Accueil > Het Spoor > Maatschappij > De organisatie van het vervoer in de E.E.G.

De organisatie van het vervoer in de E.E.G.

G. M.

vendredi 8 novembre 2024, par Rixke

Is het mogelijk een Gemeenschappelijke Markt op te richten zonder het vervoer op het niveau van de zes landen van de Gemeenschap te coördineren ? Op die vraag heeft de h. André Fischer een antwoord trachten te geven in zijn werk « L’Organisation des Transports dans Ie cadre de l’Europe des Six » (323 blz., Uitgeverijen A W. Sijthoff, Doezastraat, 1, Leiden).

Na te hebben aangetoond dat de verkeerswegen en de vervoermiddelen de onontbeerlijke grondslagen zijn voor au economische ontwikkeling, geeft de auteur een nauwkeurige uiteenzetting van net nationale vervoerbeleid dat elk lid van de E.E.G. naar eigen goeddunken volgt. De juridische, fiscale en tarifaire stelsels variëren van land tot land en verschillen zelfs in elk land afzonderlijk naargelang de vervoerwijze waarop ze toepasselijk zijn. Zulks geldt eveneens voor de keuze van de investeringen alsmede voor de uitwerking van de technische reglementeringen. Nergens wordt het vervoer door de economische wetten alleen geregeld. Het ingrijpen van de Regeringsinstanties, dat steeds ingegeven wordt door gelocaliseerde belangen, leidt tot het bestaan van talrijke discriminaties onder de verschillende vervoerwijzen, en dit zowel op binnenlands als op internationaal terrein.

André Fischer maakt vervolgens de globale balans op van het goederenvervoer per spoor, over de weg, te water en per pijpleiding (olie en gas). De talloze statistische tabellen zijn een ware onthulling. De spoorweg heeft enkel de overhand in Frankrijk en in de Duitse Bondsrepubliek, terwijl de weg meer ton-kilometer voor zijn rekening neemt in België, Nederland en vooral in Italië waar het wegvervoer de omvangrijkste vervoerwijze te land geworden is.

Na onderzoek van de technische en economische kenmerken die eigen zijn aan elke vervoerwijze, acht de auteur het weinig wenselijk te handelen over « natuurlijke terreinen » en nog minder over « gereserveerde terreinen » voor de verdeling van het verkeer. Rekening houdend met het produkt, de afstand en de graad van « indeplaatsstelling », kan men hoogstens nog spreken van « uitverkoren terrein ». Maar zelfs daarvoor ware het nodig geweest dat de Regeringsinstanties de « oorspronkelijke » concurrentiële posities van elke vervoerwijze niet gewijzigd hadden door discriminatoire beslissingen.

Ondanks de normalisering van de rekeningen en de toepassing van de B.T.W. blijven de concurrentieproblemen erg ingewikkeld.

In verband met de problemen van de coördinatie van het Europese vervoer vraagt de auteur zich af of ze opgelost zullen worden zolang de Staten het vervoer blijven beschouwen als een werktuig voor hun economische en sociale politiek.

Ondertussen hebben de belangrijke reorganisatie van het spoor- en wegvervoer alsmede het zoeken naar een betere harmoniëring geleid tot een balans die lang niet in verhouding staat tot de gedane inspanningen.

Na te hebben herinnerd aan de talrijke gespecialiseerde internationale organismen die vooral door de spoorwegen opgericht werden om te zorgen voor een perfecte samenwerking onder de verschillende netten en de verschillende Staten op technisch, administratief en juridisch gebied, wijdt de auteur breedvoerig uil over de mogelijke rol van de Europese Economische Gemeenschap (E.E.G.) die geen eenvoudige coördinatie, maar een echte integratie van het Europees vervoer beoogde ; hij is lang niet optimist en voorziet niet dat het Verdrag van Rome een werkelijke gemeenschappelijke markt van het vervoer kan bewerkstelligen. Hij is eerder van mening, en dat is dan ook zijn besluit, dat de integratie van het vervoer alsmede de uitwerking van een gemeenschappelijke politiek, indien ze een kans op slagen willen hebben, de oprichting noodzakelijk maken van een Europese commissie van het vervoer, die over een supranationale bevoegdheid beschikt. Maar het is algemeen geweten dat het de regeringen uiterst moeilijk valt ook maar een klein deel van hun prerogatieven prijs te geven.

Het werk van de h. André Fischer is een nuttige leidraad voor al wie zich interesseert voor het vervoer en gefundeerde antwoorden wil geven op de vragen die dat primordiale deel van de economie betreffen.


Bron : Het Spoor, mei 1969