Homepagina > Het Spoor > Personeel > Beroepen bij het Spoor > Beroepen bij het Spoor: een lampje hier, een draadje daar...
Beroepen bij het Spoor: een lampje hier, een draadje daar...
R. Danloy.
maandag 7 november 2016, door
Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]
Maandag, 7.15 uur : ik begeef me naar het station Bertrix. Over 15 minuten moet ik er Georges ontmoeten, een hoofdtechnicus-elektromecanicien. Ik zal hem de hele dag volgen en de verschillende aspecten van zijn beroep ontdekken. Bij het ontwaken is het een trieste morgen: een van die schuchtere dageraden, overladen door de eerste herfstnevels die de Ardense hoogvlakten in een waas hullen. Dat verontrust me enigszins. Het zou wel eens moeilijk kunnen worden om foto’s te nemen. Maar kom, we zien wel... Zeven uur dertig: het uur waarop de prestatie van Georges aanvangt. Ik stap het lokaal binnen van de „elektro’s”, om het in spoorjargon te zeggen.
Hier, verduidelijkt Georges, is al het materiaal en de noodzakelijke uitrusting netjes gerangschikt, evenals de onmisbare documentatie, zoals de plans van alle overwegen en seinposten waarover zijn twee collega’s en hij waken. Onze man meldt eerst en vooral zijn aanwezigheid aan het aankondigingscentrum van het arrondissement Jemelle en geeft op waar hij vandaag overal komt. Hij doet bovendien navraag naar eventuele storingen in de seintoestellen. Hij haakt weer in en neemt me mee naar blokpost 23. De onderstationschef-regelaar heeft hem gevraagd om twee lampen van het optisch controlebord (OKB) te vervangen. Dat gaat vrij vlug: de tijd om die lampen op te sporen, een paneel achteraan in het OKB te openen, de verbrande lampjes eruit te halen en ze door twee nieuwe te vervangen. Dan gaat het terug naar zijn lokaal, waar ons gezelschap van vandaag zijn gevechtskledij, anders gezegd zijn „gele plunje” aantrekt, want we trekken eropuit. En hij vertelt me dat je je eigen veiligheid nooit uit het oog mag verliezen, want het grootste gevaar zijn de voorbijrijdende treinen. Vandaar : uitkijken en gezien worden!
Daarna pakt hij de werktuigen en het materiaal dat hij nodig zal hebben en we vertrekken met de bestelwagen naar de plaats waar Georges aan het werk moet. Er zijn immers werkzaamheden aan de gang tussen Paliseul en Bertrix en zijn aanwezigheid is vereist. We volgen het buiten dienst gestelde spoor dat zijn werkterrein wordt. Als we ter plaatse aankomen, maakt hij de verbindingen los om de kabels van de spoorstroomkring te beveiligen. Aldus is er geen gevaar meer dat ze door de draaiende machines worden afgerukt.
Als het spoor over enkele uren weer in dienst wordt gesteld, komt Georges die verbindingen herstellen om de spoorstroomkring opnieuw operationeel te maken. Zodra dit gebeurd is, stappen we weer op, maar deze keer in de omgekeerde richting, en we praten wat onderweg. Georges waarschuwt me: pas maar op en kijk waar je loopt. De zomer is nog niet helemaal voorbij en een onaangename ontmoeting is nog altijd mogelijk. Er zitten hier namelijk heel wat adders. Ze komen zich graag op de ballast in het zonnetje opwarmen. En nu de nevel optrekt - tot mijn grote tevredenheid - en plaats maakt voor de weldoende stralen.. Je vindt ze vooral aan de voet van seinen, vervolgt hij, en hij herinnert zich nog goed dat hij ooit een van die weinig populaire reptielen ontdekte in een overwegkeet.
We komen in de buurt van een metalen kast waaraan een krokodil verbonden is. Georges heeft het bij die gelegenheid over de vandalenstreken en diefstallen door mensen die niet begrijpen dat ze door hun ondoordachte daden de veiligheid in het gedrang kunnen brengen. Een tijdje geleden moest hij nieuwe batterijen in zo’n kast plaatsen, omdat de oude gejat waren. Verder moesten er op een gelijkgronds sein nieuwe lenzen worden gemonteerd, want zomertoeristen hadden er zich mee „geamuseerd” de vorige lenzen met stenen kapot te gooien.
We komen bij onze bestelwagen en rijden naar de overweg van Launoy, in volle natuur. Eigenlijk zou Georges een „4 x 4” nodig hebben, vooral in de winter, wanneer sommige plaatsen wegens de sneeuw moeilijk bereikt kunnen worden. In een bocht van een bosweg bemerken we Andreaskruisen. We zijn in Launoy en mijn gids, die eerst zijn voertuig parkeert, vraagt me hem te volgen. Met de hulp van Jacques, ook een „elektro”, begint hij met het onderhoud van de overweg en tevens vervangt hij de lampen van de overweglichten. Net als bij de seinen doet hij dit preventief. In het laatste geval schrikt hij er trouwens niet voor terug om als een echte Tarzan de masten op en af te klimmen.
Mocht je op zo’n ogenblik toevallig met de trein voorbijkomen, schrik dan niet: je ziet geen reuzenkanarie op een stok, maar gewoon onze vriend aan het werk. Na die onderhoudsbeurt vertrekken we opnieuw naar andere bestemmingen. Georges laat onze gele taxi achter aan de rand van een grote weg waarover de spoorweg loopt. We moeten een steile talud beklimmen om bij de sporen te komen. Op het buiten dienst gestelde spoor is een stroomspoorkring defect. Mijn gids neemt zijn meettoestellen en stelt een stroomverlies vast. Hij zal straks met speciaal gereedschap terugkomen om het probleem te verhelpen, want het is niet dringend; het spoor wordt voor het ogenblik niet gebruikt. Bovendien valt het einde van zijn prestatie vandaag samen met het opnieuw in dienst stellen van het spoor waar het werk wordt uitgevoerd. Hij zal de apparatuur dan opnieuw in orde kunnen brengen en zo twee vliegen in één klap geslagen hebben.
In principe eindigt de werkdag om 16 uur. Maar ik schrijf „in principe” omdat het vaak gebeurt dat de dag wegens werkzaamheden of storingen langer uitvalt. Thuisgekomen is Georges ook niet zeker dat hij met rust wordt gelaten, want de telefoon kan op elk uur van de dag of van de nacht rinkelen. De bediende met toezicht, de „rode kepie”, kan de elektro ter hulp roepen omdat een defect toestel het treinverkeer hindert. De werkzone van onze collega beslaat een afstand van maar eventjes 74 km en omvat heel wat overwegen, wissels en seinen die op een of andere dag defect kunnen zijn. Daardoor hangt zijn lot voortdurend af van het onverwachte..
Bron: Het Spoor, januari 1992