Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Locomotieven > De electrische locomotief BB

De electrische locomotief BB

F. Baeyens, Hoofdingenieur M.A.

maandag 3 juni 2013, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

De eerste electrische locomotief 100 % in België vervaardigd, bestemd voor de lijn Brussel - Charleroi; zij kan een stel van 800 T tegen 130 km/h slepen.

 Wat betekent “BB”?

Omdat ze hun eigen tradities wilden in ere houden, zijn de Spoorwegadministraties vroeger nooit kunnen overeenkomen om een eenvormige benaming te geven aan hun stoomlocomotieven.

Onze machtige type 1, met haar voordraaistel, haar drie gekoppelde drijfwielen en haar achterbissel wordt 231 genoemd in Frankrijk, 462 in de Angelsaksische landen, en Pacific ... zo wat overal.

Voor de electrische- en dieselmachines, die ontstonden toen de gedachten zich reeds richtten naar een verder doorgedreven rationalisme, nam men een classificatie aan waarin de DRAAGASSEN aangeduid worden door CIJFERS die hun aantal opgeven, terwijl de DRIJFASSEN aangeduid worden door letters; de volgorde van de letter in het alfabet geeft het aantal drijfassen op die in eenzelfde onderstel zijn gegroepeerd.

Een electrische locomotief waarop de assen zouden geplaatst zijn zoals op de stoomlocomotief type 1, zou dus een 2C1 zijn. Een andere, waarvan de kast rust op twee draaistellen van elk twee drijfassen zal een BB genoemd worden.

Wanneer assen (waarvan de wielen niet verbonden zijn door drijfstangen) AFZONDERLIJK aangedreven worden door motoren, plaatst men het kenteken O bij de hoofdletter en de locomotief is een BoBo. Voegen wij er bij dat dit kenteken in de praktijk dikwijls wordt weggelaten daar al de moderne machines thans onafhankelijke drijfassen hebben.

 Overal vindt men BB’s

In 1949/1950 stelde de N.M.B.S. 26 electrische locomotieven van dit type in dienst (serie’s 101, 120 en 121); 50 andere werden geleverd in 1953/1954 (serie 122); en tenslotte is er sedert begin 1956 nog een levering van een nieuwe reeks van 83 locomotieven (type 123) aan de gang.

Men mag beweren dat de electrische locomotief BB een universele machine is: 95 % van de gemengde locomotieven en de goederenlocomotieven van de S.N.C.F. zijn BB’s, de Deutsche Bundesbahn bezit er honderden en in Zwitserland en Italië maken ze een belangrijk deel uit van het park.

 Haar algemeen voorkomen

Een locomotief BB omvat dus 2 draaistellen met 2 drijfassen (aangedreven door tandraderen) waarop een kast rust.

Binnen deze kast is de schikking, op weinige uitzonderingen na, altijd dezelfde: een stuurcabine aan beide kanten, een middenafdeling met daarin de toestellen en de hulpgroepen (compressoren, ventilatoren voor de afkoeling van de tractiemotoren, transformatoren voor een machine met wisselstroom, aanzetweerstanden voor een machine met gelijkstroom, enz.). De locomotief heeft een dak, meestal samengesteld uit afneembare elementen, waarop twee stroomafnemers met pantograaf en enkele toebehoren staan.

 Maximum snelheid

In 1920 was de maatstaf 70 km/h voor de goederen-treinen en 90 km/h voor de reizigerstreinen. Sedert 1937, en tot vóór enige jaren meende men dat 105 km/h de topsnelheid was voor de locomotieven zonder voorassen [1].

Het was het geval in Frankrijk voor de series 241 (Tours - Bordeaux), 0325 (Brives - Montauban) en 8001 (Paris - Lyon).

Deze laatste serie, waarvan het prototype in dienst werd gesteld in 1947, had nog geen voordeel gehaald uit de studies en de vooruitgang in Zwitserland verwezenlijkt gedurende de laatste oorlog.

BB van de Spoorwegmaatschappij B. L. S. (80 T - 125 km/h).

In 1944 had de Spoorwegmaatschappij Bern-Loetschberg-Simplon (BLS) inderdaad de eerste BB van de serie 251 (Ae 4/4) in dienst gesteld. De toegelaten snelheid van deze locomotieven was 125 km/h, dank zij belangrijke verbeteringen, hoofdzakelijk aangebracht aan het richtingsstelsel van de asbussen, aan de ophanging van de draaistellen, en aan de opvatting van het kastfreem.

BB 8051 van de S.N.C.F.

Einde 1945 hadden de Zwitserse Bondsspoorwegen, geïnspireerd door het voorbeeld van de B.L.S. ook hun BB’s van 125 km/h (Re 4/4); de Rhetische Spoorwegen eveneens (Ge 4/4 - metrische radstand).

BB 9003 van de S.N.C.F., gelijkaardig aan de BB 9004 die het wereldsnelheidsrecord vestigde.

Onze locomotieven series 121, 122 en 123 zijn opgevat volgens dezelfde principes, terwijl de meer klassieke BB’s van de serie 101 (100 km/h) gelijken aan de 0325 van de S.N.C.F., en onze BB serie 120, onder oogpunt van het mechanisme van de draaistellen, een gedurfde en gelukte extrapolatie is van de draaistellen der zware railauto’s van de N.M.B.S.

Laatste etappe: 2 proeflocomotieven van de S.N.C.F. (140 km/h) waarvan men voorzag de snelheid tot 160 km/h op te drijven, werden in 1953 in dienst gesteld.

BB E 10.003 van de Deutsche Bundesbahn

Het wereldsnelheidsrecord op sporen (meer dan 300 km/h) werd gevestigd door twee Franse locomotieven zonder draagassen, BB en CC.

 Gewicht, lengte en vermogen

Onderstaande tabel geeft een beknopt overzicht van de ontwikkeling van de locomotieven BB inzake totaal gewicht, totale lengte, radstand van een draaistel en het vermogen in doorlopend regime; de locomotieven van de N.M.B.S. komen erin voor.

Net Jaar van indienstelling Gewicht in ton Lengte over alles Radstand van draaistellen in m Doorlopend vermogen in pk
Cie Midi (S.N.C.F. - 4001) 1920 - - - 920
Sud-Ouest (S.N.C.F.) 1935 80 12,870 2,950 1640
S.N.C.F. (0325) 1940 80 12,930 2,950 1920
B.L.S. (Ae 4/4) 1945 80 15,600 3,250 3800 [2]
C.F.F. (Re 4/4) 1946 56 [3] 14,700 3,000 2240 [4]
Italië (E 424) 1946 72 15,550 3,150 1400
S.N.C.F. (8001) 1947 92 12,954 2,950 2400
N.M.B.S. (120) 1950 80 17,180 3,500 2240
N.M.B.S. (121) 1950 80 16,300 3,600 2420
N.M.B.S. (122) 1953 80 18,000 3,450 2360
S.N.C.F. 1953 80 15,600 3,800 4080

In de tabel ziet men dat de BB langer geworden is en dat het opgesteld vermogen 1.000 pk per as kan bereiken.


Bron: Het Spoor, september 1956


[1Voor snelheden van 120 tot 130 km/h nam men zijn toevlucht tot 2D2 s of 1D1 ’s, volgens de durf en de kennis van de bouwer.

[2Machines met wisselstroom waarvoor het doorlopend regime bepaald is bij een grotere snelheid dan voor de andere machines van de tabel.

[3Vereist maximumgewicht om de snelheidsgrens te kunnen opdrijven bij het berijden van de bochten.

[4Machines met wisselstroom waarvoor het doorlopend regime bepaald is bij een grotere snelheid dan voor de andere machines van de tabel.