Homepagina > Het Spoor > Gedicht - Lectuur - Schilderij > Gestuwd door de tijd (X)

Gestuwd door de tijd (X)

Karel Vanooteghem.

maandag 30 maart 2015, door rixke

  Sommaire  

 De zonnewijzers

Wij vernamen reeds dat de primitieve mens zijn tijd over dag min of meer kon indelen aan de hand van de lengte en de richting van de schaduw, die de zon achter de voorwerpen afwerpt. Het moet ons dan ook niet verbazen dat het eerste middel om de tijd te meten, niets anders was dan een verticaal in de grond geplante stift.

Zonne-uurwerk in geel koper (1547).

Dit uiterst eenvoudige “toestel” kreeg, voor het nageslacht, een ronkende Griekse benaming mee: het heet nog steeds een “gnomon”. Het was, zonder de minste moeite, dadelijk in elkaar geknutseld, maar had nogal erge nadelen. In de loop van het jaar gaf het, immers, hetzelfde uur van de dag aan door een schaduwstreep, waarvan zowel de lengte als de richting varieerden. Daarom was het onontbeerlijk voor elke plaats een speciale schaal te ontwerpen.

Geleerde piekeraars hadden er vlug iets anders op gevonden. Zij lieten een stift, die loodrecht op een vlak stond, evenwijdig lopen met de as van de wereldbol en noemden hun uitvinding, heel gewoon, een “zonnewijzer”. Deze biedt het voordeel dat zijn schaduw, ofschoon hij in de loop van het jaar wel van lengte verandert, toch voor een bepaald uur van de dag steeds dezelfde richting aanduidt. Het vlak onder de stift kon dus definitief in graden verdeeld worden.

Tafelklok met haar zonnewijzer.

Het gebruik van de zonnewijzers loopt terug tot in de verste oudheid. Op de Egyptische monumenten vindt men er talrijke sporen van. Specialisten ter zake beweren dat de eerste beschrijving van een zonnewijzer voorkomt in het boek der boeken, de Bijbel. Hij zou hebben toebehoord aan Achaz, Koning van Juda, die omstreeks 730 v. Chr. leefde.

Hier volgt de beschrijving, zoals zij voorkomt in het tweede Boek der Koningen, hoofdstuk 16, vers 15 tot 18:

  • “15. En koning Achaz gebood den priester Uria: Ontsteek op het grote altaar het morgenbrandoffer en het avandspijsoffer des konings, voorts het brandoffer, het spijsoffer en de plengoffers van het hele volk des lands; ook zult gij al het bloed van brandoffer en slachtoffer daarop sprengen. Maar het koperen altaar zal mij tot onderzoek dienen.
  • “16. En de priester Uria deed geheel zoals koning Achaz geboden had.
  • “17. En koning Achaz sneed de sluitplaten der onderstellen weg, en nam de bekkens er af; hij lichtte de zee af van de koperen runderen die haar droegen, en zette haar op een stenen plaveisel.
  • “18. Voorts liet hij aan het huis des HEREN de sabbatsgalerij, die men aan het huis gebouwd had, alsook de buitenste ingang voor den koning verplaatsen, terwille van de koning van Assur.”

Op het eerste gezicht schijnt die tekst wel erg onduidelijk, maar toch zou hij betekenen dat koning Achaz niets anders deed dan een zonnewijzer opstellen en enkele gebouwen afbreken om de stralen van de zon onbelemmerd te laten doordringen.

De zonnewijzer vond veel belangstelling bij de Grieken. Te Athene, zou het eerste zonneuurwerk op de Pnyx opgericht zijn door bemiddeling van de astronoom Meton in de tweede helft van de 5e eeuw v. Chr. (circa 433).

Voor de Romeinse toestand kunnen wij te rade gaan bij de geschiedschrijver Plinius de Oude (23-79 na Chr.). In zijn Naturalis Historia [2], hoofdstuk VII, vers 212 tot 215, lezen wij wat volgt [3]:

  • “212. Het derde punt van overeenstemming tussen de mensen is de verdeling der uren geweest: hierbij komt reeds de berekening te pas. In het tweede boek hebben we gezegd wanneer en door wie die verdeling in Griekenland uitgevonden is: slechts laat is zij bij de Romeinen ingevoerd. In de 12 Tafelen [4] is slechts spraak van de opgang en de ondergang der zon; enkele jaren nadien werd er het middaguur aan toegevoegd: de bediende van de consuls kondigde dit aan ah hij van in de Senaat de zon zag tussen de Rostra [5] en de Graecostasis [6]; hij kondigde het laatste uur aan als hij de zon zag neergedaald tussen de zuil van Maenius en de gevangenis, doch dit was slechts mogelijk bij helder weer. Deze toestand bleef duren tot aan de eerste Punische oorlog [7].
  • “213. De eerste die aan de Romeinen een zonneuurwerk gaf, elf jaar vóór de oorlog met Pyrrhus [8], was L. Papirius Cursor die het opstelde bij de tempel van Quirinus die zijn vader beloofd had en die hij inwijdde: zo wordt althans overgeleverd door Fabius Vestalis [9], doch hij vermeldt niet hoe dit zonneuurwerk geregeld was, noch de naam van de maker, noch vanwaar het kwam, noch hij welke schrijver hij dit gelezen heeft.
  • “214. M. Varro [10] vertelt dat het eerste zonneuurwerk werd opgericht op een zuil, bij de Rostra, tijdens de eerste Punische oorlog, door de consul Mr. Valerius Messala, na de verovering van Catana [11] in Sicilië. Het werd dus vandaar meegebracht 30 jaar na de datum die men aanneemt voor de zonnewijzer van Papirius, in het jaar 491 na de stichting van Rome. De lijnen die er op stonden kwamen niet overeen met de uren [12]. Toch bediende men er zich van 99 jaar lang, tot wanneer L. Marcius Phiiippus, die censor is geweest met L. Paulus, er een beter aangepaste liet plaatsen [13]; onder zijn daden als censor was dit een van de meest in de smaak vallende. Toch waren de uren onzeker als het weer bedekt was, en dit bleef zo tot aan het volgende lustrum.
  • “215, Toen duidde Scipio Masica, de collega van Laenas, de uren zowel van de dag als van de nacht aan door middel van een wateruurwerk [14]; hij plaatste het in een bedekte plaats en liet het inwijden in het jaar 595 [15] na de stichting van Rome. Tot dan toe was de dag zonder verdelingen voor het Romeinse volk.”

In de Middeleeuwen nam het aantal zonnewijzers buitengewoon toe. Zij werden opgesteld op horizontale, verticale, hellende, holle of bolle vlakken en zelfs op cilinders. Soms werden zij naar het zuiden georiënteerd, omdat het licht van daaruit scheen te komen.

In de XIIIe eeuw waren er te Parijs zoveel zonnewijzers, dat ze het verkeer hinderden en een decreet moest worden uitgevaardigd om ze te doen verplaatsen.

Zij vormden vaak een leuke versiering van de huisgevels en gingen dan meestal vergezeld van pittige spreuken, doorgaans in het Latijn. Deze gaven bijna altijd filosofische beschouwingen ten beste:

— Me lumen, vos timbre regit.
Mij beheerst het licht, U de schaduw.
— Vita fugit velut umbra.
Het leven vliedt heen als de schaduw.
— Vulnerant oinnes, ultima necat.
Alle kwetsen, het laatste doodt.
— Fugit irreparabile tempus.
De tijd vliedt onachterhaalbaar heen.
— Vanum est vobis ante lucem surgere.
Ge moet niet opstaan vóór het licht.

Soms kwamen er ook raadsels in voor. Nostradamus (1507-1577) de geniale astroloog, ziener en waarzegger, die, begaafd met een uitzonderlijke intuitie, de wereldgeschiedenis tot het einde der tijden schijnt voorzien te hebben, hield veel van woordenspel. Zo liet hij, onder een zonnewijzer, op de voorgevel van een huis dat hij te Mouriés, nabij Marseille, bezat, deze drie woorden graveren: “Soli soli soli”. Wij zouden het als volgt kunnen vertalen: “Aan de zon van de enige aarde”.

Zonnewijzer te Domme.

In de zuidelijke streken worden tot heden nog steeds zonnewijzers geplant op de gevels van de huizen. In de handel worden zij ook nog immer verkocht. Dank zij de ontdekkingen van de moderne astronomie kunnen deze laatste, na de vereiste correcties, het uur tot op de minuut na juist aanduiden. Meestal worden zij gebruikt door ontdekkingsreizigers en pioniers in de oerwouden en woestijnen...

De zonnewijzers hebben een groot gebrek: zij werken niet als de zon achter de wolken schuilt of onder de horizon verdwijnt.

(Wordt voortgezet.)


Bron: Het Spoor, november 1965


[2Natuurlijke Geschiedenis.

[3De vertaling en de voetnoten zijn van de heer F. Stacino, licenciaat in klassieke filologie, leraar Latijn en Grieks.

[4450 v. Chr.

[5De Kostra (scheepssnebben) versierden het spreekgestoelte te Rome eerst na 338 v. Chr., jaar waarin zij door C. Duilius op de inwoners van Antium werden veroverd.

[6De Graecostasis was de wachtkamer van de Griekse gezanten te Rome: ze bestond niet vóór 306 v. Chr., jaar waarin de eerste Griekse gezant te Rome werd ontvangen, als we Strabo mogen geloven.

[7264-241 V. Chr.

[8281 v. Chr.

[9Een verder onbekend auteur.

[10Een encyclopedisch auteur (116-26 v. Chr.).

[11263 v. Chr.

[12Natuurlijk, het was geregeld voor Catana, niet voor Rome!

[13In 164 v. Chr.

[14Hierover spreken wij verder.

[15In 159 v, Chr.