Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > Getuigen van gisteren > Een passerelle over het verleden

Een passerelle over het verleden

P. Pastiels.

zaterdag 17 februari 2018, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

De passerelles, waarmee uitsluitend voetgangers hun afstanden kunnen verkorten, overbruggen niet alleen waterlopen en kanalen, ze overschrijden eveneens de wereld van de spoorweg. We treffen ze meestal aan nabij de stations, in de industriële en bedrijvige streken waar het verkeer van een drukke straat vaak door het voorbijrijden van treinen opgehouden wordt. Maar er zijn er ook die, over de sporen heen, twee wijken met elkaar verbinden, terwijl de weg een ommetje maakt. Nu eens is het een verhoogde gang waarvan de volle, metalen wanden alle uitzicht op de sporen belemmeren; dan weer is het een overloop van traliewerk waar je je rustig kunt blijven verdiepen in de drukte van een station met zijn doffe schokken, zijn schril gesis, zijn vluchtig geknars. Een fluittoon weerklinkt; ergens verbreekt een ontsnappende rookwolk de stilte met haar plots geluid; schoolknapen met zwarte schortjes aan rennen vrolijk het brugje op naar de plaats waar de trein zal voorbijkomen. Een wrange gulp stoom barst even in tweeën op het traliewerk, streelt ondertussen de snoetjes van de jonge snaken om daarna, samen met het gelach en de dromen, in de ether te vervliegen...

Bij dageraad en avondschemering, doen de zware stappen van noeste werkers de gewrichten trillen van die sombere metalen geraamten welke, als armzalige zwartgerookte triomfbogen een wijle het heen en weer geloop kanaliseren van de voorstad naar het centrum, van het harde leien naar een vleugje vreugde, van de. markt naar een wijkkermis...

In het begin van deze eeuw was het station Ronse een belangrijk spoorwegknooppunt waar de lijnen 81 (Doornik - Lessen - Edingen), 82 (Aalst - Zottegem - Avelgem - Kortrijk) en 86 (Blaton - Leuze - Oudenaarde - Gent) samenliepen. Tussen twee haakjes, weet je dat het ontvanggebouw een erfenis is van het oude station Brugge, waar het in 1870 gesloopt werd, om daarna, steen voor steen, wederopgebouwd te worden in Ronse ? Op dit rustige uur van de dag komt de rangeerlocomotief (hl type 5 Staat) weer op adem, ze gaat een paar verfrissende teugjes nemen aan de waterkolom. Ook de seinpalen schijnen moe te zijn, ze laten de armen hangen (in die stand duidden ze de doorgang aan voor rangeringen), terwijl de kabels van hun bedieningshandels, naast de kleine houten blokpost, ontspannen zijn... Maar wat mag die netjes uitgedoste burger daar wel uitvoeren ? Een boeiend schouwspel, vooral als je het, zoals die twee snaken, vanuit de hoogte, door de reling van de passerelle kunt gadeslaan.

Ronse

Wij zetten onze zwerftocht verder en stappen uit te Jumet (lijn 119, van Luttre naar Chatelineau-Châtelet), in de voorstad van Charleroi. Minder gehaast dan de man die het indrukwekkend aantal trappen van de passerelle aan zijn laarzen lapt, staat een groepje wachtende wandelaars hoogstwaarschijnlijk te keuvelen over de „genoegens” van de overweg. Naast de muur waarop vers geplakte verkiezingsaffiches hangen, profiteren ze wellicht van dit oponthoud om de aanstaande verkiezingen onbewimpeld op de korrel te nemen ? Terloops weze hier gezegd dat de verkiezingen in deze streek nogal bewogen waren in de tijd van de opkomende vakbeweging. In de verte bemerk je de huifkar van de „chemin de fer de l’Etat n° 1” die hotsend haar „ronde” doet. De huis-huis-dienst bestond dus al...

Jumet

Landen, de geboorteplaats van Pepijn, herbergde in de vorige eeuw slechts 736 inwoners. Alles veranderde grondig toen het spoor Luik met Leuven verbond. Landen werd een welvarende stad die, dank zij de spoorweginstallaties welke er werden opgericht, een vestigingsplaats werd voor talrijke spoorweggezinnen, wat het bevolkingscijfer gevoelig deed stijgen (het locomotievendepot had 26 locomotieven in 1909 tegen 7 in 1882).

Met zijn gammele woonwagen als enig onderkomen, denkt deze zigeuner er nog niet aan sneller op te schieten als de tred van zijn paard. Hij wacht op het openen van de bareel om, over berg en dal, zijn zwerftocht voort te zetten op het ritme van zijn verbeelding. Maar de kinderen, die zich buigen naar de trein die het station binnenrijdt, dromen reeds van andere reizen...

Landen

Neen, het is geen toeloop van manifesterende arbeiders of arbeidsters die wij naast de vermaarde „rode passerelle” van Seraing aantreffen. Het is gewoon een bonte mengeling van eenvoudige huismoeders, snuggere loopjongens, jeugdige handlangers en andere arbeiders die samentroepen voor het kiektoestel van onze reizende fotograaf die zo pas van de trein afgestapt is. Aan de andere kant van de overweg staat de wagen van een bierhandelaar die zijn waar aan de man brengt. Stof van ijzer en kolen bedekt gevels en longen; bij een lekker glaasje is het net of alles binnenin grondig doorgespoeld wordt.

Seraing

Vandaag zijn er minder voetgangers maar meer gemotoriseerde voertuigen. Er worden onderdoorgangen gebouwd die de passerelies als het ware verdringen, tot groot ongenoegen van hen die er, in het voorbijgaan, niet alleen dromen van andere horizonten, maar ook heel even gecharmeerd worden door die mysterieuze wereld van het spoor...


Bron: Het Spoor, april 1970