromen. Hij wou nog verder gaan, immer verder, naar andere dageraden, andere oevers... In 1884 vertrekt de Calais - Nice - Rome Expres. De Zuid-Expres volgt hem en wordt op zijn beurt achterna gezet door de Oostende - Wenen - Oriënt Expres. In 1889 zal men, in minder dan honderd uur, van Parijs naar Konstantinopel reizen zonder van rijtuig te moeten veranderen.

Zeven jaar later worden Calais en Oostende met Moskou en Sint-Petersburg verbonden door de Nord-Expres.

Alsdan kan Valery Larbaud ons toevertrouwen:

Voor de eerste maal voelde ik de heerlijkheid van het leven
in een afdeling van de Nord-Expres.

En Baudelaire zal kunnen schrijven:

Neem mij mee, wagen! Til mij op, fregat!
Ver! ver! Hier is de modder met onze tranen geplengd!
Is het waar dat het bedroefde hart van Agatha
Soms zegt: Ver van de wroegingen, de misdaden, de smarten,
Neem mij mee, wagen, til mij op, fregat?

(Wordt voortgezet.)


Bron: Het Spoor, september 1961


[5De “Rocket” — raket in het Nederlands — bevatte buiten andere verbeteringen een pijpketel en een schoorsteenpijp om de ontsnapping van de stoom aan te wakkeren. De pijpketel is een uitvinding van de Fransman Marc Seguin (1786-1875).

[6Hij was de allereerste die, in 1759, op de gedachte kwam de stoom toe te passen op de tractie.