Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > De Napoleon van het spoorwegtoerisme

De Napoleon van het spoorwegtoerisme

R. Gillard.

donderdag 28 april 2022, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Mijn hart is nooit verzadigd,
Ach, had ik maar handen genoeg
Om de mensheid te omhelzen!

Mikhaël SVETLOV, Horizonten.

 Een woordje over gindrinkers en een aartsvijand van alcohol

Er was niets bijzonders gebeurd, op het eerste gezicht althans, tijdens dat gezegende jaar 1808. Al maakte Napoleon plannen voor een invasie van Groot-Brittannië, toch schenen de eilandbewoners die bedreiging niet ernstig op te nemen, en zeker het minst van al de bewoners van het Engelse stadje Melbourne in de Midlands. Byron schreef zijn eerste verzen, doch Melbourne bekommerde er zich bijster weinig om; de wereld overigens ook. Burns was pas dood, maar wie dacht daar nog aan in Melbourne. Burns was trouwens een Schot, en, bijgevolg, was het niet zo erg dat hij vergeten werd. De spoorwegen, van hun kant, hadden het vijfde jaar van hun bestaan aangevat, maar, zij leefden, eerlijk gezegd, alsof zij zo onbekend mogelijk wensten te blijven. Om op Melbourne terug te komen, wel dit stadje leefde zoals het altijd geleefd had, dat wil zeggen gedurende duizend jaren, zonder geschiedenis, zonder herrie, zonder roem. En het kind van John Cook en Elisabeth Perkins dat op de 22e november van dat jaar onder het strooien dak van een nederig huisje, in de volkrijkste buurt, geboren werd, scheen geenszins voorbestemd om dit kalm en eentonig leven in beroering te brengen.

En nochtans zou het dit wel doem want, al beweert de Prediker het tegendeel, toch zijn er dingen die geschieden en die nog niet geweest zijn. Cook junior, zijn voornaam was Thomas, zou er trouwens geen vrede mee nemen alleen maar zijn stadje uit de Midlands het onderste boven te zetten. Geduldig, hardnekkig, met die verbijsterende karaktersterkte, die wij, waarschijnlijk bij gebrek aan andere woorden, het Britse „flegma” genoemd hebben, vatte hij de hervorming aan van zijn graafschap, van het ganse eiland, van Europa en, tenslotte, van de wereld. Bij zijn dood, nadat hij gedurende schier een eeuw een uitzonderlijk bestaan had geleid, bestond zijn nalatenschap uit een indrukwekkende naam, een handelszaak die de belangen van miljoenen reizigers behartigde en, als fortuin, 2.000 pond 497 shillings en 6 pence, wat wel bitter weinig was, voor een man die, op zijn manier, zich meester had gemaakt van de planeet.

Thomas Cook was dood, maar het groots geheel dat hij had opgericht was steviger, levendiger dan ooit. Voortgezet door zijn zoon – John Mason, – later door zijn kleinzoon – Frank Henry – ging het reisagentschap „Cook and Son”, dat in de loop der jaren niet ophield met zich uit te breiden, omstreeks 1920 een vennootschap aan met de Europese onderneming bekend onder de benaming „Agence internationale des Wagons-Lits”. Deze organisatie gebruikt thans meer dan tienduizend bedienden van verschillende nationaliteiten; zij bezit driehonderd vijftig bijhuizen verdeeld over zestig landen.

Maar de lezer weet misschien niet hoe Thomas Cook, de zoon van een arme werkman en van een ongeletterde moeder, ertoe kwam eerst kleine toeristische uitstappen te organiseren en daarna een internationaal reisagentschap op te richten. In feite, was de reden hiertoe zo eenvoudig mogelijk, al schijnt zij zonderling bij een eerste overweging: Thomas Cook hield noch van bier, noch van gin en hij had een heilige afkeer van deze „verderflijke brouwsels”.

Er dient gezegd dat Groot-Brittannië in die tijd zich met een ongemene ijver overgaf aan de dronkenschap en dat dit land ongetwijfeld de zee met al haar vissen zou uitgedronken hebben en dat er misschien nooit een Waterloo zou geweest zijn, indien een verbolgen engel – in dit geval, een kleine schrijnwerker – deze nieuwe Saturnus-feesten geen halt had toegeroepen. In haar bezorgdheid om de vreemde dranken concurrentie aan te doen, had de Engelse wetgeving de ongelukkige gedachte gehad de distillatie van alcohol aan te moedigen. Voortbrengers, handelaars, verbruikers waren er als de kippen bij om hun hart op te halen. Het oude en preutse Albion werd omgevormd in een tempel van Bacchus. „Iedereen drinkt zich dronken, zegde een tijdgenoot, zij die niet zingen, rollen onder de tafels.”

Op zijn tiende jaar, werd Thomas Cook als hulptuinier geplaatst bij een groentekweker van de stad, een zekere John Roby. Ofschoon vader van een groot gezin en lid van een godsdienstige congregatie, bracht Roby het grootste deel van zijn tijd door in de kroegen; de kleine Cook leert het leven kennen. Vier jaar later werkt hij bij een oom van moederszijde, de schrijnwerker-meubelmaker John Pegge, die, om te doen zoals iedereen, zich mild bedrinkt. De jongen walgt ervan; zulk een zedelijk verval brengt hem in opstand. Wordt zijn roeping hier bepaald? Op 18 december 1825, wordt hij aangenomen in de strenge godsdienst der Baptisten, en wat later wordt hij missionaris gewijd. In gezelschap van een vriend, de trouwe John Earp, doorloopt hij de steden en dorpen in de omtrek, deelt vlugschriften, bijbels en brochures uit, preekt de goede tijding, geselt het alcoholisme. Tijdens een van deze reizen ontmoet hij haar die zijn vrouw zal worden, de zachte, deugdzame Marianne Mason.

Thomas Cook is nu een vaste missionaris. Hij is lid van alle verenigingen die strijden voor de drankonthouding; weldra zal hij zelf zijn eigen matigheidsgenootschap stichten. Ondertussen legt hij de belofte af van „levenslange onthouding”, d.w.z, van geen enkele gealcoholiseerde drank te drinken. Noch de bijtende spot, noch het gejouw, noch zelfs de bedreigingen, kunnen de vurige geloofsijveraar tegenhouden.

Maar de mens leeft niet enkel van Gods woord. Dat had Thomas Cook dadelijk begrepen, hij, de strijder met het milde hart, maar tevens vol gezond verstand. De stoffelijke zaken gaan immers flink vooruit. Onze missionaris heeft zich ingesteld als schrijnwerker-meubelmaker voor eigen rekening; in 1840, heeft hij verscheidene werklieden in dienst.

 Hoe uit een drankbestrijdingsliga de eerste plezierreis ontstond

Dit was het tijdperk waarin de spoorwegen hun grijparmen geleidelijk over de ganse planeet uitstrekten. En hoever scheen de tijd reeds dat de Engelsen Trevithick en Vivian officieel de geboorteakt van de „ijzerenweg” getekend hadden, door de stoomdiligence van de Amerikaan Evans op spoorstaven te plaatsen! Die tien jaar, schenen al lang voorbij, en wat was er sedertdien niet volbracht! Op 25 juli 1814, had de befaamde Stephenson zijn proeven aangevat met de eerste locomotief, de „Locomotion”; in 1825 wijdde hij de eerste spoorlijn ter wereld in: de lijn Stockton-Darlington. De eerste trein op het Amerikaanse vasteland reed, de 28e december 1829, in de Verenigde Staten en de eerste trein op het Europese vasteland verbond, op 5 mei 1835, Brussel met Mechelen. Op zijn beurt trad Duitsland, de 7e december van hetzelfde jaar, in het spoorwegtijdperk. De Russen en de Canadezen openden hun eerste reizigerslijn in 1836; de Fransen in 1837; de Hollanders en de Italianen in 1839.

Thomas Cook deed zijn eerste reis per spoor in het begin van 1841. Dat was voor hem een openbaring. „Waarom de nieuwe vervoermogelijkheden aangeboden door het spoor niet gebruiken om de zaak van de onthouding te dienen?” zou hij later schrijven bij de herinnering aan de merkwaardige tocht. Cook was waarlijk opgetogen, verrukt. Zijn voorgevoel stelde hem plots in staat zich ervan rekenschap te geven dat de spoorwegen een heerlijke wereld voor de mensen zouden ontsluiten. Neen, het Avontuur was niet meer het voorrecht van de droom; voortaan zou de weg naar de verten, de weg van de vrolijke en gezonde vlucht uit de werkelijkheid, wagenwijd open staan! Maar, indien deze ontluikende, onervaren spoorwegen, die nog zo arm aan middelen waren, gesteund werden door een geschikte en ernstige organisatie, tot welke verwezenlijkingen zouden zij dan niet bekwaam blijken! In feite, had Thomas Cook een vermoeden van de meesterlijke mogelijkheden van het spoor, en hij bekeek met de ogen van een ziener, een dichter, een mystieker, dit nieuwe, indrukwekkende gebied dat hij betrad. Een mystieker, ja, dat was hij. Want, boven alles, wil hij zijn rol van louteraar blijven spelen. Tegenover de deelnemers aan een meeting voor drank bestrijding die, op 9 juni 1841, te Leicester doorgaat, zet Cook een plan uiteen dat reeds enkele tijd in zijn geest spookt: hij wil een „speciale trein” laten inleggen voor de volgende vergadering die, drie weken later, te Longborough zal gehouden worden. De president gaat akkoord; de toeschouwers jubelen het uit van enthousiasme. ’s Anderendaags onthult Cook zijn plan aan de vertegenwoordiger van de „Spoorwegmaatschappij der Midlands” – „Ik ken uw vereniging niet, antwoordde de brave spoorman, maar gij zult uw trein hebben.”

Op stel en sprong, moeten nu de nodige schikkingen getroffen worden, de uitnodigingen verzonden, de dagbladen ingelicht, de reisbenodigdheden verzameld. En de lang verwachte dag breekt aan: maandag 5 juli 1841. Op het perron van het stationnetje van Leicester, staan vijfhonderdzeventig pioniers, die druk gebaren maken, opgewonden babbelen, trappelen van ongeduld, terwijl een groep zangers, onvermoeibaar, lofzangen en strijdliederen voordraagt. Overal wapperen de vlaggen, de vaandels en de standaarden. Leicester beleeft een onvergetelijke dag. Nog nooit had een dergelijke vreugde, een dergelijke dolheid zich van een Britse ziel meester gemaakt! Doch daar weerklinkt een langgerekt gefluit: ’t is de trein. Hij stopt, men bestormt hem; hij vertrekt en men begint opnieuw te schreeuwen, te zingen, te dansen... Negen uitgelaten rijtuigen denderen tussen de esdorens.

De ganse rit is de merkwaardigste tocht langs wuivende handen, aanmoedigingen en toejuichingen, die een mens ooit aanschouwd heeft. Zouden zelfs de gindrinkers voor de zaak gewonnen zijn? Tijdelijk althans, want, in de veronderstelling natuurlijk dat zij aanwezig waren, zij bleven zo stom als een vis. Daar bereikt men eindelijk Longborough; iedereen stapt af. De groep groeit weldra aan met honderden kruisvaarders per trein toegestroomd uit andere streken. Meer dan duizend „geboren onthouders of bekeerde dronkaards”, opgesmukt met hun medailles en eretekens, stappen op door de straten van de stad. Toegejuicht door een koortsachtige menigte, trekken zij naar het park. Daar schenkt men hun thee en dan volgen redevoeringen en concerten elkaar op tot bij het vallen van de nacht. Het was een volkomen succes. Te 10 h. 30 ’s avonds, had Cook al zijn volk gaaf en gezond weer naar huis gebracht. „Er viel niets ergs voor tijdens deze tocht” zou hij later verklaren. De eerste werkelijke groepsreis was tot stand gebracht.

Wij zegden wel: de eerste „werkelijke” groepsreis, want, bij nadere overweging, waren enkele gelijkaardige uitstappen al ondernomen voor Cook ermee begon. De eerste speciale trein, gehuurd voor een openbare gebeurtenis, reed in 1838. Het was, zo vertelt John Pudney, ter gelegenheid van een ophanging die doorging te Bodwin in Cornwall. Twee broeders waren ter dood veroordeeld wegens moord op een zakenman uit Wadelbridge. De inwoners van dit dorp die, ongetwijfeld, tuk waren op hevige ontroeringen, huurden een trein om hen te vervoeren naar de plaats van de terechtstelling. De galg was, „opzettelijk voor hen”, opgetimmerd tegenover het station, zodat de reizigers van op hun banken het schouwspel gemakkelijk konden bijwonen. Op onze dagen zijn dergelijke vertoningen, gelukkig, bijna volledig van onze oude planeet verdwenen. De beul oefent zijn stiel nog immer uit, maar hij handelt in het verborgene, als ware hij beschaamd over zijn daad. En, onze moderne, speciale treinen, die heel wat sympathieker zijn, brengen ’s zondags naar de zee, het platteland en de sportpleinen, hopen reizigers belust op gezondere sensaties die een meer humane menselijkheid vormen.

De organisatie van de eerste groepsreizen was verre van onberispelijk geweest. De verantwoordelijkheid hiervoor werd doorgaans overgelaten aan de een of andere reiziger aan wie de baas zijn bevoegdheid overdroeg. Cook wou echter zelf de leiding over zijn uitstappen op zich nemen, en, in dit opzicht, is hij werkelijk een pionier. Vijf tot zeshonderd personen vervoeren, is zo maar geen zaak om lichtzinnig te behandelen. Daarom besloot Cook van zijn reizen een ernstige, stevige, betrouwbare onderneming te maken. Hij moest raad geven, zijn gezag tonen. Zijn nimmer rustige geest waakte over ieders comfort en veiligheid.

Zijn taak van organisator heeft Cook, van in het begin, volbracht met een zekerheid, een vernuft en een eerlijkheid waarvan hij nimmer afweek. Meer dan een eenvoudige vervoerder, was hij een gids, en niet enkel van de lichamen, maar tevens van de zielen. Moedigde zijn temperament van missionaris hem trouwens niet aan op die weg voort te stappen? Hij wist ook – en dat is, voorzeker, niet één van zijn geringste verdiensten – dat zijn onderneming geen mislukking was, meer nog, dat zij een opbouwend werk was. In feite, gaf hij, in alle omstandigheden, blijk van een verbijsterend en onvervalst doorzicht. Verklaarde hij zelf niet dat hij „de eerste in Engeland georganiseerde excursietrein” geleid had?

Cook’s initiatieven hadden natuurlijk de aandacht van het grote publiek op hem gevestigd. Van 1842 af, namen de reisaanvragen snel toe. Men gaat nu al verder dan de Midlands; de verovering van Engeland begint. Ofschoon hij in zijn uitstappen niets anders blijft zien dan „de prestaties van een liefhebber”, is Cook voortaan zeker van een ruim succes. De scholen vertrouwen hem hun leerlingen toe; de Groten dezer aarde verwaardigen zich in hem belang te stellen. Zo wordt Cook, nu langs een rumoerige uitstap van „onthouders” om, door de meest onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden ertoe geroepen plezierreizen te organiseren.

 Een treurig-vrolijk intermezzo

Nu mogen wij evenwel uit het voorgaande niet gaan afleiden dat de drankbestrijdersverenigingen aan vinnigheid hadden verloren, of dat de kroeglopers uit de wereld verdwenen waren, of nog, dat Cook de strijd had opgegeven. Neen, zijn ijver van missionaris is geenszins afgekoeld; hij heeft zelfs zijn methoden verbeterd. Sedert enkele tijd, heeft hij in zijn schrijnwerkerij een kleine drukkerij ingericht en geeft hij tijdschriften, almanakken, kerkgezangen en pamfletten uit, die opvallen door hun weergaloos bijtende stijl, zoals deze bezwering uitgebracht op 17 juli 1843: „Ontwaakt, dronkaards, en weent bij de gedachte aan de ellende die over uw hoofd gaat neerkomen!”

Hij laat ook boeken met kerkgezangen verschijnen waarvan het oudste, een „Verzameling van Lofzangen”, onder andere, dit eigenaardig gedicht bevat:

Stoet van dronkaards, jongen of ouden.
Mannen of vrouwen, witten of zwarten.
Zeshonderdduizend dronkaards zijn op stap
Naar de vernietiging en de hel
Midden het geweeklaag, de tranen en het tandengeknars,
Gelijkend op een griezelig koor.

In feite is Thomas Cook het meest bewonderde, en, zonder twijfel, ook het hartgrondigst verfoeide schepsel van Groot-Brittannië, zoals trouwens getuigd wordt door een brief die een naamloze schrijver hem eens toezond en waarvan het adres als volgt luidde:

De geadresseerde van deze brief woont in de Adam en Eva-straat te Market Harborough.
Hij drinkt noch bier, noch brandy, noch wijn.
Noch enige andere gealcoholiseerde drank.
Hij geeft een blad uit over de onthouding
Waarmee hij de wereld tracht te hervormen.
Indien al deze details niet volstaan om hem te doen ontdekken.
Laten wij dan zeggen dat hij schrijnwerker is en Thomas Cook heet.

Maar Cook bekreunt zich niet om de lasteraars. Zijn strijd tegen de alcohol volstaat hem niet, want nu neemt hij het ook op tegen de tabak, die, zo beweert hij, „even schadelijk is als al de vloeibare of gasvormige vergiftigingsmiddelen”. Dan gaat hij over van het woord naar het geschrift en sticht de „Anti-Smoker”. In die tijd, was het roken in de spoorwegrijtuigen verboden. Deze verordening werd, dat spreekt vanzelf, verre van op de letter nageleefd; en de spoorwegopzichters sloten doorgaans de ogen voor deze inbreuk. Cook, daarentegen, toonde zich onverzettelijk. Hij beboette niet alleen de overtreders, maar bedreigde ze, bovendien, met de zwaarste straffen der hel. Om niet op de dag van het Laatste Oordeel door de Honden van de Apocalypsis verslonden te worden, hoedden de „Cookisten” er zich dan ook vrij vlug voor de reglementen te overtreden! Meer dan ooit, wou de negende Kruistocht Engeland zuiveren van zijn verderflijke gebreken. Bierglazen en pijpen werden meedogenloos verdreven zoals weleer de handelaars uit de Tempel.


Bron: Het Spoor, april 1961