Homepagina > Het Spoor > Buitenland > Vier hete nachten op de Bagdad-Express

Vier hete nachten op de Bagdad-Express

Ludwig Mariman.

maandag 1 oktober 2012, door rixke

Van Bagdad naar Istanboel... In de tijd van Karl May een adembenemende tocht dwars door Koerdistan en het Turkse Rijk. Honderd jaar later nog altijd een avontuurlijke treinrit van bijna vijf dagen.

Bezoek je Irak in volle zomer, bereid je dan in elk geval voor op temperaturen van 25° C ’s nachts tot 45° C in de schaduw overdag. Reden te over om Bagdad, ondanks zijn roemrijk verleden een ongoocheling, zo snel mogelijk te ontvluchten. Ook al kom ie dan van de broeierige Perzische Golf. Daarbij vergeleken was de woestijnwarmte van de Iraakse hoofdstad een heerlijke verademing...

Op een zwoele vrijdagavond sta ik in Bagdads oudmodische international Railway Station. Ervoor kan je nog een oude stoom locomotief bewonderen, daterende van de Britse tijd. Overal merk je trouwens de Engelse invloed in dit Tweestromenland. Behalve dan in de klederdracht: rondom je staat een menigte Irakezen in gewaden die verdacht goed gelijken op onze nachtkledij.

Men had me aangeraden slechts een biljet te nemen tot de grens met Syrië. Een Syrisch plus een Iraaks biljet is namelijk merkelijk goedkoper dan een internationaal vervoerbewijs voor dezelfde afstand. Mijn opzet verwekt grote consternatie bij de loketbeamte: wie stapt er nu in ’s hemelsnaam uit in een grensdorp midden in de woestijn?

 fevzi-pasha, 2e klas a.u.b.

Al gauw blijk je de enige buitenlander te zijn in de hele trein. En kan je versteld staan van de enorme gastvrijheid waarmee deze Arabieren zich over je ontfermen. Nauwelijks heb je plaatsgenomen of je wordt uitgenodigd deel te nemen aan de gezamelijke picknick die reeds is begonnen. Het gros van deze mensen is op terugreis van een pelgrimstocht naar de heilige steden Kazimein en Kerbela. Stipt om 23 uur verlaat de Bagdad-lstanbul-express de stad van duizend en één nacht. Over precies 96 uur hoop je de oevers van de Bosporus weer te zien...

Slapen blijkt een onmogelijke zaak. Niet alleen wordt het toegelaten aantal reizigers in het treincompartiment schromelijk overschreden, maar bovendien zijn er de hinderlijke temperatuur en het lawaai van een halve veestapel die wordt meegesleurd in de gang, om dan nog niet te spreken van de geur die deze ongewone reizigers produceren. Het openbaar vervoer is verreweg het enige verhuismiddel voor de bewoners van de Oriënt. Overal zie je autobussen en treinen volgestouwd met huisraad, motorfietsen, ja zelfs met de graanopbrengst van het afgelopen jaar. Wie gewoon is ’s nachts te reizen, weet dat de laatste uurtjes het zwaarst wegen voor het vermoeide lichaam. Je telt de uren af tot de dag aanbreekt en tracht een beetje comfort te zoeken op de treinbanken, bij gebrek aan ligplaatsen, in mijn geval beperkt dit er zich toe door het open raam de koelte op te zoeken van de woestijnnacht. Niet dat ik daarin zou slagen: ofschoon met dieseltractie, is de snelheid van de Bagdad-express nauwelijks voldoende om een flauw zuchtje verlichting te bezorgen.

Rond zes uur ’s ochtends bereik je eindelijk Mosoel, de hoofdstad van Koerdenland, gelegen aan de rand van één der rijkste olievelden van de aarde. De zon staat reeds loodrecht aan de hemel. Je neemt de gelegenheid te baat om je te verfrissen in een van de fonteintjes waarmee dit oord gezegend is. En je tracht ergens een hapje te eten. Geen onmogelijke opgave. Stations zijn overal ter wereld uitgerust met een of ander buffetje. Een schril gefluit kondigt onverwacht het vertrek aan. Vertraging is een zinloos begrip wanneer gerekend wordt met afstanden van duizenden kilometers. Vandaar dat niemand juist weet te vertellen hoe lang het oponthoud telkens duurt onderweg. Een goede raad: verwijder je niet te ver. Tenminste, indien je niet het risico wil lopen je trein voor je neus te zien vertrekken! En de volgende is pas morgen...

 Een etentje in volle woestijn...

Kort na de middag, een onooglijk gebouwtje in een steppeachtig landschap: het Syrische grensstation. Tijd voor de grensformaliteiten, die vlot verlopen. Er blijkt een eetzaaltje te zijn waar je tegen een miniem bedrag shish-kebab kan verorberen. Het drinken is in heel het Midden-Oosten wel het delicaatste punt. Bekende Amerikaanse frisdranken vind je tot in de verste uithoek van de woestijn. Maar hoed je ze te drinken uit de glazen die men je voorzet, indien je, voor de rest van je reis niet wil geplaagd zitten met een acute dysenterie.

Het wachten is dan op het verwisselen der locs. Voor treinfans een buitenkansje: een heerlijke stoomloc, met vooraan een beschermende plaat tegen eventueel loslopend vee of andere obstakels op de spoorbaan. Twee uur later stopt plots het treinstel. Geen station te bekennen. Alle reizigers, dergelijke zaken blijkbaar gewend, klimmen uit de wagons de spoorberm op. De aftandse loc kreunt en sist. Naar verluid oververhitting. Geen nood, na een dertigtal minuten stapt iedereen op het teken van de machinist weer in.

We naderen de Syrisch-Turkse grens. Het landschap is veranderd. De woestijnachtige hoogvlakte heeft plaatsgemaakt voor de grauwe heuvels van Zuid-Anatolië. Noeseibin het Turkse grensdorp. Het Syrisch traject duurde niet meer dan zes uur. Nu volgen we 350 kilometer lang de grens op Turks grondgebied.

 Met de libanon-express naar istanboel

Zondagmorgen 10 uur. Weer een slapeloze nacht achter de rug. We houden halt in Fevzi-Pasha:. niets meer dan enkele huisjes tegen de flanken van de heuvels. Ik moet een biljet kopen voor het laatste deel van de reis tot Istanboel. In afwachting van de aansluiting met “de sneltrein” uit Beiroet, maak ik een wandeling door de straten van het dorp. Op het spoorwegemplacement versieren zwarte rookwolken de helderblauwe lucht. Omstreeks 17 uur is het eindelijk zover: koppeling met de Libanon-express uit Beiroet en Aleppo.

Tijdens de nacht zal ik trachten een glimp op te vangen van het hooggebergte dat Centraal-Turkije scheidt van de Middellandse Zeekust. Een moeilijke opgave, temeer daar de duisternis hier bijzonder ondoordringbaar is.

De vermoeidheid doet zich intussen steeds meer gevoelen. Achtenveertig uren voor het grootste gedeelte rechtstaan, kruipt uiteraard in ieders kleren. Gelukkig is er een restauratiewagen aangekoppeld in Fevzi-Pasha. Omstreeks acht uur neem ik voor het eerst een uitgebreid ontbijt. Naar zuiderse gewoonte heeft het merendeel der reizigers een voorraad proviand mee voor de hele treinreis, zodat ik bijna de enige ben in de eetwagen. Toch zijn er drie kellners die elkaar voortdurend voor de voeten lopen om toch maar eerst te bedienen.

Het grootste deel van de dag breng ik door aan de bar: een aangename afwisseling. Kayseri, Ankara, Eskishehir... hier verlies je elk gevoel voor tijd en afstand.

Maandagavond 23 uur. Istanboel is in zicht. In de treincoupés heerst er een drukte van jewelste. Door de open ramen heen kijken tientallen verlangend uit over de verlichte Bosporus.

Eindelijk ! Iets over middernacht kruip ik geradbraakt op het perron van Hayder-Pasha, het eindstation van de lijnen door Klein-Azië. Het wachten is nu op de eerste veerboot naar Europa. Over vijf uur...