Homepagina > Het Spoor > Maatschappij > Rechten en verplichten van de reiziger

Rechten en verplichten van de reiziger

G. Cammaerts.

maandag 1 augustus 2022, door rixke

 Recht op vervoer

Elke reiziger heeft recht op vervoer, op voorwaarde dat hij zich onderwerpt aan de tarieven en de geldende reglementering. Dit recht betreft natuurlijk de gewone vervoermiddelen (treinen en vervangingsauto-bussen) waarmee in de behoeften van een normaal verkeer kan worden voorzien. Zo kan niemand zich op dit recht beroepen wanneer het verkeer door omstandigheden van overmacht wordt verhinderd.

 Het vervoerbewijs

De reiziger moet zich, vóór het vertrek van de trein een geldig vervoerbewijs aanschaffen, behalve in de stopplaatsen (en in de stations die op bepaalde uren daarmee gelijkgesteld zijn) waar geen biljetten uitgereikt worden. In dit geval moet hij, bij het instappen, de wachter verwittigen om zich dadelijk in regel te laten stellen.

De spoormannen vullen nauwkeurig hun kosteloze reisbiljetten in; zo zullen zij o.a. de datum in volle letters op de keerzijde vermelden. Het kosteloze biljet is geldig voor één enkele reis. Een biljet, waarvan de tekst gewijzigd of doorgehaald werd, is ongeldig.

De reizen „enkel” en de trajecten „heen” der „heen- en terugreizen” mogen slechts afgelegd worden op de datum die op de biljetten aangeduid is.

Om de terugreis te doen, beschikken de reizigers die in het bezit zijn van retourbiljetten over een termijn van vier werkdagen, te tellen van de dag af dat het biljet uitgegeven werd. Die termijn wordt dus verlengd met de zon- en wettelijke feestdagen die in de geldigheidsperiode kunnen vallen. Wanneer de dag der uitgifte van het biljet een werkdag is, telt hij voor een volle dag.

De rechthebbenden op biljetten tegen verminderde prijs moeten, op verzoek van het personeel, de verminderingskaarten tonen, ja zelfs overhandigen. Zekere reizigers vinden deze maatregel overdreven terwijl ze een dergelijke controle in een schouwburg of een bioscoop zonder mopperen aanvaarden.

 Enkele verbodsbepalingen

Het algemeen reglement inzake reizigersverkeer verbiedt o.a.:

  • Het bevuilen of beschadigen van het materieel;
  • Het spuwen in de wachtkamers en in de rijtuigen;
  • Er voorwerpen of tijdschriften te verkopen zonder uitdrukkelijke toelating van de spoorweg;
  • Het roken in de wachtkamers, rijtuigen en afdelingen voor nietrokers;
  • Het roepen of zingen in de rijtuigen (het is, bijgevolg, verboden draagbare radiotoestellen te laten spelen);
  • Plaats te nemen in een trein in een dronken toestand;
  • Het meevoeren in de rijtuigen van voorwerpen die door hun vorm of afmetingen de andere reizigers kunnen hinderen.

Deze verbodsbepalingen zijn duidelijk; het is dus onnodig er langer bij stil te staan. Het reglement bepaalt dat, bij inbreuk, het controlepersoneel ertoe gemachtigd is onmiddellijk een boete van 25 F te innen en dat de reiziger verantwoordelijk zal gesteld worden voor de beschadigingen die hij zou veroorzaakt hebben.

 Het noodsein

Wanneer mag men zich ervan bedienen? Er moeten gegronde redenen zijn. Zijn station van bestemming voorbijrijden, bij vergissing in een verkeerde trein stappen, een of ander voorwerp in de wachtkamer vergeten hebben, zijn geen voldoende redenen om een trein te doen stoppen. Het gebruik van het noodsein is slechts toegelaten bij erge ongesteldheid, ongeval, aanranding door boosdoeners of een andere alarmerende reden.

 De zieken

Personen die wegens ziekte hun medereizigers kunnen hinderen, hebben normaal geen toegang tot de treinen, tenzij een gehele afdeling vooraf voor hen werd gehuurd. Reizigers die onderweg ziek worden, reizen verder tot het eerste station waar zij kunnen verpleegd worden. Voor het niet afgelegde traject kan terugbetaling worden gevraagd.

 De vensters

Zij zijn soms een twistpunt voor de reizigers. Wat zegt het reglement? Niemand heeft het recht zich te verzetten tegen de wens van een reiziger om het verluchtingssysteem in werking te stellen, maar het verzet van één klant (bv. een reiziger die pas instapte) volstaat om al de vensters te doen sluiten.

Het is verboden voorwerpen uit de vensters te werpen. Al te vaak werden baanwerkers gekwetst door ledige flessen welke door onvoorzichtigen weggegooid worden.

 Honden en andere dieren

Kleine dieren worden kosteloos in de rijtuigen toegelaten maar zij moeten in kooien of manden worden opgesloten. Voor honden, al dan niet opgesloten, moet men betalen. De eigenaar van een hond zal van afdeling veranderen of plaats nemen in de gang of op een balkon indien zijn medereizigers bezwaren maken.

Honden worden niet in de restauratiewagen toegelaten. In de slaapwagen moet een volledige afdeling besproken worden.

Voor elke hond moet de begeleider, in welke klas hij ook reist, een biljet 2e klas met 50 % vermindering betalen.

 Gebruik der treinen

De reiziger mag de trein gebruiken die hem het snelst ter bestemming brengt. Dit betekent dat hij niet altijd de kortste reisweg volgen moet. Vb.: het traject Bergen-Oostende via Doornik: 141 km, in 2e klas, 129 F; de reiziger mag het traject via Brussel-Zuid afleggen zonder een bijslag te betalen (afstand 182 km).

Men mag, evenwel, geen tweemaal dezelfde lijn of hetzelfde baanvak doorlopen, tenzij men aldus een snellere aansluiting kan bekomen en onder de dubbele voorwaarde:

  • Dat op de plaats waar de twee te berijden lijnen samenkomen, de treinen niet aansluiten;
  • Dat die plaats noch het station van vertrek, noch het station van bestemming van de reis is.

Om praktische redenen is de toegang tot sommige internationale treinen ontzegd aan de reizigers in binnenverkeer. Op de spitsuren kan het zelfs gebeuren dat bepaalde andere treinen voor zekere categorieën reizigers verboden zijn (bv. weekabonnementen, militairen). In dit verband is het raadzaam de uurtabellen te raadplegen.

 Plaatsen en klassen

Voor elk plaatsbewijs (met of zonder vermindering) mag de reiziger een nog onbezette plaats innemen. Wie zijn zitplaats verlaat zonder ze op duidelijk zichtbare wijze te hebben belegd, verliest er alle aanspraak op.

De reiziger, die plaats neemt in een rijtuig of een rijtuiggedeelte van een hogere klas dan die van zijn vervoerbewijs, moet de voorgeschreven bijslag betalen plus een toeslag gelijk aan de helft van die bijslag (met een minimum van 20 F). Die toeslag wordt niet geheven indien de van te voren verwittigde wachter de overgang naar de hogere klas heeft toegelaten.

Nu kan de reiziger ook een reden hebben om met een biljet van eerste in tweede klas te reizen. Indien de oorzaak van de deklassering aan de spoorweg te wijten is (bv. plaatsgebrek in 1e klas), wordt het verschil integraal terugbetaald. Wanneer het initiatief uitgaat van de reiziger zelf (hij heeft bv. op het perron een vriend ontmoet die in 2e klas reist), gebeurt de terugbetaling na aftrok van 10 % voor administratie kosten. Deze terugbetaling gebeurt nooit in de trein zelf. Om ze te bekomen moet het biljet naar het vertrekstation gezonden worden. Tot staving der feiten moet het controlepersoneel tijdens de reis een DC 1970 invullen en moet de reiziger, bij het verlaten van het station van bestemming, verklaren dat hij zijn biljet wil bewaren om de terugbetaling ervan aan te vragen.

Voor de kosteloze biljetten 1e klas bestaan er geen moeilijkheden: vermits er niets werd betaald, is er geen reden tot terugbetaling. De spoorman mag met een kosteloos biljet 2e klas plaats nemen in 1e klas, nadat hij, op vertoon van zijn inventariskaart, de helft van het prijsverschil tussen beide klassen betaald heeft [1].

 Verminderingen

Kinderen, die de leeftijd van vier jaar nog niet bereikt hebben en die geen afzonderlijke zitplaats innemen, worden kosteloos vervoerd.

Kinderen van vier tot tien jaar genieten 50 % vermindering. Zij mogen een aparte zitplaats innemen. Indien een biljet met 50 % vermindering gekocht wordt voor een kind jonger dan vier jaar, mag het natuurlijk een aparte zitplaats innemen. De leeftijdsgrens is dus wel vier jaar en niet zes, zoals op de meeste stadstrams.

Soms heeft een reiziger recht op verschillende verminderingen. Vb.: 1) een militair-oorlogsinvalide, lid van een groot gezin; 2) een reserveofficier, lid van een groot gezin; 3) een spoorman, reserveofficier. De regel die hier moet toegepast worden is zeer eenvoudig: verminderingen mogen niet samengevoegd worden; alleen de grootste vermindering wordt toegepast. In onze voorbeelden betekent dit: 1) 75 %; 2) 50 %; 3) 50 %.

De kinderen van grote gezinnen tussen vier en tien jaar kunnen op een vermindering van 75 % aanspraak maken.

 Reisonderbreking

De houder van een internationaal biljet mag, binnen een termijn van twee maanden, zijn reis onderbreken zo dikwijls als hij wil en dit zonder formaliteiten (waarmerking van het biljet is evenwel verplichtend bij onderbreking in Nederland en Spanje).

In binnenverkeer mag de reis ten hoogste eenmaal onderbroken worden, op voorwaarde dat de onderbreking aangevraagd werd in het station van vertrek of in het station waar de reis onderbroken wordt. De reiziger die zijn reis onderbreekt, moet dezelfde dag ten laatste voor middernacht verder reizen; deze regel geldt zowel voor de trajecten „heen” of „terug” van een „heen- en terugreis” als voor een enkele reis.

Voor kosteloze biljetten geldt dezelfde regel.

 Reisgoed

Elke reiziger mag kosteloos gemakkelijk draagbare voorwerpen (handbagage) meenemen [2]. Hiervoor beschikt hij over de ruimte boven en onder zijn zitplaats. Beperkingen zijn voorzien voor sommige abonnementen.

Verder worden als „ingeschreven” reisgoed toegelaten [3]: kinderwagens, muziekinstrumenten, sportartikelen, fietsen, korven, kasten, draag- en rolstoelen voor zieken, mobilair, enz.

Dit reisgoed wordt, in de mate van het mogelijke, in de pakwagen van de door de afzender aangewezen reizigerstrein vervoerd, nadat het dan het stationsloket ingeschreven en door de spoorweg, tegen afgifte van een bulletin, is aangenomen. Het wordt, eventueel, door de spoorweg overgeladen op de aansluitende treinen. Indien de reiziger het ter bestemming niet afhaalt, tegen afgifte van het bulletin, plaatst de spoorweg het ambtshalve in de bagagebewaarplaats. De reiziger is niet verplicht zijn reisgoed te begeleiden. Hij kan het van te voren versturen: indien in de trein waarmede hij meent te reizen geen reisgoed wordt aangenomen, of nog, om zeker te zijn bij zijn aankomst erover te kunnen beschikken, indien hij om de aanhuis-bestelling ervan heeft verzocht, enz.

De spoorweg is niet verplicht colli en voorwerpen, die meer dan 150 kg wegen, als reisgoed tot het vervoer aan te nemen. Hij heeft, bovendien, het recht colli en voorwerpen te weigeren waarvan de aard, de afmetingen of de verpakking niet zouden geschikt zijn voor een vervoer als reisgoed. Mogen niet als reisgoed vervoerd worden: gevaarlijke stoffen en voorwerpen, o.a. de geladen wapens, de ontplofbare en ontvlambare stoffen en voorwerpen, de weerzinwekkende stoffen.

De inschrijving van het reisgoed geschiedt bij vertrek uit de stations en aanhorigheden waar de reis-goeddienst verzekerd is.

Het reisgoed kan onderweg op de onbewaakte stopplaatsen (alsook op de stations die op bepaalde uren daarmee gelijkgesteld zijn) afgehaald worden indien de colli niet meer dan 30 kg wegen en voor het eerstvolgend station ingeschreven werden.

 Bijzondere beschikkingen voor fietsen, kinderwagens en vouwboten

Fietsen, kinderwagens en vouwboten worden onverpakt als begeleid reisgoed aangenomen. Behalve in geval van overmacht (bv. als hij met een trein reist welke zulk reisgoed niet vervoert) moet de reiziger het evenwel binnen de aanhorigheden van de spoorweg begeleiden, het helpen laden, lossen en, eventueel onderweg, overladen, zoniet wordt een hoger tarief toegepast. Voor de overgang van een station naar een ander in een grote agglomeratie, neemt de reiziger weer bezit van dit reisgoed en ontvangt hij aan de pakwagen een bewijs waarmee hij de reis met de aansluitende trein kan voortzetten. Dit reisgoed wordt ook bij vertrek uit onbewaakte stopplaatsen aangenomen.

Zulk reisgoed wordt niet voor het binnenland in internationale treinen aangenomen. De spoorweg kan de aanneming ervan in de elektrische motorstellen en de motortreinen TT, TA en M (beperkte ruimte) niet met zekerheid waarborgen. Het personeel zal evenwel reizigers die in verlegenheid zijn, trachten uit de nood te helpen.

 Vrij vervoer van reisgoed

De houder van een gratis vervoerbewijs, waarop „Vrij vervoer van reisgoed: 30 kg” vermeld staat, mag kosteloos laten inschrijven:

  • Een fiets met één stel trappers en 30 kg reisgoed;
  • Een kinderwagen en 30 kg reisgoed.

Gaat het om een fiets met meer dan een stel trappers of een bromfiets met één of meer dan één stel trappers, dan moet hij bijkomende taksen betalen.

Het biljet voor een kosteloze reis in het buitenland geeft recht op vrij vervoer van 30 kg persoonlijk reisgoed voor elk der personen vermeld op het biljet. Het overwicht wordt tegen de gewone voorwaarden van het tarief getaxeerd.

Onder „persoonlijk reisgoed” verstaat men in het algemeen de fietsen (behalve in Groot-Brittannië) en de voorwerpen geborgen in reiskoffers, manden, valiezen, reiszakken, hoededozen en andere verpakkingen van die aard, alsook de verpakkingen zelf.

De bijkomende kosten moeten volledig betaald worden.

De internationale legitimatiekaart, waarmee de erop vermelde houder biljetten tegen verminderde prijs kan bekomen op de netten die op deze kaart voorkomen, geeft geen recht op tariefverminderingen voor het vervoer van reisgoed. Dit laatste wordt tegen de gewone taksen verzonden daar het biljet tegen verminderde prijs als een vervoerbewijs tegen het volle tarief beschouwd wordt.

Bij de bewaargeving van reisgoed onderscheidt men de volgende gevallen:

  • Reisgoed toebehorend aan personen met vrije reiskaarten of kosteloze biljetten wordt, op vertoon van bedoelde vervoerbewijzen, gratis in bewaring genomen;
  • Elke bediende mag, op vertoon van zijn inventariskaart, kosteloos een fiets of een motorfiets in bewaring geven in alle stations, behalve in het station dat zijn woonplaats bedient;
  • Wie een fiets of een motorfiets gebruikt tussen zijn woonplaats en het station waar hij de trein wil nemen om een andere reden dan om zich naar het werk te begeven, geniet kosteloze bewaring op vertoon van een kosteloos biljet of een vrije reiskaart met de melding: „vrij vervoer van reisgoed: 30 kg”, en dit gedurende ten hoogste acht dagen;
  • Bedienden die zich per fiets (met of zonder hulpmotor) rechtstreeks naar het station begeven waar ze werken, kunnen hun vervoermiddel, kosteloos en op eigen risico, in de aanhorigheden van het station stallen.

Bron: Het Spoor, april 1962


[1De echtgenote en de kinderen van de spoorman hebben geen recht op de vermindering van 50 % welks de inventariskaart verleent.

[2Ski’s, kleine vliegtuigmodellen en vouwbare kinderwagens worden als handbagage in binnenverkeer toegelaten. In internationaal verkeer moeten ze ingeschreven en in de pakwagen vervoerd worden.

[3De vervoerprijzen verschillen naargelang van het gewicht en de afstand.