Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > Van Sporeghem Junior > Ingravingen en ophogingen
Ingravingen en ophogingen
Phil Dambly.
vrijdag 23 januari 2009, door
Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]
Het reliëf van de bodem waarop de sporen zullen worden gelegd, wordt vaak gewijzigd door het delven van de grond of het aanaarden van het terrein.
Wanneer men de grond weghaalt door delving, bekomt men een «ingraving». Het profiel, d.w.z.. de helling van het talud, varieert van de vrijwel rechte lijn in rotsachtig terrein tot 45° in normaal terrein. Bezijden de hallast legt men een of twee paden aan, bedekt met as, waarop het personeel van de baan zich gemakkelijk kan verplaatsen. In de rotsachtige ingravingen zijn er om de 50 m nissen gekapt waarin het personeel zich hij de doortocht der treinen kan terugtrekken, en is het pad vervangen door betonnen platen die de zijgrachten overdekken. Op plaatsen waar men voor aardverschuivingen vreest, worden de taluds van de ingravingen tegengehouden door een «schoormuur» of door een steenbekleding.
In tegenstelling met de ingravingen zijn de ophogingen massa’s grond die opgehoopt werden om een dal te dempen of om het terrein te nivelleren. Bezijden de ophogingen lopen grachten voor de afvoer van het water dat hun stabiliteit zou kunnen in gevaar brengen. Om de aarde van de taluds vaster te doen liggen, worden er aanplantingen gedaan; daar de wortels van die planten zich in de grond vasthaken, maken ze hem sterk en tevens droog door het opzuigen van het water dat voor hun groei vereist is. Het spoor wordt gelegd op ophogingen in streken waar veel overstromingen voorkomen en in sommige dallen om onderbrekingen van het verkeer tijdens de perioden van het wassen van het water te voorkomen.
Bron: Het Spoor, december 1964