Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > 1926-1976 > De rijtuigen van ’26 tot nu

De rijtuigen van ’26 tot nu

F. Herssens.

vrijdag 11 april 2008, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

In 1926 beschikte de Maatschappij over 9 319 rijtuigen en 1 602 bagagewagens voor reizigerstreinen, waarvan 8,5 % met draaistellen, 76,5 % 3-assige en 15 % 2-assige voertuigen.

Het aantal beschikbare zitplaatsen bedroeg 481 359, d.i. gemiddeld 51 per rijtuig.

Dit materieel had een houten kastgeraamte en was bekleed met hout of met metalen platen. Buiten de voertuigen van de Belgische Staat bezat het rijtuigpark een enorme verscheidenheid van Duitse rijtuigen die ons in uitvoering van het verdrag van Versailles geleverd waren.

De toestand van dat park was zeer zorgwekkend vanwege :

  • de hoge ouderdom van een groot aantal rijtuigen ;
  • een onvoldoende comfort (zelfs voor die tijd) te wijten aan een te beperkte breedte van de zitplaatsen
  • en een ongeschikte vorm (galbe) van de rugleuningen en zittingen In 3’ klasse ;
  • een onvoldoende verlichting - slechts 22,5 % van de rijtuigen waren elektrisch verlicht, 36,4 % hadden
  • een collectief en 40,8 % een autonoom gasverlichtingssysteem, de overige 0,3 % waren voorzien van petroleum- of olielampen ;
  • een grote verscheidenheid van stoomverwarmingssystemen ;
  • de onmogelijkheid de buitendeuren van binnenuit te openen ;
  • de onvoldoende veiligheid van de houten kasten mat ruiten in gewoon glas.

 Een nieuwe start

Vanaf 1926 werd de verbetering aangevat van het materieel dat nog geruime tijd zou in dienst blijven. Zo werd overgegaan tot de uitbreiding van de elektrische verlichting en het plaatsen van zwaardere gasbekken in 400 rijtuigen van Belgische oorsprong.

De verwarmingssystemen van de rijtuigen, die vrij verscheiden waren, werden in zekere mate gestandaardiseerd.

De bijzondere zorg betrof evenwel de vernieuwing van het rijtuigpark, de gelijktijdige verhoging van de snelheid, de veiligheid en het comfort. Een eerste bestelling van 20 prototypen van rijtuigen voor internationaal verkeer (RIC) werd in november 1929 uitgeschreven.

Van 1931 tot 1933 volgden nog bestellingen voor 100 rijtuigen en 15 bagagewagens voor internationaal verkeer, 503 rijtuigen 22 m (type K1), 53 bagagewagens voor binnenverkeer en 312 rijtuigen 18 m (type L), d.i. in het totaal 1 003 voertuigen. De Maatschappij zette hiermee een belangrijke stap naar de verhoging van de veiligheid van de reizigers. Inderdaad, de 2-assige en een deel van de 3-assige houten rijtuigen werden vervangen door metalen rijtuigen waarvan het stalen geraamte, opgevat als een vakwerk van het Vierendeel-type, door twee kleine schokafdelingen gelegen aan beide uiteinden van het rijtuig, extra versterkt wordt tegen abnormale frontale krachten. Het vervangen van do gewone ruiten door stevig veiligheidsglas (securit) was eveneens een merkwaardige verbetering.

Het comfort, afhankelijk van het volume- en de aangeboden plaatsruimte per reiziger, de graad van volmaaktheid van de sanitaire inrichting, het esthetisch uitzicht, de gemakkelijke zit, de verluchting, de verwarming, de isolatie en de roleigenschappen, waren, gelet op de tijd waarin de rijtuigen werden gebouwd, het neusje van de zalm.

Voor het onderhouden van een veilig en degelijk vervoer van arbeiders liet de NMBS in 1937-1939 506 metalen rijtuigen (25 % 2/3e klasse, de rest 3e klasse) voor stoptreinen bouwen voorzien van automatische deuren.

 Bestaande in 1940 Na de vijandelijkheden in 1975
Aantal rijtuigen Aantal zitplaatsen Aantal rijtuigen Aantal zitplaatsen Aantal rijtuigenAantal zitplaatsen
1. Getrokken materieel
Internationale rijtuigen 240 16 320 170 11 600366 23 808
Metalen rijtuigen voor binnenverkeer 1 339 112 258 4 123 94 108 2 023181 841
Houten rijtuigen 5 243 283 920 3 239 184 952 - -
2. Tractiematerieel
Motorrijtuigen [1] 7 012 7 012 114 012
Autorails [2] 14 93911 713 13 716
Algemeen totaal 434 449 309 385 333 377

Het materieel voor international verkeer werd aangevuld met een tweede reeks van 120 rijtuigen, zodat begin 1940 het rijtuigpark met het overeenstemmende aantal zitplaatsen zeer belangrijk was. Zulks blijkt overigens uit de tabel waarin de overeenstemmende inlichtingen betreffende de naoorlogse periode en 1975 opgenomen zijn.

 Na de oorlog

In de jaren die onmiddellijk op de oorlog volgden, heeft de Maatschappij dan haar rollend materieel opnieuw op pijl gebracht en gemoderniseerd. Reeds in 1945 hechtte de Raad van Beheer zijn principiële goedkeuring aan de bestelling van 750 metalen rijtuigen. Financiële moeilijkheden hebben dit plan evenwel vertraagd en gewijzigd.

Volgende bestellingen en verbeteringen werden doorgevoerd :

  • 1950 : 50 internationale rijtuigen, type I2 ;
  • 1950 : een eerste reeks rijtuigen wordt uitgerust met fluorescentielampen en elektrische verwarming ;
  • 1953 : 136 rijtuigen 22 m type K2;
  • 1954 : de toiletafdelingen 3e klasse worden voorzien van handdoeken en zeep ;
  • 1955 : 100 rijtuigen 22 m, type K3 (kast gebouwd in CW Mechelen, draaistellen in CW Salzinnes) ;
  • 1955 : 20 rijtuigen voor secundaire lijnen, type R ;
  • 1958/60 : 620 rijtuigen voor stoptreinen type M2 ;
  • 1960 : buitendienststelling van de laatste houten rijtuigen.

Vanaf 1958 is de Maatschappij haar materieel voor internationaal verkeer intussen gaan moderniseren en aanpassen door :

  • het aanschaffen van 40 ligrijtuigen type I3 in 1960, 11 TEE-rijtuigen voor de relatie Parijs-Brussel-Amsterdam in 1963, 40 rijtuigen 1e, 2e en 1e klasse (type I4) in 1966, 45 ligrijtuigen type I5 in 1967, 6 slaaprijtuigen type T2 in 1974/75;
  • het transformeren van rijtuigen in 12 RlC-buffetrijtuigen in 1963, en in bar-dancing RIC-rijtuigen in 1974 ;
  • het moderniseren van 35 RIC-rijtuigen in 1973/74.

Hierbij werden voornamelijk volgende punten beoogd : hoge snelheid (160 km/u.), maximum veiligheid, zeer goede rijeigenschappen, zachte remming, gemakkelijke zit- en ligplaatsen, voldoende toiletafdelingen met passende accomodatie, verzorgde verlichting en verwarming, versterkte luchtverversing of luchtverzorging, goede thermische- en akoestische isolatie.

Dit overzicht moge kort zijn, het toont aan dat ondanks de nefaste gevolgen van de oorlogsperiode de Maatschappij er in geslaagd is het grootste deel van haar reizigersmaterieel te doen beantwoorden aan de moderne verkeersnormen.

Vijftig jaar later! Niet alleen een halve eeuw, maar een hele wereld scheidt ons van de rijtuigen uit 1926.


Bron: Het Spoor, juli 1976

Portfolio


[1Ter vergelijking

[2Ter vergelijking