Homepagina > Het Spoor > Buitenland > Kleine treinen van het land van Wales en het eiland Man

Kleine treinen van het land van Wales en het eiland Man

Dennis Gill.

maandag 18 februari 2013, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

De spoorwegen, en dit is zo klaar als ’n klontje, zijn een vervoermiddel van een plaats naar een andere. In Groot-Brittannië zijn er nochtans een zeker aantal spoorwegen die hun succes in hoofdzaak danken aan hun ongewoon voorkomen. Ze hebben een bijzondere charme die de nieuwsgierigheid van de profaan prikkelt en hem aanspoort tot een treinreisje, zonder een bepaalde bestemming, louter en alleen voor zijn genoegen. Vergeleken met de betovering die de reis op zichzelf biedt, is de bestemming inderdaad maar van bijkomstig belang.

Kleine spoorweglijnen vielen zodanig in de smaak dat vurige bewonderaars “Preservation Societys”, een soort van “Beschermcomités”, oprichtten om de voortzetting van hun exploitatie te verzekeren, ondanks de verpletterende concurrentie van de auto. Dït gelukkige initiatief had tot gevolg dat een zeker aantal van die “ongewone lijntjes”, welke ten dode stonden opgetekend, nieuw leven werd ingeblazen.

Hiertoe behoorde, onder meer, de “Ravenglass and Eskdale Railway” die zijn reizigers over een twaalftal kilometer door een bekoorlijk landschap voert, van Ravenglass, aan de kust van Cumberland, door de vallei van Eskdale, naar het dorpje Boot. Bij haar oprichting, in 1875, had die lijn een spoorbreedte van drie voet, maar in 1915 werd zij tot vijftien duim herleid. Twee jaar geleden zag het er evenwel naar uit dat de “Ratty” (de Knorrepot), zo noemde men hem in de volksmond, er het bijltje zou moeten bij neerleggen. Toen daagde de “Ravenglass and Eskdale Railway Preservation Society” als reddende engel op. Zij deed een nationale oproep om geldelijke steun en kocht de lijn voor 12.000 pond sterling. Thans is de toekomst van de Knorrep”t verzekerd en elke zomer kronkelen de kleine treintjes opnieuw door het heerlijke landschap dat zich over de westelijke rand van het Lake District uitstrekt. In de winter is er een beperkte dienst.

Het is echter de Talyllyn Railway, in het hartje van het land van Wales, die aanleiding gaf tot de oprichting van de eerste vereniging tot vrijwaring van de spoorweg en die aantoonde waartoe een groep vastberaden “fans” in staat zijn wanneer zij hun krachten samenbundelen om een spoorweglijn van de ondergang te redden. Het lijdt geen twijfel dat het voorbeeld van de Talyllyn Preservation Society heel wat andere lijnen, waarover in onderhavig artikel gesproken wordt, voor een roemloos einde heeft behoedt. De Talyllyn, waarvan, de spoorwijdte twee voet drie duim bedraagt, werd plechtig geopend in 1865 en behoorde het laatst aan Sir Haydn Jones, een gewezen lid van het Hogerhuis, gekozen door het kiesdistrict Merioneth. Toen Sir Haydn Jones, in 1950, het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, scheen ook zijn spoorlijn haar zwanezang te zullen zingen. Maar de oprichting van een “Preservation Society” en de warme geestdrift waarmee de oproep werd beantwoord, brachten de redding. En zo kunnen de kleine treintjes verder ongestoord hun zeven mijlen verorberen tussen Towyn, op de kust van Merioneth, en de dieper landwaarts gelegen landerijen, en vervullen twee van de locomotieven, die bijna honderd jaar geleden besteld werden voor het openen van de lijn (de Talyllyn en de Dolgoch), nog even dapper hun taak. Van de eerste reizigerwagens die op de lijn werden gebruikt, zijn er nog vier in dienst en de “Society” heeft een belangwekkend museum van spoorwegen met smal spoor geopend.

Naarmate hij zich van de kust verwijdert om de beklimming van de nabijgelegen heuvels aan te vatten, waagt de Talyllyn zich in een droomlandschap waar de rododendrons, de houthyacinten, de bremstruiken en het rode vingerhoedskruid bloeien. Schier over de helft van het traject, tussen Towyn en Abergynolwyn, klampt de lijn zich letterlijk vast aan de flank van de heuvel en, op een gegeven ogenblik, overschrijdt zij een bergkloof die bijna 18 meter diep is.

Het succes van de Talyllyn was een buitengewone stimulans voor de geestdriftige bewonderaars die alles veil hadden voor de heropleving van de Festionog (ongeveer 25 km noordwaarts), de oudste openbare spoorweg ter wereld met smal spoor, die in 1946 werd gesloten. Deze lijn, met een spoorbreedte van iets minder dan twee voet, werd in 1836 opengesteld om de leien, die in de steengroeven van Blaenau Festionog werden ontgonnen, over een afstand van dertien én een halve mijl naar de kust van Caernavonshire te vervoeren. Het eerste vervoer van reizigers had plaats in 1865 en de indrukwekkende doortocht van de Festionogvallei was, gedurende meerdere generaties, een der hoogtepunten van de reis voor de toeristen die Noord-Wales bezochten. Thans geschiedt de exploitatie van de lijn over een afstand van zeven en een halve mijl tussen Portmadoc en Tan-y-Bwlch, waar de stationschef (een vrouw) door het dragen van de traditionele Welse rok, hét door zijn voorgangers ingevoerde gebruik in ere houdt. Een der locomotieven, de Prins, is waarschijnlijk de oudste ter wereld die een regelmatige reizigersdienst verzekert (zij rijdt op de Festionoglijn sedert 1863). Er zijn ook merkwaardige antiquiteiten zoals Earl of Merioneth en Merddin Emrys, locomotieven met dubbele stoomketel, die tachtig jaar oud zijn en voor en achter een schoorsteen hebben.

Voor hen die op zoek gaan naar ongewone spoorwegen is het Land van Wales dus een uiterst belangwekkend jachtterrein, en de Talyllyn en de Festionog zijn niet de enige. Zij die geen bazen zijn in alpinisme kunnen, even goed als hun broeders die van beklimmingen houden, genieten van het heerlijke panorama dat zich op de top van de Snowdon aan hun blik ontrolt: een tandradspoorweg zal ze tot aan het hotel brengen. De lijn is ongeveer vijf mijl lang en de helling, die nooit kleiner is als 2 %, bereikt op sommige plaatsen 18 %. Zij werd in 1896 voor het verkeer opengesteld. Niet ver van daar bevindt zich de kabelspoorweg die vertrekt van de badplaats Llandudno naar de hoogten die het voorgebergte van Great Orme beheersen. Het maximale hoogteverschil bedraagt 22 % en de liftkasten, waarin ruimte is voor 48 passagiers, vervoeren nagenoeg 250.000 bezoekers per seizoen.

Het centrum van het Land van Wales mag de eer opeisen de enige lijn met smal spoor (1 voet 12 duim) voor het vervoer van reizigers te bezitten die door de British Railways geëxploiteerd wordt. Haar traject van twaalf mijl, dat gevolgd wordt door de Vale of Rheidol Railway van de kustplaats Aberystwyth tot Devil’s Bridge, een enig mooi oord in het hart van de bergen van Cardiganshire, rivaliseert op het gebied van natuurpracht met het traject van de Talyllyn en de Festionog. De treinen die zich aan smalle berghellingen vastklampen en in zig-zaglijn op de flanken van de steile en bosrijke bergen voortkruipen, worden gesleept door locomotieven van 25 ton die luisteren naar de namen van Prince of Wales, Owain Glyndwr, Llywelyn. Het traject duurt een uur.

Andere bezienswaardigheden uit het Land van Wales zijn de Fairbourne Railway (15 duim spoorbreedte) die uit Fairbourne vertrekt en over een afstand van twee mijl het zandachtige strand van Merioneth volgt, en de Welshpool and Llanfair Light Railway, in het graafschap Montgomery.

Van de top van de Snowdon kan men bij helder weer de omtrekken van het eiland Man onderscheiden, die in het westen opdagen. Wie in de merkwaardigheden van het spoor belangstelt, mag niet nalaten er heen te gaan. De korte reis per boot of per vliegtuig loont ruimschoots de moeite want de spoorwegen van Man zijn enig in hun soort. Met haar totale lengte van 46 mijl, is de lijn op Man veruit de langste spoorlijn met smal spoor (3 voet) in Groot-Brittannië, en, sedert de in dienst stelling, in 1873, van het eerste baanvak, Douglas - Peel, heeft zij nooit opgehouden de bewoners van het eiland trouw te dienen. Zij doorkruist de meeste gewesten van het eiland en gebruikt 16 kleine stoomlocomotieven om de primitieve rood- en kreemkleurige wagens te slepen.

Op het eiland-Man heeft de stoomtractie af te rekenen met de sympathieke concurrentie van de paardentrams te Douglas en ook met die van de elektrische spoorwegen die vooral langs de kust lopen van Douglas naar Ramsey (18 mijl), dwars door een wondermooi landschap. “Genieten van hun aangename, rustige gang, die bedoeld is om de ongeduldigste reiziger te kalmeren en hem zachtjes aan de bekoring van die manier van reizen te laten op prijs stellen, is, zegt Miss Maxwell Fraser in In Praise of Manxland, als het ware een terugkeer naar die goede oude tijd van onze voorouders.” Die spoorlijn, welke een breedte heeft van drie voet en bekend staat onder de benaming “Royal Mail and Direct coast Route”, werd voltooid in 1899 en genopt eens de eer Koning Edward VII en Koningin Alexandra onder haar illustere reizigers te tellen. De reizigers mogen hun reis onderbreken aan de verschillende bergengten en op andere schilderachtige plekjes waarmee het traject bezaaid ligt, en onder meer afstappen te Groundle Glen, waar een miniatuurtrein is. Vanaf Laxey loopt de secondaire lijn, die de reizigers nabij de top van de Snaefell (2.034 voet) brengt, vier en een halve mijl lang over een helling die meestal 8 % bedraagt. Het is de steilste lijn van Groot-Brittannië die enkel door adhesiekracht geëxploiteerd wordt. De spoorwijdte bedraagt drie voet zes duim. Naarmate de trein zachtjes de spiraalachtige zigzaglijnen op de flanken van de berg bestijgt, hebben de reizigers een enig vergezicht. Eenmaal op de top kunnen zij het hele eiland overschouwen dat zich aan de voet van de berg uitstrekt.


Bron: Het Spoor, april 1963