Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > Station Diksmuide is jarig

Station Diksmuide is jarig

Ronny Mortelmans.

maandag 18 juni 2012, door rixke

De spoorwegen zijn een geschenk van Engeland aan de wereld. Ze ontstonden uit experimenten bij het zoeken naar de beste methode om steenkool vervoeren van de mijnen naar de smeltovens, de fabrieken en de particuliere verbruikers. Dank zij het vernuft van de ingenieur George Stephenson (1781-1848) kon op 27 september 1825 tussen Stockton en Darlington de eerste met stoomtractie geëxploiteerde lijn geopend worden. Kort daarop werd in 1829 de spoorweglijn Manchester - Liverpool in gebruik genomen. Een historisch moment vermits de stoomtrein zich definitief in het geografische hart van de industriële revolutie had gevestigd. De overwinning van de locomotief schiep verrassende mogelijkheden, niet alleen voor het vervoer van allerlei goederen, maar ook voor het vervoer van passagiers. De glorietijd van de postkoetsen, postiljons en diligences was voorbij; lange reizen over hoofdwegen raakten uit de mode tot het tijdperk van de auto aanbrak. Op het platteland bleef het gebruik van de cabriolet, de landauer, de ponykar en de hondekar in gebruik. Er waren niet overal spoorwegen en het was nu eenmaal noodzakelijk de stations te bereiken. Er kwamen betere en drukkere kleine wegen.

 België, een klein land van economisch wereldformaat

Iedereen weet allicht dat de eerste spoorlijn die op het continent plechtig geopend werd, de lijn Mechelen - Brussel (5 mei 1835) was. De spoorwegrage die hierop volgde, maakte van België het pioniersland van de industrialisatie op het vasteland.

Vooral de toenmalige regering, hierin gesteund door de industrie, stuurde aan op een uitbreiding van het spoorwegnet. Een stevig uitgebouwd verkeersnet garandeerde blijvende afzetmogelijkheden van het zwarte goud als brandstof voor de locomotieven en een snelle en efficiënte uitvoer van industriële fabrikaten.

Vanaf 1844 was men er in geslaagd een compleet stelsel van hoofdspoorlijnen aan te leggen. Antwerpen en de Waalse industriebekkens verkregen het monopolie van de doorvoerhandel op Noord-Europa. Voortaan moedigde de Staat ook voor minder belangrijke lijnen het particulier initiatief aan.

 De lijn Lichtervelde-Veurne

Nadat sommigen in de nabijheid van een rookpluimend gevaarte dat voorbijraasde met de duizelingwekkende snelheid van 50 km per uur, niet langer een gevaar zagen voor de melkproduktie van het vee, vond men er ook geen graten in een spoorwegverbinding door de vette Polderweiden aan te leggen.

Op 1 juni 1856 werd de “Compagnie du Chemin de fer de Lichtervelde à Furnes” gesticht.

Deze naamloze vennootschap zou de verbinding onderhouden tussen Lichtervelde en Veurne via Kortemark en Diksmuide. De Parijse bankier Polydore Millaud trad op als de grote geldschieter. Napoleon III lonkte naar een hechte aansluiting van het Franse net op de Belgische spoorwegen. Via Duinkerken hoopte hij dit voor de desbetreffende lijn te kunnen bewerkstelligen. Zijn ambities reikten echter heel wat verder dan het aanknopen van goede handelsrelaties met zijn buurlandje. Berucht imperialistisch avonturier als hij was, koesterde hij in het achterhoofd plannen om België te annexeren. Onze spoorwegmaatschappijen zagen zich dan ook geconfronteerd met Franse vennootschappen die gretig ons verkeersnet wilden inpalmen. Niet zo’n gekke transacties als men weet dat de trein het ideale middel was voor de snelle verplaatsing van militaire troepenconcentraties. Na herhaaldelijk gealarmeerd te zijn geweest, dwong de Belgische Staat op 27 april 1869 te Parijs, dank zij, Engelse en Pruisische steun, een verdrag af waarbij Frankrijk België’s volledige soevereinitieit inzake spoorwegconcessies op zijn grondgebied moest erkennen.

 Diksmuide, 9 mei 1858

Nadat de werken voltooid waren, grepen op 9 en 10 mei 1858 de plechtige openingsfeesten plaats te Diskmuide. Diksmuide was de aangewezen plaats vermits burgemeester Pieter Debreyne-Peellaert de voorzitter van de Raad van Beheer was.

De aanleg van een spoorweg in een afgelegen plattelandsstadje betekende heel wat meer dan het bevoordelen van het reizigersvervoer. Vooruitzichten op economische expansie; een spectaculaire daling van de vervoerprijzen van de landbouwprodukten; werk verschaffen aan arbeiders in een industrieel arme regio, zeker niet oninteressant in een ruraal gewest met seizoengebonden werkloosheid onder de landbouwarbeiders; ontsluiting van het geestelijk isolement door vruchtbaarmaking voor ideeën uit de buitenwereld enz.

Kortom, men had redenen te over om de inauguratie van de lijn met groot vertoon op te luisteren. Onder een stralende meizon en verscholen achter een feeëriek decor van wimpels, guirlandes, festoenen, ruikers, boeketten, triomfbogen en praalwagens hulde het ijzerstadje zich in de rol van een schone slaapster die zich vol verwachting als de toekomstige bruid van de nijverheid had opgedirkt.

Ministers, volksvertegenwoordigers, senatoren, industriëlen, bankiers, grootgrondbezitters, magistraten, talrijke journalisten, ja zelfs de “fine fleur” van de Belgische high society ontmoetten elkaar twee dagen lang in het Diksmuide van weleer. Na de gebruikelijke ronkende redevoeringen volgden copieuze banketten waar het toasten regende. Schuilend achter het bevoogdend sociaal perspectief van het paternalisme had de bourgeoisie ook de lagere bevolkingsklassen niet vergeten. Voor één keer werd de dagelijkse sleur van de behoeftigen gelenigd in de vorm van maaltijden en giften in natura. Zelfs de Parijse bankier Millaud, “banquier dix fois millionaire”, verwaardigde zich af en toe een proleet de hand te drukken, zij het wel met een zekere reserve: “pourvu que celui-ci fut un honnête homme”.

Heel de stad danste. De notabelen walsten tot het ochtendkrieken in de zalen van het stadhuis. Een scherp waarnemer van de Gentse pers, met een kritisch oog voor damestoiletten, stelde er tot zijn genoegen vast dat de boterstad niet enkel op de kwaliteiten van zijn zuivelprodukten kon bogen: “infiniment plus de jolies femmes qu’on ne pourrait s’y attendre dans une population moins restreinte”. Brooddronken vanwege de plots opwellende bron van liefdadigheid fuifde ook het gewone volk tot in de kleine uurtjes.

 Diksmuide: 10,11,12 september 1983

Op initiatief van de Stedelijke Feestcommissie van Diksmuide worden ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van het station, grootscheepse festiviteiten op touw gezet. Op 10, 11 en 12 september worden de toeristen er onthaald op een brede waaier van attracties. Marktkramers, volksspelen, folklore, oude ambachten, tentoonstellingen, volksvermaak enz. Niets wordt aan het toeval overgelaten om de toeristen optimaal te verwennen.

“Dixmude, een kleine doch vermaakelijke Stad”, wist de Zuidnederlandse historicus Sanderus reeds ca. 1640 te vermelden toen hij de Vlaamse steden beschreef. De boterstad kan er prat op gaan dat van de oude gulhartigheid nog niets teloor gegaan is. Wie op de desbetreffende data uitstapt in Diksmuide kan bij het verlaten van het station een gratis trappistenbier krijgen. Deze gunst wordt verschaft door “Het Patersvat”, een typisch Diksmuidse herberg die wijds en zijds bekend is voor de bijzondere zorg waarmee het gerstenat er vertroeteld wordt.

Trouwens, hoeveel toeristen weten dat het Ijzerstadje ressorteert onder de gunsttarieven van een dagje of een weekend aan zee ? Waarom niet eens het maagdelijke landschap van Bachten de Kupe bewonderen na van de zilte prikkeling van de zeelucht genoten te hebben?

De 15 deelgemeenten zijn zeker weekend-uitstapjes overwaard. Wat een kleurig spectrum aan mogelijkheden heeft het Ijzerstadje niet te bieden! Zijn stemmig museum dat de herinnering levendig houdt aan een groots en tragisch verleden; zijn IJzertoren, die spijts Vlaanderens lijden in het verleden, als een trotse uitdaging de Poldervlakte domineert; zijn Dodengang die tijdens één van de donkerste episoden van de geschiedenis zo’n jammerlijke tol aan mensenlevens heeft geëist; zijn begijnhof die een oase van rust en stilte is; zijn Duits militair kerkhof met het wereldberoemde treurende ouderpaar van de beeldhouwster Käthe Kollwitz enz.

Terecht durven wij de stellige hoop koesteren dat heel wat vakantiegangers deze zomer Diksmuide ‘aan den lijve’ zullen uitproberen.


Bron: Het Spoor, augustus 1983