Homepagina > Het Spoor > Gedicht - Lectuur - Schilderij > Gestuwd door de tijd (VIII)

Gestuwd door de tijd (VIII)

Karel Vanooteghem.

maandag 16 maart 2015, door rixke

De reisgids een onmisbare gezel

Als documentatie voor het treinverkeer, beschikken de spoormannen, in de eerste plaats, over het Boek van de Treindienst dat tal van inlichtingen verstrekt: dienstregelingen, opgave van de treinen, lijsten en inlichtingen voor het uitwerken van de dienstregelingen en voor het uitvoeren van de treindienst. Zij kunnen ook de grafieken van de dienstregelingen inkijken, de lijst der wachttijden raadplegen en de tabel van de kruisingen der treinen op de lijnen met enkelspoor doorlopen.

De reizigers, van hun kant, vinden in elk station uurtabellen, die de wet voorschrijft als publikatiemiddel van de dienstregelingen. Zij die zich vaak per spoor verplaatsen, kopen echter graag de officiële reisgids.

Dit handige boekje, vol miljoenen cijfers en ontelbare nuttige en juiste inlichtingen, dat niet alleen een gids, maar tevens een reisgezel is, heeft een hele geschiedenis achter de rug.

In het begin publiceerden de spoorwegen alleen maar een tabel met het juiste vertrekuur der treinen. De aankomsturen kwamen er ook wel op voor, maar daar stond gewoonlijk het woordje “ongeveer” achter. De snelle uitbreiding van de spoorwegen deed echter vlug de behoefte gevoelen aan een volledige verzameling van dienstregelingen.

Een reisgids uit de “goede oude tijd”.

Deze boekjes hadden een groot succes. Zij bevatten, gewoonlijk, een geschiedenis van het ontstaan der spoorwegen en tal van gegevens en statistieken over hun aanleg, hun materieel, de kosten hiervan en de omvang van het verkeer. Er kwamen ook toeristische bijzonderheden in voor over de steden en streken die de treinen aandeden.

Al de uren, zowel van aankomst, als van vertrek, waren erin opgenomen, samen met een hoop bezorgde raadgevingen voor de reizigers. Zij moesten ervoor zorgen dat zij tijdig aanwezig waren, want de treinen bleven niet wachten en konden in de tussenstations soms wel wat te vroeg vertrekken. Hun kaartje moesten zij vóór het vertrek kopen; daarna kostte het heel wat meer. Dat is, trouwens, nog altijd het geval. Zij moesten zich er wel voor hoeden, aan de loketten niet te pronken met hun geldbeugel: zakkenrollers maakten toen al de wachtkamers van de stations onveilig. Tegen de asse, het stof, de regen of de winden konden de reizigers zich best beschermen, indien zij zich met de rug naar de locomotief keerden. “Leun niet uit het vensterraam” en “Spring nooit op of van een rijdende trein” waren toen al wachtwoorden die wij nog immer in onze spoorwegcoupé’s terugvinden. De reizigers werd trouwens aangeraden slechts af te stappen wanneer de trein gedurende een minuut volledig stilstond.

Al deze aanbevelingen vinden wij terug in de dertiende editie van de “Onmisbare reisgids voor de reizigers op de Belgische spoorwegen” uitgegeven voor de jaren 1844-1845, door J. Duplessy.

Een vóóroorlogse en ...

Dit interessant boekje van 295 bladzijden kunnen wij bewonderen in het Spoorwegmuseum dat ondergebracht werd in het station Brussel-Noord.

De reisgids in zijn huidige vorm hebben wij te danken aan de Engelsman George Bradshaw, die op 1 juli 1801 te Windsor Bridge geboren werd uit nederige ouders. Hij liep slechts school tot zijn veertiende jaar en leerde dan het ambacht van graveerder dat hij, eerst te Belfast en daarna te Manchester, uitoefende.

In 1839 publiceerde hij de eerste reisgids in zakformaat. Het was een dun boekje, met een kaft in groen linnen en een formaat van 8 X 11 cm. Men kon het kopen tegen de prijs van 6 pence. Het kende dadelijk een flink succes. In 1841 telde het vijftig bladzijden en van 1845 af zou het maandelijks verschijnen met de regelmatigheid van een klok tot het in de tweede wereldoorlog van het toneel verdween.

Bradshaw moest heel wat moeilijkheden overwinnen. Buiten de problemen van het drukken, werd bij ook nog fel gehinderd in het verzamelen van zijn gegevens door het feit dat de telegraaf nog in zijn kinderschoenen stond. Bovendien, had hij af te rekenen met verschillen in tijd tussen de ver van elkaar gelegen stations. Het universele Greenwichuur was nog niet uitgevonden en elke stad of gemeente bepaalde vrij haar uur dat niet altijd heel juist overeenstemde met dat van de andere plaatsen.

Bradshaw vocht zijn ganse leven opdat het plaatselijk uur zou vervangen worden door een eenheidsuur. Dat was, immers, een dwingende noodzakelijkheid voor het opstellen van juiste en nuttige dienstregelingen. Ook drong hij er onvermoeibaar bij de spoorwegdirecties op aan dat zij hun wijzigingen van de dienstregelingen vooraf zouden meedelen, om aldus een tijdige publikatie ervan mogelijk te maken.

Een naoorloogse.

Hij stierf echter in 1853, lang voor zijn wensen werkelijkheid zouden worden. De “Bradshaw”, zijn algemene reisgids, werd evenwel nog bijna honderd jaar lang overal in Europa gebruikt, samen met de nationale reisgidsen en met de “Continental Time-tabels”, een reisgids voor de spoorwegen van het Vasteland, uitgegeven door het wereldbefaamde reisbureau Cook.

Een andere reisgids, van een gans bijzondere aard, wordt uitgegeven door de Internationale Maatschappij van Slaapwagens. Hij bevat, vanzelfsprekend, alleen die treinen waarin slaapwagens, restauratiewagens of althans een restauratiedienst van die Maatschappij voorkomen. Al die reisgidsen zouden maar bitter weinig nut hebben, hadden de spoormannen zich niet degelijk ingespannen om de tijd te organiseren en dienstig te maken aan hun doel.

Hoe de mensheid ertoe kwam het juiste uur te bepalen en te reproduceren Is een heerlijk verhaal. Dat ook de spoormannen hier een handje toestaken, moet ons niet verwonderen. Behalve de uurwerkmakers en de sterrekundigen, zijn zij wellicht de enigen die, in hun beroep, zoveel en zo innig in aanraking komen met de tijd, dat hun hele leven en geest erdoor beïnvloed worden.

(Wordt voortgezet.)


Bron: Het Spoor, september 1965