Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Locomotieven > Onze onvergetelijke stomers > Elfde periode, 1940-1946 - Overname van de Nord Belge en 2de wereldoorlog (...)

Elfde periode, 1940-1946 - Overname van de Nord Belge en 2de wereldoorlog (vervolg)

Phil Dambly.

dinsdag 6 december 2011, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Op 10 mei 1940 Werd België eens te meer overweldigd. Slechts enkele locomotieven konden de wijk nemen naar Frankrijk, waar ze weldra door de Duitsers achterhaald werden... Na het einde van de vijandelijkheden werd de exploitatie onder controle van de bezetter hervat. Maar vanaf 1941 legden de opeisingen van de vijand strenge beperkingen op aan het verkeer. Inderdaad, de Deutsche Reichsbahn nam opnieuw bezit van een gedeelte van de “Wapenstilstand”-locomotieven van 1919, terwijl heel wat andere machines in beslag genomen werden voor de behoeften van de Wehrmacht.

Om de door hen geschapen toestand enigszins te verhelpen, bevolen de Duitsers, in 1942, de herstelling van 93 uit de dienst genomen Belgische locomotieven. Deze locomotieven behoorden tot de reeks van de typen 31 die in 1936 niet verbouwd werden. Na hun herstelling werden ze type 30 genoemd.

Inmiddels werd een aantal door de bezettende overheid opgeëiste Franse locomotieven, in bruikleen aan de N.M.B.S. afgestaan. Het eerste contingent omvatte ongeveer 80 locomotieven type 040 D van de gewesten Est en Nord van de S.N.C.F. (gewezen Pruisische G 81), identiek met het type 81. Die machines, welke van december 1940 tot juli 1941 in België gedetacheerd werden, droegen het typenummer 78.

Een tweede contingent, bestaande uit verschillende locomotieftypen, vulde vanaf december 1941 de leemten aan van het park. Er waren o.m. 88 machines type 140 B Ouest (type 2), 8 type 140 C Nord (type 3) en 15 type 140 G Sud-Est (type 4). Die locomotieven, gewezen Amerikaanse “Pershings” van 1917, welke dezelfde waren als het oude type 39, werden aangewezen voor Gent-Merelbeke, Aalst, Leuven, Kortrijk, Antwerpen-Dam, Muizen, Ronet en Renory. Onder de machines die het type 2 vormden, werden er, vóór de Bevrijding, 31 exemplaren teruggegeven aan de S.N.C.F., terwijl 25 andere tijdens de aftocht van september 1944 door de Duitsers meegenomen werden. De in België gebleven typen 2 werden einde 1944 naar Frankrijk teruggezonden, met uitzondering van vijf beschadigde machines, die in 1945 met toestemming van de S.N.C.F. gesloopt werden.

Onze locomotieven tijdens het oorlogsgeweld : een “Pacific” type 1 in “oorlogstenue”, gefotografeerd in de herfst van 1943 (n° 108). Men bemerkt de afgeschermde lantaarn en de witte zichtbaarheidsbanden die op het uiteinde van de bufferbalk geschilderd waren.

In maart 1942 arriveerden er 25 locomotieven type 141 TB Sud-Ouest, die als type 68 zouden worden gebruikt en bestemd waren voor de depots Pepinster, Visé, Luik en Tienen. In de periode juli-september zond de bezetter ze evenwel naar Duitsland.

Eveneens in 1942, werden er 10 locomotieven type 040 TB Sud-Est (type 70) toegewezen aan het depot Gent-Zeehaven.

Het depot Gent-Merelbeke kreeg 10 machines type 230 A Est, teruggezonden uit Duitsland in maart 1943. Zeven ervan vormden het type 13, de andere het type 23.

Franse locomotieven door de N.M.B.S. gebruikt tijdens de bezetting

Verscheidene 220 A Est hebben de typen 13 en 23 gevormd.



Sommige 040 0 Est en Nord, gewezen Pruisische G 81, ofschoon identiek met het type 81, werden type 78 genoemd.



Locomotief 040 TB Sud-Est (type 70).



Een deel van de 140 G Sud-Est, “Pershing” genoemd, identiek met het oude type 39 van de Belgische Staat, hebben het type 4 gevormd.

Acht 040 D (ex-0 81), eveneens toegekomen in maart 1943, werden aangewezen voor Kinkempois als type 78 (n° 7801 tot 7808). Met uitzondering van de locomotief n° 7801, werden ze alle tijdens de aftocht naar Duitsland gevoerd. Van juni 1944 tot de Bevrijding had men machines van hetzelfde type, genummerd van 7809 tot 7903, in het effectief van de N.M.B.S. opgenomen. In die beroerde tijd was hun aanwijzing vaak louter theoretisch en tijdens de winter 1944-1945 werden die 040 D aan de S.N.C.F. teruggegeven.

Dertien 151 TA Est, die als type 73 zouden worden gebruikt vanaf 1942, zijn nooit in België toegekomen. Van 1942 tot 1944 heeft de N.M.B.S. dus 164 Franse locomotieven gebruikt, waarvan 39 die in maart 1943 uit Duitsland gekomen waren.

Spectaculair resultaat van het bombardement in het vormingsstation Kortrijk, door de geallieerde luchtmacht, op 26 maart 1944. Locomotieven type 7 en type 44.

Einde 1944 bevonden 836 door de bezetter meegenomen locomotieven zich nog steeds in Duitsland. Van de in het land gebleven machines waren er slechts 997 onmiddellijk bruikbaar, daar 109 locomotieven vernield werden door oorlogsfeiten terwijl de andere beschadigd waren door een gebrek aan normaal onderhoud en door de prestaties die ze in moeilijke omstandigheden hadden moeten leveren.

Na de capitulatie van Duitsland, op 8 mei 1945, was de toestand enigszins verbeterd dank zij het materieel dat de Geallieerden ter beschikking van de N.M.B.S. stelden en de teruggave van 537 locomotieven door Duitsland.

Vanaf de Bevrijding zag men op het Belgische net locomotieven rijden die de Geallieerde Autoriteiten (British War Departement en U.S. Transportation Corps) besteld hadden.

Onder die eenvoudige en zuinige machines, ontworpen vanaf 1942, bevonden zich drie “Austerity”-typen van Engelse makelij: kleine 0-6-0 T met zadelvormig waterreservoir (ongeveer 350 exemplaren), 2-8-0 (935 exemplaren) en 2-10-0 (150 exemplaren). Er waren eveneens twee typen van Amerikaans fabrikaat: kleine 0-6-0 T (ongeveer 450 exemplaren) en 2-8-0 (meer dan 2.100 exemplaren).

Al die lage, smalle machines voldeden tegelijkertijd aan het begrenzingsprofiel van Groot-Brittannië en van het Nabije Oosten. Wij herinneren ons nog in station Jemelle een Amerikaanse 2-8-0 te hebben gezien, gekoppeld aan een type 36. Het verschil in afmetingen was opvallend!


Bron: Het Spoor, februari 1968