Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Locomotieven > Onze onvergetelijke stomers > Negende periode, 1914-1919 - Eerste wereldoorlog en “Wapenstilstand” - (...)
Negende periode, 1914-1919 - Eerste wereldoorlog en “Wapenstilstand” - locomotieven
Phil Dambly.
dinsdag 6 december 2011, door
Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]
Locomotieven R.O.D.
Onmiddellijk na de ondertekening van de Wapenstilstand op 11 november 1918, brachten de Railway Operating Division (R.O.D.) en de U.S. Army Railroads Administration een aantal locomotieven van diverse oorsprong naar ons land. Zo kon men te Bergen een oude 0-6-0 van de Engelse Midland Railway zien naast een Oostenrijkse machine voortkomende van de “oorlogsbuit”. Te Brussel en elders trof men opgeëiste Engelse typen aan alsmede machines van Amerikaanse makelij die behoorden tot de R.O.D. Die zwarte of khakikleurige machines droegen, op hun tender of op hun waterbak, de initialen R.O.D. in grote witte letters.
Nadat het de zeldzame locomotieven die nog bruikbaar waren opnieuw in dienst genomen had, besloot het Beheer der Staatsspoorwegen een keuze te doen onder de legeroverschotten van de R.O.D. Zo werden, in 1919, bij de Britse regering locomotieven van Amerikaanse oorsprong aangekocht. Ze waren alle in 1917 door Baldwin gebouwd. Die kostbare aanwinst omvatte: 30 rangeerlocomotieven 0-4-0 T type 50; 38 rangeerlocomotieven 0-6-0 T type 52 (type 58 in 1931); 63 rangeerlocomotieven 2-6-2 T type 22 (type 57 in 1931); 70 machines voor gemengde dienst 4-6-0 type 40. Bovendien leverde de U.S. Army Railroads Administration 32 machines voor gemengde dienst 2-8-0 type 39, “General Pershing” geheten. Al die locomotieven voldeden aan het Engelse begrenzingsprofiel, uitgezonderd het type 40, dat gebouwd was naar het ruimere internationaal Europees begrenzingsprofiel. De locomotieven “Pershing” van het type 39, werden in 1924 aan Roemenië verkocht.
Krachtens de bepalingen van de Wapenstilstand werden acht locomotieven van het type 10 in 1926-27 volledig hersteld in Duitsland. De andere werden in België hersteld, in de werkplaatsen van de Staat of bij de bouwers. Het effectief van het type 10 bestond toen uit 49 eenheden, daar de machines 4504, 4507, 4515, 4524, 4525, 4527, 4530 en 4540 door oorlogsfeiten waren verloren gegaan en de locomotief 4533 in 1923 uit de dienst genomen werd.
Na de Wapenstilstand keerden de in Frankrijk vertoevende typen 36 terug naar ons land, terwijl de Duitsers de 8 door hen opgeëiste exemplaren teruggaven. Dit bracht het effectief van het type 36 op 76 eenheden, die eveneens heropgeknapt werden. De acht “weggevoerde” locomotieven waren hersteld geworden in Duitsland (n° 4383, 4418, 4427, 4431, 4436, 4437, 4441 en 4453).
Locomotieven “Wapenstilstand”
Krachtens de bepalingen van het Verdrag van Versailles stond Duitsland, in 1919, ongeveer 2.000 locomotieven af aan de Belgische Staat. Deze zogenoemde “Wapenstilstand”-machines waren voor het merendeel afkomstig van de Pruisische spoorwegen (K.P.E.V. of Königliche Preussische Eisenbahnverwaltung). De andere werden geleverd door de Spoorwegen van Beieren, Saksen, Baden en Oldenburg. Hierdoor hadden wij een menigte uiteenlopende typen waaronder 39 Pruisische, 8 Beierse, 7 Saksische, 4 Badense en 2 Oldenburgse.
De Pruisische locomotieven waren aangeduid door een letter die hun categorie aangaf: P = Personenzug (reizigers); G = Güterzug (goederen); S = Schnellzug (expres); T = Tenderlokomotive.
De Staat gebruikte voornamelijk de volgende typen, die slechts vanaf 1924 volgens de Belgische methode aangeduid werden:
- Expres- en reizigerstreinlocomotieven: 4-6-0 P8 (type 64); 4-4-0 S6 (type 66); 4-4-2 S9 (type 69); 4-6-0 S10 (type 60); 4-6-0 S101 (type 61); 4-6-0 S 10² (type 62);
- Goederentreinlocomotieven: 0-8-0 G71 (type 70, werd type 71 in 1946); 0-8-0 G7² (type 72); 0-8-0 G8 (type 80); 0-8-0 G81 (type 81); 0-8-0 G9 (type 79); 0-10-0 G10 (type 90); 2-10-0 G12 (type 92); 2-6-0 G51i, G5², G5³ (type 75); 2-6-0 G54 (type 74);
- Tenderlocomotieven: 2-6-0 T 9³ (type 93); 2-6-0 T12 (type 96); 2-8-2 T14 (type 97); 0-10-0 T16 (type 98).
Van de G12 (type 92) bestonden er twee versies, respectievelijk gebouwd in 1915 en 1917. De laatste, een moderner machine, was oorspronkelijk voor Turkije bestemd.
Onder de locomotieven afkomstig van de andere netten, bevonden zich enkele prachtige Beierse “Pacific”, klasse S 3/6; Badense “Ten Wheel”, klasse IVe; Badense “Prairie”, klasse VIc; Saksische “Ten Coupler”, klasse XI; Saksische “Decapod”, klasse XIIIb. Die machines bleven bij de Staat “buiten type”, uitgezonderd de Saksische XIIIb, die ook deel uitmaakten van het type 92 en die volkomen gelijk waren aan de Pruisische G12.
De andere Pruisische locomotieven, die voor ’t merendeel “buiten type” bleven, bestonden uit 2-6-0 P6; 4-4-0 S5²; 4-4-2 S7; 0-6-0 G3; 0-6-0 G 41, G 4², G 4³; 2-8-0 G7³ (type 73); 0-6-2 T91; 4-6-0 T11; 0-8-0 T13 (type 99); 4-6-4 T18.
Bron: Het Spoor, juli 1967