Homepagina > Het Spoor > Maatschappij > Het verslag aan de algemene vergadering van 26 mei 1972
Het verslag aan de algemene vergadering van 26 mei 1972
zondag 2 maart 2025, door
Het verslag van de Raad van Beheer van de NMBS over onze activiteit in 1971 is eens te meer een boeiend leesstuk: het maakt niet alleen de balans op van het voorbije boekjaar, maar het kijkt ook in de toekomst en vergelijkt onze activiteit met die van de andere vervoermiddelen.
De vertraging van de expansie van de wereldhandel die in 1970 werd vastgesteld, kwam in 1971 sterker tot uiting en was, onder invloed van de monetaire moeilijkheden, zelfs zeer gevoelig tijdens het tweede semester, waarin de stremming van de industriële vooruitgang en een vermindering van de vraag de stroom van het internationaal ruilverkeer ongunstig beïnvloed hebben.
Toch is het spoorverkeer op verschillende wijzen geëvolueerd. Zo is het reizigersverkeer, na gedurende drie jaar vrij stabiel te zijn gebleven, met 2 % toegenomen, en dat ondanks de expansie van het wegvervoer. Die evolutie is het gevolg van de bloei van het internationaal toerisme en van een nieuwe belangstelling van de cliënteel voor de 1ste klasse (± 5,1 %).
Het goederenverkeer bij wagenladingen, daarentegen, vertoont, vergeleken met 1970, een duidelijke achteruitgang (6,2 % ) die, in hoofdzaak, te wijten is aan de afneming van het vervoer van vaste brandstoffen en van ertsen bij de invoer. Zulks is enerzijds te verklaren door de buitengewone omvang van de steenkoleninvoer in 1970 als gevolg van sociale conflicten (wat elke vergelijking in feite onmogelijk maakt) en, anderzijds, door de vervanging van het traditionele ijzererts uit Lorreinen door rijker overzees erts, wat een vermindering van de tonnages en de af te leggen afstanden betekent.
In verband met de normalisatie der rekeningen herinnert het verslag eraan dat deze de toepassing beoogt van de regelen van industrieel beheer bij de spoorwegen opdat deze, zonder de steun van subsidies, een financieel evenwicht kunnen bereiken. De Ministerraad van de EEG, zo stipt het verslag aan, heeft verscheidene reglementen goedgekeurd die dat oogmerk nastreven. Volgens de bij die reglementen omschreven beginselen, konden staats-compensaties gewettigd worden die voldoende zouden geweest zijn om de ontvangsten en uitgaven van het boekjaar in evenwicht te brengen. Het verslag betreurt dat wij echter niet gekregen hebben waarop wij aanspraak meenden te mogen maken, en zulks vooral dan ten koste van de kredieten die voor de infrastructuur bestemd waren.
Dientengevolge bestaat de vrees dat de Maatschappij niet zal kunnen beschikken over de fondsen die haar in staat moeten stellen haar investerings- en vernieuwingsplan uit te voeren. Buiten haar wil zou ze derhalve wel eens te kort kunnen schieten in haar specifieke taak.
Weliswaar is onze produktiviteit vrijwel op het hoog peil gebleven dat de jongste jaren was bereikt. Maar zelfs een toeneming van die produktiviteit, gecombineerd met zeer geringe tariefverhogingen, zijn niet voldoende om de bestendige stijging van de lasten en verplichtingen te compenseren.
„Indien het vervoer van goederen te water en over de weg integraal belast werd met het deel van de kosten dat het veroorzaakt door het gebruik van de infrastructuur van die verkeerswegen, aldus het verslag, zou de kostprijs ervan die van het spoor in aanzienlijke mate overtreffen.”
Verder vestigt het verslag ook de aandacht op de taak die de spoorweg heeft bij het oplossen van de problemen die ons leefmilieu bedreigen. Zo is hij, op de eerste plaats, vanwege de onvergelijkelijke veiligheid die hij biedt, in vele gevallen het meest aangewezen vervoermiddel. Als gemeenschappelijk vervoermiddel draagt hij, bovendien, bij tot het oplossen van de problemen van de luchtverontreiniging, het lawaai en de overbelasting van de verkeerswegen.
In dat perspectief denkt het verslag aan een verbinding tussen Brussel-L.W. en Brussel-Zuid, aan de uitvoering van een – grotendeels ondergrondse – verbinding Berchem - Antwerpen-Dam, aan een betere bediening van de agglomeraties Charleroi, Gent en Luik, en aan de bijkomende elektrificatie van 450 km lijnen. Het verslag is verder van oordeel dat de Maatschappij moet deelnemen aan het voorbereidend onderzoek betreffende het aanleggen van lijnen met zeer grote snelheid, waardoor Brussel op snelle wijze zou kunnen worden verbonden (250 km/h) met Londen en Parijs.

Het verslag citeert dan een reeks markante feiten die bewijzen dat ons net verder gemoderniseerd wordt.
- Exploitatie, sedert 23 mei 71, met elektrische tractie van de lijn Pepinster - Spa - Géronstère; rechtstreekse dagelijkse verbinding Brussel - Spa.
- Voltooiing van de elektrificatiewerken op het verbindingsspoor Zaventem - Luchthaven en transport, sedert 1 maart 71 en bij vertrek uit Brussel-Centraal, met moderne elektrische motorstellen.
- Voortzetting van de uitrusting voor elektrische tractie van het baanvak St.-Niklaas-Waas - Gent-St.-Pieters en van de lijn Luik - Liers - Ans.
- Verbetering van de dienst van de internationale treinen door het inleggen van de „Alpina-Express” op de verbindingen Brussel - Chur en Sierre en van een bijkomende autoslaaptrein op de verbinding Amsterdam - Bressoux - Narbonne, alsmede door de inkorting van de rijtijd van de „Italia-Express” tussen Brussel en Rome en de verlenging van het traject van de TEE „Saphir” tot Neurenberg. In het binnenverkeer werden, op de lijn Gent - Kortrijk, drie nieuwe rechtstreekse treinen ingelegd.
- Invoering van de elektronische plaatsreservering in de reizigerstreinen van en naar het Groothertogdom Luxemburg, Duitsland en verder gelegen landen op 1 april 1971.
- Nieuwe treinen werden ingelegd voor het vervoer van graangewassen, chemische produkten en petroleum-produkten.
- Oprichting van een nieuwe internationale rechtstreekse containerdienst tussen de Beneluxlanden en Frankrijk.
- Vorming, sedert 1 juli, van een „pool van slaaprijtuigen” door de zes netten van de EEG-landen en de Deense, Oostenrijkse en Zwitserse netten.
- De nieuwe stations St.-Niklaas-W, Nieuwkerken-W en Bosvoorde werden in dienst genomen en de bouw van dat van Gentbrugge werd voltooid.
- Berchem, Doornik, Leuven, Libramont en Verviers-C. kregen een parkeerterrein voor auto’s.
- Ingebruikneming van 13 elektrische locomotieven met eenmotorige bogies, 24 elektrische tweewagenmotor-stellen en 2 992 wagens.
- Voortzetting van de uitrusting van de havens van Antwerpen, Gent en Zeebrugge waar een nieuwe diepzeeterminal voor transcontainers werd opengesteld voor het verkeer.
- Volledige vernieuwing van 67 km sporen en uitrusting van 143 km met langgelaste spoorstaven, wat de lengte van de aldus uitgeruste sporen op 1 300 km brengt.
- Voltooiing van de ruwbouw van de viaducten te St.-Niklaas en Gentbrugge met een respectieve lengte van 650 en 750 m; uitvoering van belangrijke kunstwerken te Ninove, Lodelinsart et Boussu-Bois.
- Er werden 29 overwegen afgeschaft terwijl 86 met de automatische seininrichting en 76 met halve sluitbomen werden uitgerust.
- Ingebruikneming van 13 nieuwe „al relais - seinhuizen” en afschaffing van 46 oude mechanische seinposten; invoering van het automatisch blokstelsel op 71 km lijnen (totale lengte thans 1 133 km).
- Installatie in verscheidene stations van nieuwe treinmelders.
Aan het einde van het verslag bedankt de Raad „het personeel dat zijn taak onverpoosd met plichtbesef en toewijding heeft voortgezet”.
Bron: Het Spoor, juni 1972