Homepagina > Het Spoor > Maatschappij > Wanneer de trein zich met het vliegtuig meet

Wanneer de trein zich met het vliegtuig meet

R. Gillard.

maandag 24 november 2014, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Op 14 oktober 1897, toen de gemiddelde snelheid der treinen vrijwel niet hoger lag dan veertig kilometer per uur, slaagde de Fransman Clement Adler erin, voor het eerst een vliegende machine te laten opstijgen. Enkele jaren later namen de gebroeders Wright, in Amerika, de fakkel over, vervolgens de Braziliaan Santos-Dumont, daarna de Fransen Farman en Voisin. Op 25 juli 1909 stak een andere Fransman Blériot, aan boord van een eendekker, het Kanaal over. Het vliegtuig was op weg om de ruimte te veroveren... en de snelheid. Thans bedraagt zijn maximale commerciële snelheid meer dan vijfhonderd kilometer per uur, terwijl de gemiddelde snelheid van de snelste treinen lager blijft dan vijftig kilometer per uur.

 Op ‘t stuk van de snelheid

Het lijdt geen twijfel dat noch de spoorweg noch de auto zich ooit met de stalen vogels zullen kunnen meten. Het vliegtuig zweeft boven de aardse hindernissen, hindernissen die dikwijls het vervoer te land in de weg staan en het verplichten reisroutes te gebruiken die soms kronkelig en, derhalve, langer zijn. In West-Europa is de afstand door de lucht gemiddeld 30 % korter dan de afstand per spoor.

De ETR 300 van de F.S.

De verhoging van de snelheid van het vliegtuig heeft, evenwel, niet de verhoopte verkorting van de duur der reisroutes tot gevolg gehad, althans niet in Europa. Op ons continent zijn de afstanden tussen de landingsplaatsen meestal zo dat het opdrijven van de snelheid der vliegtuigen geen evenredige vermindering van de vliegtijden met zich heeft gebracht, want een groot deel van die tijden wordt in beslag genomen door de opstijgings- en landingsoperaties, zodat het toestel slechts gedurende een betrekkelijk klein gedeelte van de vliegtijd zijn maximale kruissnelheid haalt. Daar de vliegvelden, bovendien, in de voorsteden of zelfs daarbuiten gelegen zijn, betekent het aan- en wegbrengen van de reizigers, over soms druk bereden wegen en lanen, een kostbaar tijdverlies. Laten wij eveneens aanstippen dat de formaliteiten bij vertrek en aankomst, alsmede het nazien van de bagage door douane en politie, heel wat minder ingewikkeld zijn bij de spoorweg waar, ingevolge de douane-controle tijdens de reis, het oponthoud aan de grensstations praktisch uitgeschakeld werd. Bewust van zijn kwetsbaarheid op dat gebied, heeft het vliegtuig gedacht deze te kunnen verhelpen door zijn snelheid op te voeren. Zijn eigen berekeningen hebben uitgewezen dat een dergelijke verhoging, die de vliegtijd met 50 % zou inkorten, heel kostbaar zou zijn zonder aanzienlijke tijdwinsten te boeken.

Indien het vliegtuig in West-Europa een onbetwistbaar meesterschap behoudt op de lange trajecten, dan heeft het op de middelmatige afstanden, d. i. minder dan 700 kilometer, aan de trein een geducht concurrent. Des te meer te duchten daar het spoor, de laatste jaren, steeds meer nieuwigheden invoert. Laten wij alleen maar de Trans-Europ-Expressen vermelden. Deze uiterst luxueuze sneltreinen, welke in 1957 gelanceerd werden en die thans bijna honderd Europese steden verbinden, bereiken maximale snelheden van 145 kilometer per uur, wat overeenstemt met een gemiddelde ritsnelheid van 130 kilometer per uur. Het gevolg van die verhoging van de snelheid der treinen, dat nog beter tot zijn recht komt wegens het tijdverlies dat het vliegtuig op de grond ondergaat, bestaat hierin dat het verschil tussen de ritduur per vliegtuig en die per spoor, op een vijftigtal Europese verbindingen, van stadscentrum tot stadscentrum, de neiging vertoont kleiner te worden. Op sommige verbindingen, b. v. die van Brussel naar Parijs, biedt het spoor zelfs, alles tezamen genomen, de snelste verbinding.

In de TEE Brussel-Parijs.

Maar is de snelheid, in deze strijd tussen reuzen, uiteindelijk wel de voornaamste inzet? Bestaat het genoegen er, inderdaad, in snel ter bestemming te komen? Of is het niet eerder de som van alle minuten, van alle seconden die de reis omvat? Wij verliezen zoveel van ons bestaan door snel te willen leven!

Kan men een land leren kennen in een van die hotelkamers welke men in zeven haasten betrekt tussen twee koortsachtige landingen? Men ontdekt de wereld van dal tot dal, van akker tot akker, van dorp tot dorp, van mens tot mens. Op de trein heeft men de tijd om de wereld te bekijken, men heeft ook de tijd om kennis aan te knopen met zijn reisgezel, hem te beoordelen, hem op prijs te stellen en ons, door onze omgang, wederzijds te verheffen. De trein is een verrijking voor hart en geest. In de trein ontluiken liefdes en levens. Tussen een tocht te voet, die ons veel laat ontdekken over weinige dingen, en het vliegtuig dat ons vluchtig een weinig laat zien van vele dingen, blijkt de trein een uitstekende tussenoplossing te zijn.


Bron: Het Spoor, oktober 1965