Homepagina > Het Spoor > Gedicht - Lectuur - Schilderij > Spoorlandschappen (X)

Spoorlandschappen (X)

Vrij bewerkt naar “Paysages ferroviaires” van J. Delmelle.

maandag 1 december 2014, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Het Josaphatstation drukt zijn sporen in een diepe uitgraving, die de Leopold III laan en Oasebinnenhof scheidt van de St Vincentiuswijk en oud Evere. Het werd gevestigd op vochtige gras- en bosgrond, die gedeeltelijk aan de Machairehoeve toebehoorde. Verwoest tijdens de godsdienstonlusten, werd die hoeve heropgebouwd en geëxploiteerd door de monniken van het Nazarethklooster te Leuven. De rest van die grond maakte deel uit van een “warande” die achtereenvolgens het eigendom was van Ferdinand van Booischot, van de graven van Koenigsegg-Erps en — wat zeer belangwekkend is — van de familie Thurn en Tassis. Ten slotte is er het Jubelparkstation dat verscheidene steenkolendepots bevoorraadt en opgetrokken werd op drassige, met riet en doornig struikgewas bedekte grond, die niet geschikt was voor de teelt. Het is rechtstreeks verbonden met het Josaphatstation door een spoorlijn die, in uitgraving en ondergronds, de grondgebieden van Schaarbeek en Etterbeek doortrekt. Wie zou, wanneer hij de Linthoutstraat volgt of de Tervurenlaan oversteekt, het bestaan van die tunnelverbinding vermoeden?

Er zijn nog andere stations die uitsluitend voor het vervoer van goederen bestemd zijn, o.a. te Antwerpen en te Luik. Dit van Antwerpen-Noord, opgericht in de polder van Muisbroek, op 10 kilometer ten noorden van de wereldstad, beslaat een oppervlakte van 315 hectare en zijn sporen hebben een totale lengte van 130 kilometer. Het kan dagelijks 4.500 wagens verwerken bij aankomst en evenveel bij vertrek. Twee reeksen sporenbundels — die beide ontvang-, sorteer-en vertreksporen omvatten — bedienen respectievelijk het hinterland en de haven. Het station Antwerpen-Noord is verbonden met dat van Antwerpen-Dokken en Stapelplaats, waarvan de sporen rechtstreeks de haven aandoen en over de gehele lengte van haar kaaien, dokken, kommen, kanalen, sluizen, bruggen en vele hangars een aaneengesloten en gecompliceerd spinneweb weven. Treinen en schepen verwijlen er zij aan zij, bijna wand tegen romp, stutten tegen reling, en wisselen hun indrukken, terzelfder tijd als hun goederen met behulp van kranen en andere hijs- en zuigtoestellen. Ze lossen elkaar af bij het vervoeren van die goederen naar hun bestemming in het binnenland of overzee.

Te Luik wordt de taak verdeeld tussen de goederenstations Kinkempois en Voroux-Goreux. Het eerste, dat de 46 sporen van zijn sorteerbundel in de aangeslibde vlakte nabij de Maas ontplooit, bedient de vallei, terwijl het tweede instaat voor de bediening van het Haspengouws plateau. Ze groeperen samen ongeveer 6.000 wagens en zijn na de eerste wereldoorlog vergroot geworden om een rationalisatie van de spoorwegactiviteiten in de streek mogelijk te maken en Luik-Guillemins te ontlasten van de verplichtingen die het beletten zich geheel aan het reizigersverkeer te wijden. De uitbreiding van Kinkempois noodzaakte de aankoop van verscheidene percelen grond, het slopen van een reeks woningen en de bouw van een nieuwe spoorbrug over de stroom. Bij die gelegenheid moest het bouwwerk van het vierhoekige station, dat vroeger al belangrijke aanpassingswerken vereiste, eens te meer verplaatst worden en moest de beschikbare ruimte gedeeltelijk gereorganiseerd worden. Men zegt soms dat het spoor aan het uitsterven is. Het voorbeeld van Kinkempois bewijst dat een dergelijke bewering op zijn minst zeer voorbarig is.

Op de goederenstations, meer dan op die voor de reizigers, enten zich dikwijls herstellings- en onderhoudswerkplaatsen, stelplaatsen of locomotievendepots en wagenbergplaatsen. Elke locomotief heeft natuurlijk een eigenaarsdepot. Dit depot, tehuis van de locomotieven, schreef Victor Soyer, is haar vaste woonplaats; het is het centrum van waaruit ze voortaan zal vertrekken om naburige depots aan te doen, die haar — tussen twee reizen — voorlopige gastvrijheid zullen geven. Men geeft haar een immatriculatienummer, en er wordt een volledig dossier van haar levensloop opgesteld, met controlebladen die doorlopend worden bijgehouden en waarop stelselmatig de inlichtingen worden opgetekend omtrent de afgelegde kilometers, de volbrachte diensten, de geleden defecten, de herstellingen, de overkomen ongevallen... Het depot belast zich bovendien met de gewone herstellingen, terwijl het herstellen van grote beschadigingen onder de bevoegdheid valt van de centrale werkplaatsen Mechelen, Namen, Luttre, Bergen en Gentbrugge. Die grote herstellingen, welke een gevolg zijn van de normale sleet der locomotieven, gebeuren gemiddeld om de vijf jaar...

De locomotievendepots zijn doorgaans nogal indrukwekkend. Het zijn uitgestrekte, nors uitziende pleisterplaatsen, zonder enige architectonische bevalligheid: even hoog als huizen van twee of drie verdiepingen. Dit van Hasselt ziet er minder bedroevend uit als de meeste van zijn lotgenoten. Zijn installaties werden ernstig beschadigd tijdens het bombardement van 8 april 1944. Het werd heropgebouwd: bakstenen muren met grote vensters, geraamte en dak in gewapend beton met ruime luchtgaten, en, in 1961, aangepast aan de diesel- en elektrische tractie. Binnen is het volmaakt voor het werk ingericht: rolbrug, platformen die onderling verbonden zijn met hefbrugjes, schouwkuilen, vijzels, hijstoestellen, enz. Er is ook een slaapzaal met afzonderlijke slaapvertrekjes voor de machinisten en stokers van vreemde depots. Van op een aanpalend terras ontwaart men, voorbij de spoorinstallaties, het panorama van de administratieve hoofdstad van Limburg.

Er zijn nog andere stelplaatsen, die met hun stedelijke of landelijke omgeving een min of meer geslaagd geheel vormen: Gouvy, Stockem, Latour, Ronet... Daarenboven zijn er de werkplaatsen waar, zoals in de opslagplaatsen of magazijnen van de baan, achter de coulissen een taak wordt volbracht die even noodzakelijk is voor het goed verloop van de handelingen die er vóór worden verricht; een taak die onontbeerlijk is voor de kwaliteit en de regelmaat van de doorlopende activiteit van het net.

Laten we even een blik werpen achter die andere coulissen. Nabij het station Mechelen, op amper tien minuten afstand ervan, beslaat de centrale werkplaats van de spoorweg een oppervlakte van ongeveer 53 hectare en omvat een reeks werkplaatsen die er uitzien als fabrieken. Men voert er de grote herstellingen uit: monteren, draaien, bankwerken, gieten, ketelmakerij, alsook de werken aan de rijtuigen en de goederenwagens: schrijnwerk, schildering, bekleding, verwarming, verlichting... Sedert het einde van de laatste oorlog, werden de meeste afdelingen aangepast aan de evolutie van de tractie. Sinds 1949 worden er de elektrische tractiemotoren herwikkeld tot op een bepaald vermogen. In 1951 werd een sertisseerbank met controletoestel van de draadspanning geïnstalleerd. In 1953 werd er een proefbank voor tractiemotoren in gebruik gesteld. In 1956, in 1958 en in de jaren daarna werden nog andere verbeteringen ingevoerd, die de belangrijkheid nog deden toenemen van die werkplaats welke gebouwd werd in de heldentijd van de spoorweg en sedertdien een vaste plaats verworven heeft in het kader van de aartsbisschoppelijke stad.

Nabij Leuven, te Kessel-Lo, begon de verdwenen spoorweg van de Grand Central in 1863 met de bouw van belangrijke werkplaatsen. Deze laatste, gelegen aan de Diestsesteenweg, hebben een volkrijke agglomeratie doen ontstaan — Blauwput — daar waar vroeger, rond een oude kapel in 1441 gebouwd door Jan Van der Merckt, een rijkgeworden Leuvense slotenmaker, maar enkele boerenwoningen stonden.

In de omgeving van Namen strekt de centrale werkplaats Salzinnes zich uit langs de Samber, ter hoogte van de Bas-Prés. Ook die werkplaats bestaat al zeer lang, maar ze heeft geen rechtstreekse aantrekkingskracht uitgeoefend op de bouw. Onlangs werd ze omgevormd om te beantwoorden aan de nieuwe eisen en ze kreeg een laboratorium voor ontleding van de smeeroliën van de dieselmotoren, waarbij men met een spectograaf in de olie de aanwezigheid kan ontdekken van metaaldeeltjes die wijzen op een abnormale sleet van een of ander motoronderdeel. Het is het eerste Europees spoorweglaboratorium waar dit systeem wordt toegepast.

Aan de knooppunten van de spoorlijnen, schreef Roger Gillard, bouwde men herstellingswerkplaatsen, waarrond stadjes oprezen. Tot staving van dit gezegde zijn er de werkplaatsen Luttre, Cuesmes en Bascoup, die zich alle vermengen met de bevolking en de industriële bedrijvigheid van Henegouwen. De centrale werkplaats van de Baan te Bascoup, nabij Morlanwelz, houdt zich hoofdzakelijk bezig met de herstelling van de weegbruggen en de draaischijven. Ze werd in 1956 vergroot en ingericht met het oog op de vervaardiging van metalen werkstukken voor de spoorlijnen: lasplaten, draagplaten, enz.

De coulissen van het spoor zijn niet alleen de goederenstations, de depots en de werkplaatsen. Ze omvaten ook de indrukwekkende gebouwen van de algemene directie, Leuvensestraat te Brussel, in de wijk van de ministeries. Er is ook het gebouw in de Belliardstraat, waar vroeger het gewestelijk centrum van de sociale werken was gevestigd, dat nu ondergebracht:s in de nieuwe, rationeel ingerichte gebouwen aan de Vooruitgangstraat, nabij de nauwe doorgang van de Quatrechtstraat. Ook is er het prachtig geheel van moderne bureaus aan de Fonsnylaan. Elke provinciestad bezit eveneens een of meer gebouwen waar het administratief werk, even omvangrijk als verscheiden, verricht wordt dat de uitgebreide spoorwegorganisatie met zich brengt. Sommige zijn oud, andere zijn van recente datum. De groep Bergen was, tot de laatste oorlog, geïnstalleerd in een gebouw dat vroeger deel had uitgemaakt van de “Grande Aumône”, een weldadigheidsinstelling waarvan de oorsprong in een ver verleden ligt. Dit gebouw, verwoest in mei 1940, werd vervangen door een nieuw met drie verdiepingen, van een sobere en zuivere architectuur, dat uitziet op de Rooseveltsquare. De collegiale St-Waltrudiskerk verheft haar gothisch schrijn boven het dak van het gebouw.

Antwerpen-D.S., waar treinen en schepen zij aan zij verwijlen.

Al die coulissen: goederenstations, stelplaatsen, werkplaatsen, administratieve en andere gebouwen zijn, hoe paradoxaal ook, belangrijke elementen van het decor na, in bepaalde gevallen, beslissende factoren te zijn geweest voor de gedaanteverwisseling van hun omgeving. Ze zijn met het landschap vergroeid, soms op goed geluk, maar zo innig dat men zich nu niet meer kan indenken dat ze er niet zouden zijn. We leven trouwens niet in het verleden: de tegenwoordige tijd is de enige hechte realiteit waarop herinneringen en dromen, die louter lucht zijn, geen vat hebben.

(Wordt voortgezet.)


Bron: Het Spoor, mei 1964