Homepagina > Het Spoor > Personeel > Belgische spoormannen rond de wereld > De actie van de Belgische spoormannen in China

De actie van de Belgische spoormannen in China

D. Polet.

woensdag 4 mei 2011, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

 Herinneringen.

Hoe zag het leven van een Belgische spoorman in China er uit ? Bij die vraag wordt de h. Depaive dromerig. In zijn verbeelding ziet hij tal van herinneringen. Dacht hij aan het Mongoolse paard dat hij bereed, aan de zomerverblijven, aan de snippenjacht, aan het kroegje waar de Belgische Spoormannen ’s avonds kaart speelden. Allemaal vluchtige indrukken...

Zijn echtgenote komt tussenbeide: “De sfeer van ginds zullen we wel nooit meer terugvinden. Daar was het echt zomer, een verzengende hitte, 45 tot 46 graden in de schaduw aan de oevers van de Blauwe Rivier, ’s winters te Peking een striemende koude, 20° onder nul wanneer de gele wind uit Mongolië blies.

  • Hoe was uw werkdag eigenlijk ingedeeld ?
  • In ’t algemeen werkten wij van 7 tot 1 I uur. Na het noenmaal volgde het traditionele middagdutje, ’s Avonds werkten wij bij het licht van de olielamp. In de zomer werd de lucht smoorheet. Hoe dikwijls gebeurde het niet dat de inkt van mijn papier afdroop wanneer mijn klamme hand er nauwelijks langs gestreken had!”

 Een kilometer per dag.

De h. Depaive vertelt me over het mierennest over die 2.000 tot 3.000 Chinezen, over die 2.000 tot 3.000 tenen manden die op hun schouders wiegen. Hij beschrijft het verloop van de verschillende werkzaamheden: sporen laden, dwarsliggers plaatsen en vastmaken en dies meer.

“Wij vorderden een kilometer per dag, en dan spreken we niet over de bouw van kunstwerken die de Italianen, specialisten in beton, voor hun rekening namen. Verder gingen wij, in elk station, verifiëren of alles wel normaal werkte. Wij verplaatsten ons in kleine draisines op de uiteinden waarvan twee mannen pompten. Ofschoon het geen machinale drijfkracht was, reden ze goed en bereikten ze een snelheid van 30 km/u. Eindelijk kwam de dag waarop een baanvak plechtig werd geopend. De trein reed voorbij. De stationschefs groetten of maakten een buiging. De duizenden arbeiders zwaaiden met hun tenen manden.”

Hier wou ik even onderbreken, maar de h. Depaive hernam: “Ik zou het bijna vergeten, ja die beroerde graven... U moet weten dat de Chinezen hun doden begraven niet ver van het dorp, in volle veld, om het even waar, op een van hun akkers. Er is geen kerkhof, maar er zijn duizenden kleine begraafplaatsen. Elke grafstede is bedekt met een tumulus. Net als bij ons, worden de doden er geëerd en geëerbiedigd. Om de lijnen aan te leggen konden wij niet elke grafheuvel uit de weg gaan. Ze dienden dus verplaatst te worden. Die verplaatsingen geschiedden door tussenkomst van de Chinese regeringsafgevaardigden: volgens de bepalingen van het contract dienden de terreinen evenwel “vrij en onbezwaard” te zijn !”

 Een spoorboekje van 1925.

Uit de lade van zijn bureau haalt de h. Depaive een spoorboekje te voorschijn. Op de omslag van dit document met verfomfaaide bladen, staan enkele Chinese’ lettertekens en het jaartal 1925. De inspecteur ontcijfert het ingewikkelde schrift.

“In 1925, zei hij, reden er op de lijn Peking - Han-k’ou dagelijks 5 treinen in beide richtingen.”

 Het Chinese leger.

“Wat hebt u zo allemaal meegemaakt ?

  • Niets bijzonders, het leven was vrij vlak, ja zelfs eentonig. Indien het u interesseert, kan ik u wel over de struikrovers opreken... Eerlijk gezegd, het Chinese leger was een eigenaardig leger. Men verplaatste een generaal. Goed! Maar dan moesten zijn troepen mee. Ook gebeurde het dat een overwonnen chef zijn leger doorstuurde. Dan werden de soldaten struikrovers. Ze vertrokken naar een andere streek die ze plunderden en afstroopten. Zo kon men, jaar in jaar uit, ongeregelde benden langs zijn streek zien voorbijtrekken, maar ook langs zijn stations. Ik heb enkele malen het bezoek van die plunderaars ontvangen.”

De h. Depaive scheen geenszins bevreesd.

“De Europeanen ondervonden niet de minste hinder. Ze lieten ons met rust omdat ze geen moeilijkheden wilden met de gezantschappen, wat aanleiding zou gegeven hebben tot vergeldingsmaatregelen vanwege de geallieerde mogendheden.

“Natuurlijk moest er gepalaberd worden, zei de h. Depaive met de goedige glimlach. Wij gaven ze te eten en ze gingen voldaan weg. Een van die oproerige generaals heeft me eens tot mijn niet geringe ergernis, gedurende een hele reis gezelschap gehouden. Hij was me zijn opwachting komen maken. Daarna is hij in mijn eigen rijtuig gestapt om voor niets te kunnen reizen, in ruil voor de beleefdheid die hij me bewees. Ik heb drie muiterijen meegemaakt. De grootgrondbezitters werden geplunderd... " [4].

 En nu !

Wat is er ondertussen met die lijnen gebeurd! Staan die bruggen nog overeind? Hierop zal een Chinees me antwoorden. Inderdaad, het is Kio Bien, gewezen ingenieur van de Chinese spoorwegen die nu een overzicht zal geven van de huidige toestand. De h. Kio Bien is, in 1949, uit zijn land gevlucht, maar had, onlangs, de gelegenheid zijn geboortegrond opnieuw te ontdekken. In zijn hoedanigheid van gewezen ambtenaar van de Chinese Spoorwegen ging zijn belangstelling natuurlijk naar de exploitatie van de spoorlijnen die hij eertijds gekend had.

De - voorlopige - brug over de Gele Stroom.

“Ik werd vooral getroffen door de uitbreiding van het Chinese spoorwegnet. Tussen Peking en Han-k’ou werd de lijn met enkel spoor vervangen door een dubbele spoorlijn. De bochten werden verbreed. Het tracé van talrijke baanvakken werd recht gemaakt. De brug op schroefpalen, die als tijdelijk bedoeld was, bestaat nog steeds maar doet dienst als wegbrug... De Chinezen hebben de lijn enkele kilometers verlegd om een metalen brug te werpen op een plaats waar de stroom smaller wordt...”

De spoorwegen hebben een nieuwe vlucht genomen.


Bron: Het Spoor, december 1964


[4Enkele tijd na ons onderhoud hebben wij met spijt het overlijden vernomen van de h. Depaive.