Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Locomotieven > Onze Diesellocomotieven
Onze Diesellocomotieven
S. Boulanger, eerste Ingenieur M.A.
woensdag 6 oktober 2010, door
Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]
- De dieselmotor, p1
- Waarom werd de dieselmotor, p1
- De transmissie, p1
- Oorsprong en evolutie van de, p1
- Bondig geschiedkundig overzich, p2
- Bouw van een diesel-electrisch, p2
- Verwarming van de reizigerstre, p2
- Onze diesel-electrische (...), p2
- Prestaties, p3
- Besturing, p3
- Voordelen van de diesellocomot, p3
- Besluit, p3
De dieselmotor
De dieselmotor verbruikt een vloeibare brandstol die binnen in de cilinders zelf verbrand wordt. Hij behoort bijgevolg tot de motoren met inwendige verbranding, evenals de benzinemotor die bij de automobiel gemeengoed is.
Deze twee motoren vertonen in uitzicht talrijke gelijkenissen. Indien we nochtans hun werking nauwkeuriger bestuderen, stellen we gevoelige verschillen vast. In de cilinders van een benzinemotor wordt een mengsel van lucht en verdampte brandstol matig samengedrukt ; een electrische vonk verwekt de ontvlamming. In de cilinders van een dieselmotor daarentegen, wordt alleen zuivere lucht samengedrukt en ook veel sterker ; de brandstof wordt onder een zeer hoge druk gespoten in de luchtmassa die door samendrukking op een hoge temperatuur gebracht is en de brandstof vanzelf doet ontvlammen.
Waarom werd de dieselmotor gekozen voor de spoortractie
Vooreerst omdat de dieselmotor gasolie als brandstof verbruikt ; dit produkt, evenals de benzine, is een derivaat van de petroleum, maar is minder vluchtig, levert minder brandrisico’s en is ook goedkoper.
Vervolgens is de dieselmotor in staat een groter percentage warmteënergie, vervat in de verbruikte brandstof, in nuttige arbeid om te zetten, d.w.z, dat voor een bepaalde prestatie zijn verbruik het laagst zal zijn.
Er weze overigens de nadruk op gelegd dat, van alle thermische motoren voor industrieel gebruik, de dieselmotor het grootste rendement geeft ; bij een normaal toerental bereikt dit rendement ongeveer 35 % tegen 26 % voor een benzinemotor en slechts 12 % voor een stoommachine.
De transmissie
Bij een diesellocomotief is het nochtans niet mogelijk de motor door middel van een eenvoudig mechanisme rechtstreeks te verbinden met de assen die hij moet aandrijven (bv. door overbrenging op vertraagde gang zonder meer).
Inderdaad, deze motor wordt gekenmerkt door de bestendigheid van het ontwikkeld krachtenkoppel en dit van het vertraagd tempo af tot aan zijn hoogste draaisnelheid. Evenals bij een autorijtuig moeten overbrengingsorganen voorzien worden om tussen de diesel en de drijfwielen een demultiplicatie tot stand te brengen die verandert volgens de snelheid van het voertuig. Zo alleen is het mogelijk op de drijfassen, bij lage snelheid (en vooral bij het vertrek), het hoog krachtenkoppel uit te oefenen dat nodig is voor een gezwinde versnelling van de trein.
Wegens de hoge vermogens der locomotieven kunnen mechanische versnellingsbakken, die met een zelfde doel bij de automobiel benuttigd worden, in het geheel niet aangewend worden. Men heeft een beroep gedaan op andere transmissiestelsels gesteund op zeer uiteenlopende principes, namelijk : de electrische transmissie en de hydraulische transmissie.
De eerste komt het meest voor op de baanlocomotieven (1.000 tot 2.000 pk) terwijl de tweede vooral toepassing vindt op rangeerlocomotieven (maximum 750 pk).
Hier dient nog aan toegevoegd dat de dieselmotor slechts in een enkele richting draait en de transmissie bijgevolg een toestel moet bevatten dat de locomotief toelaat in beide richtingen te rijden dit om het keren op de eindpunten af te schaffen. Dit toestel is de keerkoppeling.
Oorsprong en evolutie van de dieselmotor
Deze motor draagt de naam van zijn uitvinder : Dr Rudolf Diesel, die in 1892 zijn eerste octrooi bekwam. Deze Duitse ingenieur, geboren te Parijs in 1858, ontmoette aanvankelijk grote moeilijkheden en de eerste praktische resultaten werden slechts in 1897 bekomen. Van dat ogenblik af werd in een steeds sneller ritme vooruitgang gemaakt. Lange tijd nochtans hadden de verbeteringen vooral betrekking op motoren van grote afmetingen met geringe draaisnelheid die gebruikt worden in stationaire groepen en op schepen. Voor dergelijke toepassingen kon het ontwikkeld vermogen verscheidene duizenden paardekrachten (pk) bereiken ; met het gewicht en de omvang werd geen rekening gehouden.
Later kon in de reeks der middelmatige vermogens, dank zij talrijke verbeteringen, de draaisnelheid opgevoerd worden. Van dan af werd, door vermindering van gewicht en afmetingen, het toepassingsterrein van de dieselmotor aanzienlijk verruimd. Omstreeks 1925 werd de dieselmotor insgelijks gebruikt voor de aandrijving van wegvoertuigen (vrachtwagens en autobussen) en spoorvoertuigen (motorwagens en locomotieven).
Bron : Het Spoor, n° 5, januari 1957