Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Locomotieven > Het uitzicht van de locomotieven veranderd

Het uitzicht van de locomotieven veranderd

E. Wauters.

woensdag 2 april 2008, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Op de voorpagina van „Het Spoor” nr. 184 van december 1971, prijkte een mooie foto van de dubbele koplamp met een rood en een wit licht, zoals ze nu gemonteerd wordt op de locomotieven van de reeks 51.

Het hier om een belangrijke wijziging die, in principe, dient te worden aangebracht aan de diesellocomotieven van die reeks ter gelegenheid van hun grote herziening in de Centrale Werkplaats Salzinnes. Deze wijziging, zo oordeelde men aanvankelijk, zou worden gespreid over een periode van zeven tot acht jaar. Om die termijn te verkorten, wordt bedoelde transformatie echter ook uitgevoerd in de werkplaatsen voor dieseltractie Monceau en Schaarbeek.

Terloops weze hier gezegd dat de werkplaats Schaarbeek, die het leeuwedeel van die wijzigingen te verwerken krijgt en die op 9.12.1970 haar eerste locomotief met nieuwe dubbele koplamp afleverde, op dit ogenblik reeds een veertigtal diesellocomotieven van de reeks 51 met een dergelijke lamp uitgerust heeft. Indien alles volgens de opgemaakte planning verloopt, zullen al de locomotieven van die reeks einde 1973 zeker hun dubbele koplamp hebben.

 AAN PRECISIEWERK

Typisch voor de locomotieven van de reeks 51 is dat de basis van de dubbele koplamp hier schuin staat op een gebogen wand, wat het monteren ervan merkelijk moeilijker maakt : men moet immers nauwkeurig acht slaan op de montagehoek, de lampen moeten symmetrisch staan en de voorkant van de basissen moet in één verticaal vlak liggen. Dank zij een eenvoudig gereedschap waarmee de lampen gemonteerd worden, kan de gewenste precisie bereikt worden.

Deze belangrijke operatie gaat gepaard met enkele andere wijzigingen aan het uitzicht van deze locomotieven. De technici maken immers van deze gelegenheid gebruik om, boven de stuurcabine, een vijfde koplamp aan te brengen, zodat deze locomotieven meteen voldoen aan de voorschriften van sommige vreemde spoorwegnetten waarop ze rijden. Inderdaad, bedoelde netten eisen dat deze locomotieven, buiten de twee witte lichten vooraan, ook nog uitgerust zijn met een derde licht dat zo hoog mogelijk opgesteld is. De montage van die vijfde lamp stelt geen problemen: men moet er alleen op letten dat het voorvlak verticaal staat.

5145-6103

Een derde aspect van deze operatie, ten slotte, is de inwendige versterking van de kopwand. Bij diverse ongevallen is immers gebleken dat die kopwand onvoldoende weerstand bood. Hij werd dan ook verstevigd door middel van twee verticale steunbalken. De opstelling van deze balken verloopt zonder speciale moeilijkheden.

Al deze wijzigingen beschadigen natuurlijk in hoge mate de schildering. Ze wordt dan ook vervangen door een nieuwe gele versiering die wel bijzonder goed opvalt.

5190

 PLANNING VAN EEN TRANSFORMATIE

De volledige transformatie, schildering inbegrepen, duurt tien werkdagen. Om dienstredenen wordt er nooit meer dan een locomotief op de «operatietafel» gelegd. Vanwege het beperkt aantal reservelocomotieven zou een locomotievendepot het zich trouwens niet kunnen veroorloven meer dan een locomotief tegelijkertijd af te staan. Overigens kan hel programma van de transformatie in dit tempo wel binnen de vastgestelde termijn afgewerkt worden.

5190

In grote lijnen verloopt zon transformatie als volgt:

  • Eerste dag :
    • Uitnemen en reinigen van de waterreservoirs ;
    • Demonteren van de bestaande koplampen.
  • Van de tweede tot de vijfde dag :
    • Monteren van de basissen voor de dubbele koplampen en voor de vijfde koplamp alsmede van de wandversterkingen ;
    • Aanbrengen van de nieuwe gele versiering op de zijwanden.
  • Van de zesde tot de tiende dag :
    • Terugplaatsen van de reservoirs ;
    • Volledige herschildering van de twee kopwanden. (Daar elke verflaag ten minste 12 uur moet drogen eer men er een volgende op aanbrengen mag, is het onmogelijk in dit stadium nog tijd in te winnen).

Uit dit alles moge blijken dat het personeel van de werkplaatsen voor dieseltractie ook deze vrij delicate werken aankan, wat meteen een vlotte uitvoering mogelijk maakt van de transformaties en de immobilisatie van de locomotieven dus tot een minimum beperkt.


Bron: Het Spoor, juli 1972