Homepagina > Het Spoor > Maatschappij > Het verslag aan de algemene vergadering van 30 mei 1969

Het verslag aan de algemene vergadering van 30 mei 1969

zondag 10 november 2024, door Rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Wij hebben meer vervoerd in 1968 dan in 1967. De toestand die onze Maatschappij opgelegd wordt, heeft nog steeds geen grondige wijzigingen ondergaan.

Het verslag van de Raad van Beheer aan de Algemene Vergadering over de activiteit van de N.M.B.S. tijdens het jaar 1968, brengt een opsomming van de diensten die wij aan de gemeenschap bewezen hebben door onze produktiviteit te verhogen en door onze organisatie te verbeteren; het herinnert, eens te meer en zulks op duidelijke wijze, aan de lasten en verplichtingen die de exploitatie van het spoor blijven drukken en die door geen enkele andere vervoeronderneming dienen gedragen te worden.

Het goederenvervoer steeg met 9,8 %, derwijze dat het spoor in het totaal meer vervoerd heeft dan in 1967, ondanks de vermindering van het reizigersverkeer, die hoofdzakelijk te wijten is aan het groter gebruik dat van particuliere auto’s gemaakt wordt, vooral tijdens de weekends, aan de evolutie van de werkloosheid (7,6 % minder gebruikers die houder zijn van een weekabonnement) en aan de sociale beroering in Frankrijk gedurende de maanden mei en juni.

Wij hebben meer chemicaliën (+ 21 %) en textiel (+ 14,8 %) vervoerd, meer metaal- en landbouwprodukten, meer brandstoffen en bouwmaterialen, meet postpakketten, en snelgoed en er was ook een drukker verkeer in de steengroeven-sector; alleen de verzendingen van oliën en vetten, die amper 1,8 % van het globale goederenvervoer per wagenlading (63.274.100 t) vertegenwoordigen, vertonen een daling.

Wij hebben die taak volbracht ofschoon we minder talrijk waren (in 15 jaar kende de produktiviteit van het personeel een statistische verhoging van 60 %), wij hebben ze bovendien vervuld door de rationaliseringspolitiek van onze leiders te steunen en door ons te beijveren om onze betrekkingen met de cliënteel te verbeteren.

Zullen de resultaten van de onverpoosde inspanningen van de directie en van het personeel nog lange tijd te niet gedaan worden? Ongetwijfeld heeft de Staat, in 1968, de lasten en verplichtingen die hij ons oplegt beter willen compenseren, maar die compensatie is nog altijd wisselvallig en ontoereikend. Een gebrek aan boekhoudkundige rechtvaardigheid veroorzaakt steeds een malaise. Het toppunt is wel dat, in het onderhavige geval, het publiek slecht voorgelicht is over het probleem en dat, wat nog erger is, bepaalde kranten de eenvoudige, duidelijke waarheid negeren of verdraaien, namelijk:

  • dat de Staat er niet aan denkt het door hem verstoorde evenwicht van de rekeningen volledig te herstellen;
  • dat de N.M BS., in 1968, 4,5 miljard verloren heeft wegens het verlenen door de Staat van tariefverminderingen aan bevoorrechte reizigers om redenen van economische, vaderlandslievende of sociale aard, en van voorkeurtarieven voor sommige goederen en voor prestaties voor rekening van openbare diensten;
  • dat de uitgaven van de N.M.B.S. voor de pensioenen aanzienlijk hoger liggen dan die welke een gewone maatschappij zou moeten dragen voor een zelfde personeelssterkte als de onze;
  • dat, op het gebied van de patronale lasten voor de geneeskundige verzorging, de Staat de N.M.B.S. niet op gelijke voet stelt met de particuliere industrie en de andere openbare diensten;
  • dat de N.M.B.S. de tarieven niet mag verhogen naar evenredigheid van de stijging van de levensduurte;
  • dat ze over onvoldoende financiële middelen beschikt om haar exploitatie aan de huidige behoeften aan te passen;
  • dat de N.M.B.S. lijnen moet exploiteren die niet rendabel zijn;
  • dat de kostprijs voor de aanleg en het onderhoud van de spoorweginfrastructuur, het spoor benadeelt ten opzichte van zijn concurrenten die slechts een deel (voor de waterweg is dat zeer gering) betalen van de aanzienlijke kosten die de aanleg en het onderhoud van wegen en kanalen met zich brengen.

Globaal gezien, mag dus gezegd worden dat het hier gaat om het probleem van de „normalisering der rekeningen”, een probleem dat niet opgelost zal worden zolang de concurrentievoorwaarden onder de verschillende vervoerwijzen niet op voet van gelijkheid geplaatst worden. Hierover hebben wij reeds vaak gesproken, net als de erkende personeelsgroeperingen. Het verslag legt eens te meer de nadruk op dat uiterst belangrijke punt en meer in het bijzonder op de gunstige toestand die de binnenscheepvaart geniet de navigatierechten zijn nog steeds op het niveau van 1926 gehandhaafd (2 centiem per ton/km tegen 1 goudcentiem vóór 100 jaar)!

Ofschoon men het niet de middelen geeft waarop het terecht aanspraak mag maken, past het spoor zich toch aan de snelle evolutie van de moderne wereld aan.

Het verslag herinnert aan de prestaties en aanwinsten van 1968:

  • De treinen hebben 78 miljoen km afgelegd, d.i. 1 miljoen meer dan in 1967; talrijke diensten werden verbeterd;
  • De maatregelen inzake tarieven, die in 1967 ingevoerd werden, hebben de ontvangsten „reizigers” doen toenemen, ondanks de daling van het verkeer;
  • Het aantal abonnementen geldig voor 5, 10 of 15 opeenvolgende dagen, is opnieuw met 24 % gestegen;
  • Het verkeer met auto-slaaptreinen is met meer dan 7 % toegenomen;
  • De elektrificatie van ons net werd voortgezet tussen Luik en Namen, tussen Antwerpen en St.-Niklaas;
  • Er werden belangrijke kunstwerken gebouwd te Gent en te Mechelen; nieuwe stationsgebouwen werden voltooid te Ans en te Buggenhout; nieuwe parkeerplaatsen voor auto’s werden ingericht te Ans, Charleroi-Zuid, Denderleeuw, Dendermonde, Landen, Oudenaarde, Ronse...;
  • Tussen Walcourt en Mariembourg werd de omlegging van de lijn, als gevolg van de stuwdam op de Eau d’Heure, aangevat;
  • Het „dispatching”-stelsel, dat het verkeer bij vertrek uit de hoofdplaatsen van de groepen bestendig controleert, werd uitgebreid tot het baanvak Halle - Doornik;
  • De N.M.B.S. heeft actief deelgenomen aan de uitbreiding van het vervoer met „transcontainers” waarvoor een nieuw algemeen tarief vastgesteld werd;
  • Ze heeft 702 platte wagens met draaistellen en 704 speciale wagens in omloop gebracht, geleverd door de particuliere industrie, alsmede 364 wagens die in haar eigen werkplaatsen gebouwd werden;
  • Twaalf overwegen, gelegen op belangrijke lijnen, werden afgeschaft, 87 gelijkvloerse kruisingen werden uitgerust met automatische verkeerslichten en 62 met halve sluitbomen;
  • 63 seinhuizen van het oude type werden door elf „al-relais”-seinhuizen vervangen;
  • Er werden elektronische rekenmachines geplaatst in de trieerstations Antwerpen, Schaarbeek, Ronet en Stockem;

Laten wij nog aanstippen dat het verslag gewag maakt van de ongevallen (wij handelen hierover op een andere plaats) en dat het eveneens het succes heeft willen onderstrepen van de nationale tentoonstelling van Plastische Kunsten.


Bron: Het Spoor, juni 1969