Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Locomotieven > Onze onvergetelijke stomers > Elfde periode, 1940-1946 - Overname van de Nord Belge en 2de wereldoorlog (...)

Elfde periode, 1940-1946 - Overname van de Nord Belge en 2de wereldoorlog (vervolg)

Phil Dambly.

dinsdag 6 december 2011, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

De Engelse 2-8-0 werden aangewezen voor de depots Doornik, Antwerpen-Zuid, Antwerpen-Dam, Oostende, Aalst, Muizen, Hasselt, Moeskroen, Gent-Merelbeke, Brugge, Schaarbeek en Brussel-Zuid, terwijl de 2-10-0 zich te Antwerpen-Zuid en te Doornik bevonden. De Amerikaanse 2-8-0 werden ingedeeld bij de depots Brussel-Zuid, Antwerpen-Dam, Leuven, Landen, Ans, Renory, Ronet, Ottignies en St-Martin, samen met enkele Engelse 2-8-0 die door het U.S. Army gebruikt werden.

De Engelse locomotieven, die er zeer sober uit zagen, waren in kakibruin of in olijfgroen geschilderd. Sommige ervan droegen op het machinistenhuis het kenteken van de 21e Engelse legergroep, een blauw kruis op rood schildje. De 2-8-0 en de 2-10-0 waren ontworpen door R.A. Riddles op verzoek van het Ministery of Supply (Ministerie van Bevoorrading). De 2-10-0 n° 73755, ingedeeld bij depot Doornik, was de duizendste voor het War Department gebouwde locomotief; ze werd “Longmoor” gedoopt, naar de naam van de Longmoor Military Railway in Groot-Brittannië. Ze wordt bewaard in het Museum van de Nederlandse Spoorwegen en draagt een gedenkplaat.

Locomotieven “Austerity” en U.S. Army

Amerikaanse 0-6-0 T. Wielen van 1,37 m ; twee cil. ; 45 t (H.K. Porter, Vulcan Iron Works en Davenport Loco. Works, 1942-43).



Engelse 0-6-0 T. Wielen van 1,29 m ; twee cil. ; 48 t (Hunslet, Bagnall, Hudswell Clarke, enz. 1943-45).



De Amerikaanse “Consolidations” waren gebouwd geweest door Baldwin, Alco en Lima in 1942 en 1943. Wielen van 1,44 m ; twee cilinders , oververhitting ; 73 t.



Een van de 935 Engelse “Consolidations”, gefotografeerd te Peterborough in Groot-Brittannië. Wielen van 1,43 m ; twee cil. ; oververhitting ; 71 t. Bouwers : North British Locomotive C° en Vulcan Foundry, 1943-45.



Dit is de in het museum van de N.S. te Utrecht tentoongestelde locomotief n° 73755 “Longmoor”, die in 1944 ingedeeld werd bij het depot Doornik. De “Decapods” van dat type werden alle gebouwd door North British Locomotive C°, van 1943 tot 1945. Wielen van 1,43 m ; twee cil. ; oververhitting ; 78 t.

De Amerikaanse locomotieven, gebouwd volgens de aanwijzingen van het U.S. Army, waren zwart, donkergrijs of licht kakikleurig. De 0-6-0 T waren ontworpen door kolonel Hill, terwijl de 2-8-0 een produkt waren van majoor Marsch, beiden behorend tot het ingenieurskorps van het Amerikaanse leger. De 2-8-0 werden “G.I.’s” genoemd, naar de bijnaam van de soldaten van Uncle Sam: “Government Issue” of onderdaan van de Regering.

Van 1945 tot 1947 werden verschillende machines uitgeleend aan de N.M.B.S. en de S.N.C.F. Ze bleven hun oorspronkelijke nummering behouden (n° begrepen tussen 70800 en 79312 voor de Engelse 2-8-0, 73650 en 73799 voor de 2-10-0, 1600 en 5849 voor de Amerikaanse 2-8-0), maar in Frankrijk kregen de Engelse 2-8-0 de aanduiding 140 W en de Amerikaanse, 140 U. In 1945 kocht de S.N.C.F. 78 Amerikaanse 0-6-0 T (030 U) en ontvingen de Nederlandse Spoorwegen 60 2-10-0 (N.S. 5001 tot 5060) en 227 Engelse 2-8-0 (N.S. 4301 tot 4527).

Locomotief type 29, n° 29.064, van Canadese makelij, waarvan de voorverwarmer van Worthington zichtbaar is vóór de schoorsteen.

In haar geteisterde werkplaatsen kon de N.M.B.S. de beschadigde locomotieven niet tijdig genoeg herstellen. Bovendien zouden de spoorwegen, ondanks de medewerking van de Belgische industrie die zelf zwaar beproefd was, weldra met een ontoereikend locomotievenpark te kampen hebben.

Locomotief n° 29.178, een van de vijftien machines van Amerikaanse makelij die uitgerust werden met Injecteurs van Metcalfe en met afgewerkte stoom.

Men deed dan ook een beroep op de Amerikaanse industrie, de enige die in staat was op korte tijd een bestelling uit te voeren van 300 machines voor gemengde diensten, die het type 29 zouden vormen. Daar de Amerikaanse werkplaatsen het eveneens zeer druk hadden en niet al de machines binnen de verlangde korte termijn konden leveren, werd de bestelling als volgt verdeeld: Montreal Locomotive Works, Canada: 160 machines (29.001 tot 29.160); Canadian Locomotive Company te Kingston, Canada: 60 machines (29.161 tot 29.220); American Locomotive Company te Schenectady, U.S.A.: 80 machines (29.221 tot 29.300). Die te Montreal ontworpen 2-8-0, met wielen van 1,52 m en met twee cilinders, hadden een oververhitter Superheater C°, een halfdiepe uitstekende vuurhaard, wogen 92,95 t en ontwikkelden 2.000 pk. Ze waren uitgerust met de stoomverdeling van Walschaerts, klassiek in Noord-Amerika, en de stoomverdelingsmechaniek van “Franklin Precision Gear”, die met samengeperste lucht werkt. De typen 29 waren bovendien voorzien van alle kenmerken die nuttig waren voor het Verkeer in België: koppeling, rem- en verwarmingskoppeling, schudrooster, enz. De snelheid van 96 km/h, die in Amerika behaald werd, was berekend volgens de “diameter speed”, m.a.w. zoveel mijlen per uur als er duimen zijn in de middellijn van een drijfwiel. In feite hebben de typen 29 geregeld een snelheid van 105 km/h ontwikkeld. De Canadese locomotieven waren voorzien van voorverwarmers van Worthington. De Amerikaanse die er geen hadden, waren uitgerust met een injecteur van Nathan: vijftien ervan kregen achteraf injecteurs van Metcalfe met afgewerkte stoom (n° 29.168 tot 29.182).

Men trof de typen 29 aan in alle hoeken van het land. Hier zien we de locomotief n° 29.153 aan kop van een reizigerstrein op de lijn Athus - Maas.

De Amerikaanse locomotieven ontscheepten te Antwerpen in 1946, volledig gemonteerd, terwijl de Canadese, in kisten verzonden, in het depot Antwerpen-Dam geassembleerd werden. De machine n° 29.300 werd “Ambiorix” gedoopt, maar de plaat met de naam van de Eburonen-koning verdween tijdens de overtocht van de Atlantische Oceaan. Weldra waren de typen 29 over heel het land verspreid en trokken ze de aandacht door hun welluidende stoomfluit van Nathan met vier tonen en door hun fel sputterende uitlaatkleppen. De “Jeeps”, zo luidde de bijnaam welke de spoormannen aan die “meiden voor alle werk” gegeven hadden, waren gekoppeld aan tenders van 25 m³ met bogies.


Bron: Het Spoor, februari 1968