Homepagina > Het Spoor > Buitenland > De rhaetische spoorwegen

De rhaetische spoorwegen

Paul Arnould

maandag 25 maart 2013, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Of je nu naar Da vos, Sankt Moritz dan wel naar Pontresina wil, en wie zou dat niet eens willen..., in Landquart of in Chur moet je van de Swiss Express die je, in één nacht, zover bracht. Daar stapje dan over op een uitzonderlijke trein die deze toeristische paradijzen bedient. Tenzij je een bescheidener plaatsje verkiest, want in Engadin, dit hoogdal met zijn honderdvijftig valleien en zijn talloze gletsjers kun je vele kanten uit.

Hoe dan ook, vanaf Landquart of Chur reis je verder met de Rhaetische spoorwegen, een van de belangrijkste Europese meterspoorwegen, die met hun 391 kilometer lijnen de heerlijkste berglandschappen doorkruisen. Een meterspoor: in onze contreien roept die benaming meteen het beeld op van die lieftallige, trage, hotsende trammetjes, samengesteld uit enkele rijtuigen, tenzij het alleen maar een motorwagen was. “Boerentram” werd dat vervoermiddel hier te lande wel eens vrij oneerbiedig genoemd.

Met de Rhaetische spoorwegen valt er evenwel niet te spotten: de rijtuigen zijn breed, comfortabel en worden getrokken door krachtige, elektrische locomotieven die soms zes assen hebben en op bepaalde secties 11 000 volt ontwikkelen. Een heuse trein dus die, daar, tegelijk een eersterangsvervoermiddel en een boeiende toeristische attractie is.

Dank zij de verschillende lijnen van het net kun je inderdaad lanterfanten door een van de aantrekkelijkste streken van Zwitserland en kun je uitzonderlijk schilderachtige plekjes bereiken die voor een auto helemaal niet toegankelijk zijn zoals Alp Grüm, op de Berninalijn, gelegen op meer dan tweeduizend meter hoogte en waar je, van op het terras van het station (dat tevens een café, restaurant en hotel is), een van de betoverendste Alpengletsjers ontdekt.

 ’n Idee van een hotelhouder

Vanwege het zeer grillige profiel van het kanton Graubünden, was de aanleg van het net - van 1889 tot 1914 - een zeer harde dobber, wat in zekere zin ook de keuze van de goedkopere meterspoorweg verklaart. Graubünden is overigens een streek waar de hotelhouders heel wat verbeeldingskracht bezaten. Was het immers geen hotelhouder uit Sankt Moritz die het voor die tijd nog al buitennissige idee had te bewijzen dat het mogelijk was de besneeuwde hellingen af te dalen op planken die wij nu doodgewoon... ski’s noemen! ’n Idee dat zijn weg gemaakt heeft, zouden we zo zeggen, want Sankt Moritz is een mekka van de wintersporten geworden. Een andere hotelhouder, ditmaal uit Davos, was van mening dat een spoorweglijn, verbonden met de Bondsspoorwegen, hem heel wat meer klanten zouden aanvoeren dan de door paarden getrokken diligences en postwagens. Zo gezegd, zo gedaan. De werken namen een aanvang en in 1889 reden de treinen van Landquart naar Klosters. In 1890 bereikten ze Davos, dat eveneens een bliksemsnelle ontwikkeling zou kennen.

 Stormlopen tegen de Bernina

Met de jaren breidde het net zich verder uit, sloot aan op de Albulalijn en ontsloot het stralende Engadin voor het groot toerisme. De “ijzeren weg” bereikte Thusis in 1896 en Sankt Moritz in 1904. Van 1908 tot 1910 zou een privé-compagnie een van de meest verbazingwekkende Europese spoorweglijnen aanleggen: Sankt Moritz - Tirano (in Italië), via de vermaarde Berninabergpas. Inderdaad, die lijn bezit een van de sterkste klimpercentages van Europa voor adhesiespoorwegen, d.w.z, zonder tandradbaan: over nagenoeg de helft van haar lengte bereikt ze 70 per duizend en, steeds voor een lijn van dat type, is ze de hoogst gelegen spoorlijn van Europa (2 300 meter hoogte op de bergpas).

De lijn wordt gevoed met 1 000 volt gelijkstroom en bedient o.m. Pontresina, een bijzonder aangenaam en heerlijk vakantieoord dat zijn charme dankt aan zijn centrale ligging in een streek die het grootste aantal gletsjers groepeert.

Vervolgens bereikt ze de kabelbaan van de Diavolezza, die je naar dat heelal van gletsjers brengt, daarna klimt ze naar de kloosterherberg van de Bernina en, ten slotte, bedient ze Alp Grüm, alvorens, via de duizelingwekkende zigzagwegen, af te dalen naar Italië.

 Enkele records

Er zijn nog andere secties van de Rhaetische spoorwegen waar het klimpercentage buitengewoon hoog is: 60 ‰ tussen Chur en Arosa, 45 ‰ tussen Kloster en Davos...

De tracés getuigen van een ongewone vermetelheid en hebben een recordaantal kunstwerken. De 118 tunnels en galerijen hebben een totale lengte van 39 km, en de 498 bruggen en viaducten zijn samen 12 km lang. Een ander record op dit net: de tunnel van Albula is 6 km lang en met zijn niveau van 1 823 m de hoogst gelegen alpenspoorwegkoker.

Een ander record is dat van de “Gletsjer Expres”, een trein die in Europa de langste afstand aflegt op een meterspoor. Hij verbindt inderdaad Sankt Moritz met Zermat, in Wallis, en dat over drie verschillende netten: de Rhaetische spoorwegen, de Furka-Oberalp en de Brig-Visp-Zermat, een trein die uitsluitend ’s zomers rijdt maar die met de opening van de Furkatunnel heel het jaar door zal bollen. Hij zal alsdan van naam veranderen en “Rijn-Rhöne-Expres” heten.

Het zijn eveneens de Rhaetische spoorwegen die de toeristen naar Zernez brengen, van waaruit ze met de postautocars naar het vertrekpunt kunnen van een van de voettochten die dwars door het Zwitserse Natuurreservaat lopen, een domein waar fauna en flora streng in ere worden gehouden. Laten we daar nog aan toevoegen dat de Rhaetische spoorwegen in Engadin eveneens talloze kabelspoorwegen en zweefbanen (skiliften) exploiteren die het ontdekken van de streek vergemakkelijken; zulks geschiedt dank zij de goedkope formule van de “puntenkaarten” die op alle vervoermiddelen uit de streek geldig zijn.


Bron: Het Spoor, september 1982