Homepagina > Het Spoor > Gedicht - Lectuur - Schilderij > Toen de sporen gloeiden van angst (VIII)
Toen de sporen gloeiden van angst (VIII)
Joseph Delmelle. Geïllustreerd door Guy Bosquet.
woensdag 27 november 2024, door
Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]
Na het einde van de oorlog, zal de balans opgemaakt worden van de ontelbare sabotagedaden die door de spoormannen en hun naamloze vrienden uit de Weerstand gepleegd werden. Vanzelfsprekend zullen alleen de voornaamste sabotagedaden ter sprake komen. Zou men, bij benadering, alle kleine daden, alle speldeprikjes of alle kleine, wel bewust uitgelokte beschadigingen kunnen aanhalen? Men zal de lijst opmaken van de kunstwerken die door sabotage vernield of beschadigd werden. In een verslag van de Administratie van de Spoorwegen zal men lezen dat de aan het net toegebrachte beschadigingen een waarlijk indrukwekkend cijfer hebben bereikt: 3 193 vernielingen voor de periode 1940-1944. „Voor de maanden juni, juli en augustus 1944, zal men lezen, stijgt het dagelijks gemiddelde van de sabotagedaden tot zeventien. Tijdens de vorige periode beloopt dat gemiddelde vier vernielingen per dag...”. Dat is de duidelijke taal van de statistieken, de nuchtere welsprekendheid van de cijfers! Wanneer hij die resultaten onder ogen krijgt, zal de lezer dan denken aan de som van gevaren die ze met zich hebben gebracht, aan de hartkloppingen, de zenuwspanning, de blinde vermetelheid en de overlegde stoutmoedigheid, de bezorgdheid, de angst, de plannen die gemaakt werden, het vernuft, de inspanningen, het leed? Dat alles diende men te aanvaarden, moet men aanvaarden om de vrede te laten terugkeren, om opnieuw vrij te kunnen zijn. Men moest en men moet oorlog voeren tegen de oorlog, elke dag opnieuw, langdurig en verduldig, hardnekkig en krachtig.
Een verslag, waarin deze onmogelijkheid geconstateerd wordt, zal vermelden: „Wat er ook van zij, België werd, sedert begin juni 1944, als een ondoordringbaar gewest beschouwd, en wel in die mate dat een gepantserde Duitse divisie die in Zeeland gestationeerd lag en einde juni te hulp geroepen werd in Normandië, zich via de Rijnvallei diende te verplaatsen, wat drie weken duurde...”. Inderdaad, drie weken in plaats van drie dagen!
Het is en zal wel nooit mogelijk zijn ieders aandeel te bepalen. Hoeveel van de 3 193 vernielingen werden er veroorzaakt door de spoormannen, enerzijds, door de andere weerstanders, anderzijds? Zal men in de geschiedenis van de Belgische Spoorwegen nog langer talmen om dat hoofdstuk te schrijven dat doorspekt is met doffe ontploffingen en bekroond met ontsnappende stoom? Slechts bepaalde feiten zullen opnieuw ter sprake komen en daar ook zal men zich op cijfers moeten beroepen: bijna vijfhonderd gebouwen buiten gebruik gesteld door bombardementen en sabotagedaden, vierhonderdzeventien metalen rijtuigen vernietigd, honderdvijfenzestig mechanische en vijfenzestig elektrische seinhuizen vernield of ernstig beschadigd... Men zal een paar regels overhouden om een gedwongen hulde te brengen aan de mannen van het spoor. Die zakelijkheid is eigen aan de geschiedschrijvers die onvoldoende beseffen dat de gebeurtenissen immer het werk van de mens zijn. De geschiedschrijvers houden van data en getallen: die slag had plaats in dat jaar en kostte zoveel doden., waarna dit of dat verdrag getekend werd en deze versterkte plaats of gene provincie naar het andere kamp overging... De geschiedschrijvers denken haast nooit aan de mensen, aan hun verwarring ten aanzien van het noodlot, aan hun moed van elke dag, hun leed, hun pijnlijke wonden, hun bloed dat gestort werd in het lentegras en in de najaarsaarde, aan het geween van de moeders, het hartzeer van de echtgenoten, de tranen van de hulpeloze kinderen...
Men zal nooit de namen kennen van allen die hun leven veil hadden of het gegeven hebben om een einde te stellen aan de onderdrukking. Ik zal nooit weten wie W. G. eigenlijk was. Ik zal nooit de naam kennen van hen die me gered hebben toen, in die trein, een Duits officier me op de hielen zat. Ik zal nooit weten wie de mannen zijn die de spoorbrug tussen Manage en Godarville lieten springen, of de viadukt van Horloz, of de overwelfde duiker van Mignault, of de tunnel tussen Nismes en Olloy, of de verbinding Tamines - Gembloux. De spoormannen vormen één grote familie. De daad van een of meer onder hen is ten slotte de daad van allen.
De spoormannen! Ze waren, ze zijn bewonderenswaardig. Ze zullen dit zijn tot aan het einde van de vijandelijkheden... om het opnieuw te worden als de vrede teruggekeerd is, op een niet zo uitzonderlijke, meer dagelijkse manier, maar niet minder vastberaden, niet minder stadvastig. Ik denk aan de machinist en de hoofdwachter van de S.S.-trein die met dynamiet bewerkt werd te Ascq op Palmzondag 1944. Een verblindende gloed, een ontploffing die de duistere stilte verscheurde: een uit België komende trein is zo pas ontspoord omdat de spoorbaan korte tijd te voren door de Franse weerstanders in de lucht geblazen werd. Het konvooi vervoert soldaten in zwarte uniform. Ze komen terug uit Rusland. De meesten zijn dronken. Nauwelijks is de trein ontspoord of de soldaten verspreiden zich in de dorpen. Boeren, mannen en jongelingen worden uit hun slaap gerukt en langs de spoorweg opgesteld. Een machinegeweer knalt... Twee mannen uit Doornik, de machinist en de hoofdwachter van de trein, beleven daar de afschuwelijkste momenten uit hun bestaan... Ik denk ook aan het allerlaatste konvooi van 3 september 1944 dat zestienhonderd gevangenen vervoert die door de nazi’s uit de gevangenis van Sint-Gilles werden gehaald om naar de Duitse dodenkampen te worden overgebracht. Daar ook hebben de spoormannen blijk gegeven van ongelooflijke moed door de plannen van de vijand op gevaar van hun leven te verijdelen. In weerwil van de S.S.-mannen die de trein begeleidden, zijn ze erin geslaagd de enkele uren te winnen die nodig waren om de zestienhonderd ongelukkigen te bevrijden. Het verhaal van de spooktrein zou het verdienen voor goed in de spoorweglegende te treden!
De spoormannen zijn belangrijke bewerkers van de overwinning geweest. Met tegenzin hebben ze het materieel gesaboteerd. Als dol hebben ze machines, kruisingen, bruggen, viadukten vernield. Met alle middelen hebben ze zich tegen de overweldiger verzet. Indien het te herdoen was, zouden ze niet twijfelen. Ze zouden terug in de vuurlijn staan, zoals altijd...
Bron: Het Spoor, augustus 1969