Homepagina > Het Spoor > Buitenland > De brug over de Forth

De brug over de Forth

zaterdag 11 juni 2022, door Rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

De brug over de Forthrivier, een der grootste spoorwegbruggen van de „cantilever”-bouwwijze, overspant, tussen de steden Queensferry en Fife, de Firth of Forth, een riviermond die meer dan 28 km breed is op de plaats waar hij in zee uitmondt. Zij is een schakel van de lijn der „London and North Eastern Railways” die Londen (King’s Cross-station) verbindt met Edinburg, Perth, Dundee en Aberdeen.

Het is een levensader voor Schotland: elk uur komt er een sneltrein voorbij; elke week rijden er meer dan duizend treinen over.

De bouw van deze brug begon in januari 1883 en werd beëindigd op 4 maart 1890 toen Z.K.H. de Prins van Wales, de latere Koning Edward VII, de laatste klinknagel plaatste.

De brug zelf heeft een lengte van 2.528 meter, maar, indien men rekening houdt met de opritten, bereikt het kunstwerk een lengte van 6,740 km. Vijfduizend arbeiders werkten er meer dan zeven jaar aan.

 De drie vakken

De zuidelijke toegangsviaduct omvat tien overspanningen in stalen liggers gedragen door stenen, pijlers en vier stenen gewelven met een totale lengte van 603 meter.

De stalen hoofdviaduct omvat drie vooruitspringende („cantilever”) stalen bogen die rusten op pijlers in metselwerk. De middenpijler bevindt zich op het eiland Inch Garvie. De drie bogen zijn verbonden door twee hangende overspanningen die elk 105 meter lang zijn. De totale lengte van de hoofdviaduct is 1.630 meter.

De noordelijke toegangsviaduct die op dezelfde wijze gebouwd werd als de zuidelijke, omvat vijf overspanningen in stalen liggers en drie stenen gewelven. Zijn totale lengte bedraagt 295 meter.

De doormeter van de hoogste pijlers meet 21 meter aan de basis en 15 meter aan de top. In elke pijler steken 48 stalen bouten met een doormeter van 6,35 cm, die over een lengte van 8 meter in het metselwerk dringen om de bovenbouw vast te leggen.

De verticale buisvormige kolommen hebben een doormeter van 3,7 meter. Zij zijn allen van binnen uitgerust met ladders.

De top van de bogen bevindt zich op 110 meter boven het peil van de vloed en op 137 meter boven de fundamenten.

De vrije doorvaart voor de schepen is 46 meter hoog. De sporen liggen op 48 meter boven het peil van de vloed.

 Gebruikte materialen

Voor het bouwen van de brug heeft men moeten gebruik maken van: 55.000 ton staal, 20.950 m³ graniet, 37.000 m³ gewone steen, 49.200 m³ beton, meer dan 21.000 ton cement...

De fabrikanten van klinknagels hebben er zeker hun fortuin mee gemaakt: men had, inderdaad, 6.500.000 klinknagels, hetzij 4.200 ton staal, nodig voor de ganse constructie.

 Onderhoud

Sedert de brug bestaat, werken er voortdurend zestig arbeiders aan om haar in goede staat te houden.

Een dertigtal van deze „brugmannen” zijn schilders. Hangend in de ijle lucht op het spinneweb van liggers en dwarsbalken, bestrijden zij, uur na uur, dag aan dag, de roest en de invreting op de 587.000 vierkante meter van de stalen oppervlakte van het kunstwerk. Zij overschilderen de brug volledig in drie jaar en gebruiken hiervoor meer dan 17 ton verf per jaar. Wanneer zij, drie jaar na hun vertrek op de linkeroever, eindelijk de rechteroever bereiken, hebben de windstoten, de zon, de kolenas en het zoutgehalte van de zeelucht al een groot gedeelte van hun werk beschadigd. Dan trekken zij over de brug en... herbeginnen.


Bron: Het Spoor, november 1961