Deutsche Reichsbahn. Reeksen E 11/E 42.

Na de proeven met de twee in 1961 gebouwde prototypen, werden de locomotieven E 11, vanaf 1963, geleverd door een “volksonderneming” uit Hennigsdorf (voorstad van Oost-Berlijn). Die locomotieven onderhouden zowel de expresdiensten als de stop- en goederendiensten op de geëlektrificeerde lijnen van Thuringen en Saksen, in de Duitse Demokratische Republiek. Ze kunnen oen reizigerstrein trekken van 400 t met een snelheid van 60 km/h op een helling van 25 per duizend, of een exprestrein van 600 t met een snelheid van 85 km/h op een helling van 10 per duizend. De E 11 zijn voorzien van een automatische luchtdrukrem en kunnen in treinschakeling rijden. Hun draaistellen van gelast staal, zijn uitgerust met rollagerpotten. De E 42 werden gelijktijdig geleverd. Ze zijn identiek met de E 11, maar hebben een andere overbrengingsverhouding, waardoor ze uitsluitend in de goederentreindienst gebruikt worden. Deze twee locomotieftypen kan men zien op de lijnen die Halle met Leipzig, Maagdenburg en Erfurt verbinden, alsook op de lijnen Leipzig -Bitterfeld - Dessau, Leipzig - Zwickau en Zwickau - Dresden, deze laatste dan via Karl-Marx-Stadt (vroeger Chemnitz).

VOORNAAMSTE KENMERKEN.

• Symbool: BoBo;
• spoorbreedte: 1,435 m;
• bouwer elektrisch en mechanisch gedeelte: VEB Lokomotivbau-Elektrotechnische Werke “Hans Beimler”, Hennigsdorf (LEVV);
• spanning: 15.000 volt wisselstroom 16 2/3 Hz;
• uurvermogen: 2.800 kW (3.700 pk);
• max. snelheid: 140 km/h (100 voor de E42);
• gewicht in rijvaardige staat: 82,500 t;
• belasting per as: 20,625 t;
• middellijn wielen: 1,350 m;
• totale lengte: 16,450 m;
• breedte kast: 2,900 m;
• hoogte dak: 3,872 m;
• hoogte neergel. stroomafnemers: 4,580 m.