Homepagina > Het Spoor > Buitenland > Locomotieven uit alle windstreken > Ferrovie Italiane dello Stato. Groep E 444
Ferrovie Italiane dello Stato. Groep E 444
Phil Dambly.
vrijdag 3 juli 2020, door
De locomotief E 444.001, die op 8 november 1967 officieel werd voorgesteld aan de pers, legde bij die gelegenheid de 210 km tussen Rome en Napels af in 88 minuten, met een commerciële snelheid van 150 km/h. De getrokken belasting bedroeg 315 ton, of 7 rijtuigen.
Met het oog op het verhogen van de snelheid op de lijnen met gemakkelijk profiel, hebben de FS in 1963 vijf elektrische voorreekslocomotieven besteld die 180 km/h kunnen halen. Die machines werden ontworpen door het Onderzoekingsbureau van de Dienst Materieel en Tractie van de FS en gebouwd door de Italiaanse industrie. De eerste vier locomotieven, geleverd in 1967-68, zijn voorzien van een klassieke elektrische weerstandsuitrusting met 25 schakelaars. De vijfde locomotief daarentegen is uitgerust met een stelsel waarbij de spanning geregeld wordt door hakkers met thyristors.

Sedert het in dienst stellen van de voor-reekslocomotieven, wat hoogst bevredigend uitviel, hebben de FS twee opeenvolgende bestellingen van 50 en 60 krachtiger locomotieven geplaatst die alle in 1973 in dienst zullen zijn. De levering van die nieuwe locomotieven werd aangevangen in 1970 en de aankoop van 30 bijkomende eenheden is reeds gepland.
Buiten de tractiemotoren zijn de reeksma-chines op enkele details na, o.m. een meer verfijnde lijn. van de voorzijde van de kast. identiek met de vorige. De locomotieven E 444.056 en 057 zullen evenwel uitgerust zijn met een stelsel voor het regelen van de spanning waarbij de gelijkstroom verdeeld wordt door middel van hakkers met thyristors. Die uitrusting zal bestaan uit twee gedeeltelijke hakkers van Marelli-Westinghouse welke parallel inwerken op elk weerstandsaggregaat. De vijfde voor-reekslocomotief die met een stelsel als hoger beschreven uitgerust is, bevat daarentegen slechts een hakker van Brown Boveri die op het volledig vermogen inwerkt.

De opstelling van het mechanisch gedeelte is op de reekslocomotieven dezelfde als op de eerste vijf eenheden. De draaistelframen, die gelast zijn en geen middeldwarsbalk hebben, zijn gewoon rechthoekvormig. Per draaistel zijn er twee volledig opgehangen tractiemotoren; ze zijn, enerzijds, ruggelings met elkaar verbonden en rusten, anderzijds, op de kopdwarsbalken van het draaistel. Dit uiterst dicht bij elkaar brengen van de twee motoren vermindert de draaibewegingsstraal van het draaistel ten opzichte van zijn verticale as en verhoogt de vastheid in de langsrichting (asafstand van het draaistel: 2,600 m). Met die opstelling kon de wiegbalg weggelaten worden en wordt de aandrijving van de kast bekomen door drie kabels voor lage trekinrichting met regelbare spanning, die dienst doen als stangen. De ideale tractieas wordt aldus teruggebracht op 250 mm boven het niveau van het spoor. De ophanging van de draagpotten geschiedt door schroefvormige veren die hydraulische schokdempers omringen. Daar de wiegbalg afgeschaft werd, rust de kast rechtstreeks op vier schroefvormige veren. Door bemiddeling van twee hefboompjes en twee verbindings-stangetjes wordt het gewicht overgebracht op het draaistel door een hulpdwarsdrager die op zijn beurt met de kast verbonden is door twee gelede verbindingsstangen. Die hangdraadophanging zorgt voor de dwarse onafhankelijkheid van de massa’s kast-draaistel. De hulpdwarsdrager rust op glijstukken van hard „fenoplast-staal” met oliebad, welke met het draaistelframe verbonden zijn. Eens dat de fenoplast met een smeermiddel bedrenkt is, blijft hij met het staal een constant wrijvingscoëfficiënt behouden.
De motoren werden ontworpen in de werkplaatsen van de FS te Foligno. Die van de reeksmachines hebben een versterkt continuvermogen van 760 tot 940 kW ten opzichte van die van de voorreekslocomotieven.
Al de E 444’en zijn voorzien van een elektrische weerstandsrem en van een pneumatische rem, gesynchroniseerd en bediend door dezelfde remkraan. Daar het „steigeren” van de draaistellen praktisch uitgeschakeld wordt door de lage trekinrichting, diende men nog alleen het steigeren van de kast uit te schakelen door de speling van de verschillen in stroomtoevoer van de motoren van de voorste en achterste draaistellen. Op de 60 locomotieven van de tweede reeks zal er bovendien aan het uiteinde van de weerstand een klep aangebracht worden die, door het gepast doorlaten van de stroom, de uitwerking van het doorslaan tempert.
Onder de 50 machines van de eerste reeks zullen twee eenheden uitgerust worden met een elektronische inrichting voor het rijden met een opgelegde snelheid. Hierdoor zal men de snelheid automatisch en onafhankelijk van de veranderingen van de belasting, op de gekozen waarde kunnen handhaven.
Elke locomotief bezit twee motor-wissel-stroom aggregaten voor de voeding van de hulptoestellen. De luchtgaten zijn over de hele lengte van de kast opgesteld en de uitdrijving geschiedt door de luchtkap.

De locomotieven van de groep E 444 werden ingedeeld bij de depots Rome-San-Lorenzo, Florence, Bologna en Milaan. Ze zijn bestemd voor de grote snelle verbindingen van de lijnen Milaan - Bologna - Florence - Rome - Napels, Turijn - Genua - Rome en Turijn - Milaan - Verona - Venetië. Ze rijden 180 km/h op de baanvakken van die lijnen waar deze snelheid thans toegelaten is, met een getrokken belasting van 550 tot 600 ton. De voorreekslocomotieven trekken 7 rijtuigen met een snelheid van 180 km/h op vlak terrein. De reekslocomotieven kunnen er 12 trekken bij 180 km/h, 9 bij 200 km/h, en ook 5 bij 220 km/h. Die snelheden zullen toegelaten zijn op de toekomstige directe lijn van Rome naar Florence, de „direttissima”, bestemd voor ritten van 250 km/h. Deze 230 km lange lijn, waarvan de werken aan de gang zijn, zal de afstand tussen de twee steden met 60 km verkorten en een tijdbesparing van ongeveer 80 minuten mogelijk maken!
Sedert 28 mei 1972 wordt de TEE „Lemano” (Milaan-Genève) van Milaan tot Domodossola, dit is dus op het Italiaans traject, getrokken door locomotieven E 444. De voor de diensten bestemde locomotieven zullen later bruinrood en roomkleurig geschilderd worden, net als de TEE’s.
Als gevolg van een door de FS georganiseerde wedstrijd, kregen de eerste vijf locomotieven de merkwaardige naam van „Tartaruga” (schildpad); de reekslocomotieven zijn op hun beurt populair geworden onder de benaming van „Supertartaruga”.
VOORNAAMSTE KENMERKEN (tussen twee haakjes, die van de vijf voorreekslocomotieven).
- Type: BoBo;
- spoorbreedte: 1,435 m;
- bouwers, elektrisch gedeelte: Societa Nazionale delle Officine di Savigliano, ITALTRAFO (ex-Ocren), Ercole Marelli, TIBB (Tecnomasio Italiano Brown Boveri);
- mechanisch gedeelte: Officine di Salvigliano, SOFER (Officine Ferroviarie di Napoli);
- spanning: 3 000 V gelijkstroom;
- uurvermogen: 4 200 kW of 5 700 pk (3 420 kW of 4640 pk);
- toegelate max. snelh.: 200 km/h (180);
- gewicht in rijvaardige staat: 80 t voor de klassieke machines, 84 t voor de machines met thyristors (79);
- belasting per as: 20 of 21 t (19,75);
- middellijn wielen: 1,250 m;
- totale lengte 16,840 m;
- breedte frame: 3,020 m;
- breedte kast: 3,000 m;
- hoogte dak: 3,800 m;
- hoogte lichtkap: 4,280 m;
- hoogte neergel, stroomafn.: 4,300 m.

Bron: Het Spoor, februari 1973