Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Locomotieven > Onze onvergetelijke stomers > Historisch overzicht ...

Historisch overzicht ...

Phil Dambly.

woensdag 25 mei 2011, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Brussel, station Zuid...

Een enorme “diesel” laat haar groene en geel gestreepte stompneus statig over de wissels glijden. Zelfverzekerd nadert ze het perron waar de trein staat die haar tweeduizend “paarden” in galop zullen meevoeren. Een paar perrons verder wacht een hemelsblauwe BB schijnbaar ongeduldig om haar prachtig TEE-treinstel gezwind onder het spinneweb der bovenleidingen te loodsen.

De spoormannen zijn terecht trots op hun nieuwe locomotieven. En toch...

“Het einde van de stoom... zei een CC-bestuurder met een brok in de keel, hij was vroeger machinist geweest; geen roodgloeiende stoomketels meer, geen rook, geen zwartmuilen...” Een gevoelsmens wellicht, maar wie onder ons bleef onberoerd voor de betovering van de stoom ?

En toch is de dag nakend dat die dappere, snuivende “stomers” voorgoed zullen verdwijnen. Eindelijk, juichen sommigen die ze voor “ouwe ketels” verslijten; helaas, zuchten zij die houden van een vleugje romantiek in een prozaïsch bestaan. Maar allen zullen ze blijven gedenken als de vaandeldragers van het Belgisch vernuft. Inderdaad, dank zij die uitstekende en boeiende machines werden namen als Belpaire, Walschaerts en Flamme wereldberoemd.

Wij kunnen de retrospectieve behandeling van de locomotieven die het Belgische net doorkruist hebben niet aanvangen zonder vooraf, duidelijkheidshalve, enkele geschiedkundige begrippen in herinnering te brengen en bondig de evolutie van de techniek te beschrijven. Die inleiding zal de specialisten niets nieuws leren; ze wil alleen de jonge lezers wegwijs maken in het epos van onze “stomers”.

 oprichting van de Belgische spoorwegen.

België mag zich met reden erop beroemen het eerste spoorwegnet op het Europese continent te hebben ontworpen.

Na de revolutie van 1830 werd, in opdracht van de regering, een aanvang gemaakt met de studie van een spoorweg die Antwerpen zou verbinden met de Maas en de Rijn. Men vreesde immers dat Nederland de handelsverbindingen tussen onze haven, de zee en de beide rivieren zou hinderen. De studie werd toevertrouwd aan de ingenieurs Simons en De Ridder.

Op 1 mei 1834 ondertekende Leopold I een wet die het exploitatieprincipe van het net bepaalde.

De aanleg van de eerste lijn Brussel-Mechelen werd in één jaar voltooid. Ze zou het embryo worden van het dichtste spoorwegnet ter wereld.

Brussel, 5 mei 1835

Op 5 mei 1835 verliet de eerste trein het station Brussel-Groendreef. Hij bestond uit drie delen die respectievelijk getrokken werden door de locomotieven “La Flèche”, “Stephenson” en “L’Eléphant”. Die machines, men noemde ze toen “slepers”, werden gebouwd in de Werkplaatsen Robert Stephenson te Newcastle. In juli en augustus leverden dezelfde werkplaatsen de machines “La Rapide” en “L’Eclair” [1]. De eerste locomotief van eigen bodem “Le Belge” verliet op 30 december de Werkplaatsen John Cockerill te Seraing.

Maquette van de locomotief “Le Belge”, Cockerill 1835.

 De staat en de maatschappijen.

In 1843 had de Staat 559 km lijnen aangelegd die het merendeel der belangrijke centra verbonden. Het spoor bereikte Duitsland via Verviers, Frankrijk via Moeskroen en Quiévrain, Engeland via Oostende. Op dat ogenblik kon de Staat de aanleg van secundaire lijnen aan de particuliere industrie overlaten.

De eerste concessie verbond Antwerpen met Gent via het Land van Waas. Die 49 km lange lijn met smal spoor (1,140 m) werd in 1841 plechtig in gebruik genomen.

Van 1845 tot 1846 werden er verschillende concessies verleend aan Engelse kapitalen. Uit die “Engelse periode” dagtekent de stichting van de Maatschappij van West-Vlaanderen, van de lijnen Doornik - Jurbise, Sint-Truiden - Hasselt, Charleroi - Leuven (via Fleurus, Ottignies, Waver), Namen - Luik, Bergen - Manage, Manage - Waver, Charleroi - Franse grens (Charleroi - Erquellnnes), van de Maatschappijen van de Dendervallei (Aat - Aalst), “Entre-Sambre-et-Meuse” (lijnen voor de bediening van Charleroi, Walcourt, Florennes, Philippeville, Mariembourg, Couvin, Givet, Vireux) en van de “Grande Compagnie du Luxembourg”.

De concessie van de “Grande Compagnie du Luxembourg” (1846) omvatte de aanleg van de lijn Brussel - Aarlen en haar verlenging tot aan de grenzen van het Groot-Hertogdom en Frankrijk, alsmede de aanleg van de lijn van de Ourthe (Marloie - Luik). De exploitatie van het baanvak Brussel-Leopoldswijk - Terhulpen begon in 1854 en de lijn naar Luxemburg werd plechtig geopend in 1859.


Bron: Het Spoor, mei 1966

Portfolio


[1Het zal de lezer wellicht niet onbekend lijn dat de namen van de locomotieven destijds in het Frans gesteld waren. Zulks geldt eveneens voor de benamingen van de Spoorwegmaatschappijen waarover In dit werk gesproken wordt. Ter wille van de historiciteit van deze studie hebben wij die originele versies grotendeels bewaard.