Homepagina > Het Spoor > Infrastructuur > Werkplaats/Depot > De werkplaats van Bascoup

De werkplaats van Bascoup

C. Delvigne.

maandag 24 juni 2013, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

 Een brokje geschiedenis

Vóór de oorlog 1914-1918, was de fabricatie van de onderdelen voor spoortoestellen en voor het gewoon spoor in de nijverheidsstreek van het Centrum samengetrokken. In 1910 werd beslist een grote stapelplaats van die materialen in de nabijheid der voortbrengstfabrieken op te richten om alzo de vervoerkosten te verlagen.

Waarom koos men Bascoup? Om twee redenen: men kon daar uitgestrekte gronden tegen voordelige prijzen aankopen, en het dichtbij gelegen station beschikte over talrijke rangeer- en uitwijksporen.

Het zagen van de spoorstaven.
Soms horen wij spreken over de “Stapelplaats van Bascoup” of over de “Omwerkingswerkplaats van Bascoup” ... Maar, wat is dat voor een dienst en waar ligt Bascoup?

Wel, hier is het antwoord op die vragen. Wij zullen U tevens in het kort de geschiedenis der instellingen vertellen en ook een kijkje geven op hun menigvuldige werkzaamheden.

Het gehucht Bascoup

Aan de rand van het nijverheidsgebied van het Centrum, halfweg tussen Charleroi en La Louvière, omzoomd, in het noorden en het oosten, met zwarte “terrils” en, in het zuiden en het westen, met vriendelijke landschappen (Mariemont ligt maar enkele passen vandaar), strekt zich een uitgebreid geheel van werk- en stapelplaatsen uit. Tien hectaren zijn er bezet met 16.000 m² gebouwen en talrijke opslagplaatsen van ijzeren materialen, die door 9 km sporen bediend worden.

Daar, in een gehucht van Chapelle-lez-Herlaimont, brengen 600 spoormannen, geholpen door een drijfkracht van 1.900 pk, 300 gereedschapsmachines van alle aard in beweging.

De stapelplaats werd in 1912 in gebruik genomen. Gedurende de oorlog brachten de Duitsers er Russische krijgsgevangenen in onder, waardoor zij lange tijd als “Russisch kamp” betiteld werd. Na de wapenstilstand deden een vijftigtal bedienden haar vroegere activiteit weer opflakkeren.

In 1925 besloot de Directie van onze spoorwegen, bij wijze van proef, de bestanddelen van de spoortoestellen en de onderdelen van het lopend spoor te recupereren en om te werken. Die proef ging door in de Stapelplaats van Bascoup die, ingevolge de oprichting van de Centrale Stapelplaats te Schaarbeek. buiten dienst gesteld was. Men hoopte in dit nijverheidsgebied gemakkelijk handige ijzerbewerkers te kunnen aanwerven.

Het boren.

De eerste resultaten waren bevredigend en in 1926 werd een werkplaats van 55 m lengte en 12 m breedte opgericht. Zij werd uitgerust met een handbediende rolbrug en met enkele tweedehandse werktuigmachines. Weldra werden een paar lokalen bijgebouwd; voor de wanden werden oude dwarsliggers gebruikt en voor het dak asfaltpapier.

De montage van de omgewerkte toestellen gebeurde in open lucht.

In 1927 werd een tweede werkplaats aan de eerste toegevoegd en werd er een derde gebouwd voor de smederij en het “herstampen” van de lasplaten.

Het personeelseffectief dat 100 bedienden bedroeg in 1926, bereikte weldra 150 man.

Een algemeen zicht op de schaafmachines.

In 1930 kwam het Bestendig Comité van de Raad van Beheer ter plaatse de gegrondheid van een aanvraag tot vergroting en modernisering onderzoeken. Dit bezoek had als gevolg dat verscheidene moderne werktuigmachines aangekocht en nieuwe werkplaatsen gebouwd werden.

Bascoup ging voort met het moderniseren van zijn werkmethodes die het zo goed mogelijk aanpaste aan de vooruitgang op gebied van fabricage en constructie.

Begin 1940, bereikte het effectief 300 bedienden.

Het plooien.

Zijn besparingspolitiek voortzettend, besloot de Raad van Beheer in 1953, ten koste van nieuwe beleggingen, de fabricatie van spoortoestellen, die voorheen door de private nijverheid geleverd werden, aan de Werkplaats van Bascoup toe te vertrouwen. Deze maatregel liet niet alleen toe belangrijke besparingen te verwezenlijken, maar ook de levering van de nieuwe spoortoestellen te vergemakkelijken, de termijnen ervan in te korten en de omvang van de stocks in de Centrale Stapelplaats van Schaarbeek te verminderen.


Bron: Het Spoor, augustus 1957