Homepagina > Het Spoor > Maatschappij > De eerste werkabonnementen en hun sociale gevolgen

De eerste werkabonnementen en hun sociale gevolgen

maandag 18 augustus 2014, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

 De tramconducteur kreeg er geen!

Wist gij dat de werkabonnementen op de lijnen van de Belgische Staatsspoorwegen reeds meer dan 90 jaar bestaan?

Het was inderdaad op 15 september 1869 dat het Belgisch Staatsblad dit nieuwe voordeel publiceerde, waarvan de gevolgen een voorname bladzijde zouden vullen in de sociale geschiedenis van ons land.

“Tegen de bij het barema bepaalde prijzen, vermeldt het besluit, worden aan de werklieden en leerjongens die, onder het gezag van een patroon, hoofdzakelijk handenarbeid verrichten en een dag- of stukloon genieten, weekabonnementskaarten afgeleverd voor het traject tussen het station van hun verblijfplaats en het station dat de plaats waar zij werken bedient. Deze kaarten worden niet afgeleverd aan de werklieden wier arbeid een artistiek karakter heeft; de leerjongens van alle categorieën kunnen ze bekomen”. Dienvolgens — en dit verwondert ons vandaag — werd het nieuwe voordeel ontzegd aan de verhuizers, de beenhouwersknechten, de bakkersgasten en de conducteurs of ontvangers der trams die toen als bedienden beschouwd werden [1].

 Waar hef bedrog soms schuilt...

Tot staving van zijn aanvraag diende de werkman twee getuigschriften voor te leggen, het ene ondertekend door de burgemeester of de politiecommissaris van zijn woonplaats, het andere door zijn patroon.

Nadat door een van zijn bedienden een onderzoek werd ingesteld (in de grote stations was het de politieofficier), besliste de stationschef, op eigen verantwoordelijkheid, over de al dan niet aflevering. En of dit nodig was! In het begin kwam het bedrog veelvuldig voor en dan nog op de meest onverwachte wijzen. Zelfs de patroons lieten zich attesten ter hand stellen waarin bevestigd werd dat zij tewerkgesteld waren bij confraters!

 Een aanleiding tot bittere woorden.

Tot 1879 waren de abonnementen slechts geldig voor de treinen die op de kaarten zelf vermeld stonden. Van 2 november 1890 af, verschaften zij toegang tot “al de gewone treinen waar de aanwezigheid van de geabonneerde werklieden niet van aard was om het regelmatig verloop van de dienst te schaden”.

De houder mocht alleen zijn kleren, zijn mondvoorraad en zijn gereedschap kosteloos vervoeren. Ook viel het niet zelden voor dat een geabonneerde, in het bezit van een collo of een pakje, door een zaalwachter werd tegengehouden. Het schouwspel dat door deze reglementsvoorschriften ontketend werd, was niet altijd even grappig. Toch waren sommige discussies echt kostelijk en de woordentwisten in gewesttaai hebben menige wachtkamer doen trillen...

 Gesproken en andere beweegredenen...

Waarom werden deze abonnementen ingevoerd?

In de academische stijl eigen aan zijn collega’s kamerleden, had M. Kervyn de Lettenhove zich, op 21 april 1869, in de Kamer van Volksvertegenwoordigers als volgt uitgelaten:

“Op het ogenblik dat wij, met een zekere ongeruste bekommerdheid in beslag genomen zijn door de werkende klassen, op het ogenblik dat de stakingen ons terecht diep bedroeven, moet erkend worden dat een der meest doeltreffende middelen om het lot der arbeidende klassen te verbeteren er in bestaat deze laatsten zoveel mogelijk weg te houden van het verblijf in de grote steden waar zij in smalle woonvertrekken op elkaar gedrongen worden, en demoraliserende, ordeloze gewoonten aannemen. De gedachte die ik wil uitspreken is niet nieuw; zij werd reeds in meerdere landen geuit en in uitvoering gebracht: ik zou willen dat alle inspanningen zouden verdubbeld worden om de arbeiders, zelfs die welke gaan werken in de grote steden, er toe aan te zetten een woning te bezitten die hun vaste en bijzondere verblijfplaats zou zijn, waar zij zich thuis zouden voelen, waar zij dit zelfrespect zouden tentoonspreiden dat gehecht is aan het onafhankelijke leven, waar de reinheid, die haar keurigheid in haar eenvoud vindt, de weerspiegeling zou zijn van de orde en de spaarzaamheid van het gezin, waar de arbeider vol vreugde datgene zou begroeten, wat de Engelsen hun “home” noemen, ik wil zeggen datgene wat de mens niet alleen hecht aan zijn land, maar ook aan zijn gezin, want het is daar dat hij, na zijn zware dagtaak, de vreugde zal zien stralen op het aangezicht van zijn vrouw en zijn kroost. Het zou mij een groot genoegen doen te zien dat de regering, om dit doel te bereiken, in de nabijheid van onze grote steden, speciale treinen zou inleggen die ’s morgens in de omliggende dorpen zouden aankomen om er ’s avonds terug te keren, en dat zij aan de arbeiders abonnementen tegen verminderde prijs zou aanbieden, opdat de arbeiders de gewoonte zouden aannemen elke dag naar huis terug te keren. Wanneer wij ons inlaten met de toekomst van onze arbeidende klassen, moeten wij hen zoveel mogelijk onttrekken aan deze zwervende toestand die hen thans doet verloren lopen; en de regering zou een nuttig werk verrichten door er op ernstige wijze naar te streven aan de werkman datgene te geven wat in het gezin een waarborg van eerlijkheid betekent, wat in de maatschappij een waarborg is van orde, ik wil zeggen: een eigen haard”.

Het verslag van de zitting zegt niet of M. Kervyn de Lettenhove de indruk gaf, zelf te geloven in al wat hij verklaarde, maar het antwoord van de minister bewijst voldoende dat deze zogenaamde interpellatie een opgemaakt spel was om de regering in staat te stellen de maatregel aan te kondigen die zij van plan was te treffen.

Hier volgt dan wat M. Jamar, destijds minister van Openbare Werken, zich tot een genoegen rekende om op oratorische wijze te verklaren:

“Het achtbare lid heeft de aandacht van de Kamer gevraagd voor een kwestie, waarover ik met hem in een uiterst enge geestelijke overeenstemming ben (sic!); de verbetering van het lot der arbeidende klassen, die voor al de klassen van de maatschappij een wijze en voorzichtige maatregel betekent, is voor de regering een gebiedende plicht. Ik meen, zoals het achtbare lid, dat een der meest doeltreffende middelen er in bestaat de werkman op zedelijk gebied te verbeteren door de betovering van de deugden van de huiselijke haard, die maar door enkele arbeiders naar waarde kunnen geschat worden. Het achtbare lid is de mening toegedaan dat wij dit doel zullen bereiken door het inleggen van treinen om aldus de werkman die het platteland bewoont te onttrekken aan de ongezonde invloeden van de grote centra. Ik ben gelukkig, aan het achtbare lid te kunnen aankondigen dat deze treinen zullen rijden, nog vóór de volgende zitting zal geopend zijn. Overigens, zullen een stel schikkingen getroffen worden om de toestand van de reizigers op de korte afstanden te verbeteren, hetzij door het afleveren van heen- en terugbiljetten, hetzij door het invoeren van abonnementskaarten. Deze maatregel zal ten goede komen, niet alleen aan de werklieden, maar ook aan de kleine bedienden, wier verblijf in de stad zo moeilijk is, en die aldus op het platteland een kalm en gelukkig leven zullen kunnen vinden”.

Waren al deze mooie woorden, die ontegensprekelijk van te voren voorbereid en tot in de kleinste details waren gereedgemaakt, wel oprecht? Sommige afgevaardigden hadden ongetwijfeld de lofwaardige bekommerdheid om “het zwerven” te verhelpen; anderen waren bevreesd voor de immer stijgende invloed der krachtige nieuwe ideeën die in de steden aan het broeien waren en waar de voorzichtige vrees der huisvrouwen vrijwel geen vat meer op had.

Men heeft ook beweerd dat er een andere beweegreden was: de werklieden van het platteland, die niet zo veeleisende waren, moesten naar de steden gelokt worden om er de arbeiders te vervangen die aan de stakingen deelnamen.

 Sociale gevolgen die tegenstoom gaven!

In alle geval, het meest onmiddellijke gevolg van het invoeren der abonnementen viel niet uit ten voordele van het gezin, maar wel van de grootindustrie.

Voor deze laatste hebben de abonnementen de aanwerving in de hand gewerkt van arbeidskrachten, en dan vooral van ongeschoolde arbeidskrachten, die het platteland verlieten, tot grote ergernis van de pachters. Daar waar de arbeidskrachten duurder werden in de landbouw, ondergingen de lonen in de nijverheid daarentegen een gevoelige daling, tengevolge van het groot aantal werklieden die van alle kanten toestroomden.

Maar deze daling zou niet aanhouden. De tegenstoom zou weldra zijn uitwerking doen voelen.

Indien de “weekabonnementen”, gelukkig genoeg, de ontvolking van het platteland vertraagden, indien het mogelijk was, dank zij hun bijval, de ernstige gevaren van de al te haastig overbevolkte agglomeraties af te weren, hadden zij ook, voor de massa der arbeiders, de wegen geopend naar een nieuw milieu, naar een nieuwe wijze van denken. En deze resultaten betekenden een dubbele sociale weldaad.

Door zich te verplaatsen, leerden de arbeiders tal van dingen waarover zij in hun dorpen onwetend zouden gebleven zijn. Zij verrijkten hun kennis en luisterden naar de ideeën van broederlijkheid; zij konden elkaar beter leren kennen en zich verenigen ter verdediging van hun belangen. De oude houten treinstellen waren niet zo kalm en zachtlopend als onze hedendaagse metalen rijtuigen... Meer dan een afdeling werd het lokaal voor een vooruitstrevende vergadering. Aldus gebeurde het dat, mettertijd, de werkabonnementen gevolgen hadden die men niet voorzien had, gevolgen die zelfs volledig in tegenstelling waren met die welke sommigen ervan verwacht hadden. Zij droegen er tenslotte toe bij om de zedelijke en stoffelijke krachten van al de arbeiders te verhogen.

Helaas! Gedurende geruime tijd zou dit nog ten koste van bijkomende vermoeienissen en ten koste van het familieleven geschieden.

In die tijd, verliep het reizen per trein in een weinig hygiënische en weinig kalme omgeving. Hoe konden de werklieden, bovendien, aan de drankgelegenheden weerstaan, indien de trein aankwam lang voor de fabrieken hun deuren openden, indien hij lange tijd na de sluiting der werkplaats vertrok, indien de aansluitingen niet pasten?

Talrijke arbeiders keerden maar in de late avond bij hun vrouw terug en zagen hun kinderen alleen ’s zondags. De aankomende jeugd verliet dagelijks het ouderlijk huis en onttrok zich aldus volledig aan de invloed van het huiselijk milieu.

Maar, indien de abonnementen nog weinig gunstige invloed hadden op het zedelijk klimaat van het werkmansgezin, was dit vooral omdat de mannen nog veel te lang afwezig waren. De grote schuldigen waren, in feite, het werkregime, de lange werkdagen en het nachtwerk. Ook die toestand, zouden de arbeiders door hun verstandhouding, beetje bij beetje, verhelpen. Van zijn kant zou ook de spoorweg, door het verbeteren van zijn diensten, de afwezigheidsduur verkorten van diegenen die ver van de hunnen hun kost gingen verdienen.


Bron: Het Spoor, november 1962


[1Naderhand werden gelijkaardige voordelen toegekend aan de bedienden wier bezoldiging niet hoger was dan een bepaald bedrag.