Homepagina > Het Spoor > Buitenland > De zuidafrikaanse stoomlocomotieven.
De zuidafrikaanse stoomlocomotieven.
L. Huyghebaert.
maandag 5 maart 2012, door
Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]
Het Krugerpark en de Kalahari-woestijn waren voor mij geen onbekenden. Ze behoorden tot mijn culturele bagage. Met Zuid-Afrika maakte ik kennis toen daar voor het eerst bij de mens een harttransplantatie werd uitgevoerd. Bovendien had ik als spoorwegliefhebber in gespecialiseerde tijdschriften ontdekt dat er in dat land nog verschillende stoomlocomotieven reden met afmetingen die in Europa ongewoon zijn.
Alles was dus voorhanden voor een mooie reis.
Koortsachtig bereidde ik mijn vertrek voor: vlug de nodige formaliteiten en vaccinaties, even mijn fototoestel nazien. Alleen mijn kredietkaart was nog niet klaar, maar die kreeg ik nagestuurd in Johannesburg.
Ik nam de trein naar Luxemburg waar een stadsbus me naar de luchthaven bracht. Twaalf uur later stapte ik uit de Jumbo op Jan Smuts, de luchthaven van Johannesburg en Pretoria.
Omdat het de eerste maal was, had ik voor een groepsreis gekozen. Ze was georganiseerd door de “Railway Preservation Group” die ijvert voor de bescherming van de stoomlocomotieven.
We kwamen samen in de “Blue Room”, de luxueuze salon in het station van Johannesburg.
Op het programma stond een veertiendaagse treinreis over een afstand van 4 700 km. Daarvan worden er 3 400 gereden met 12 verschillende types van stoomlocomotieven.
Een droom dus voor een liefhebber als ik.
Indrukwekkend was een ondergronds station in Johannesburg. Zo enorm groot dat je er rustig met je wagen zou kunnen binnenrijden en die naast een trein parkeren zonder het verkeer te hinderen. Onze trein was bijzonder goed uitgerust: restauratierijtuig, keukenrijtuig, barrijtuig, koelwagen en slaaprijtuigen.
Doordat er heel weinig verkeer was, kon gemakkelijk in volle baan halt worden gehouden, in een prachtig, woestijnachtig landschap. Dat deden we dan ook vaak. Wanneer de machinist driemaal de stoomfluit liet horen, mochten we uit de trein stappen - blijkbaar een beproefde methode - om op de voorgeschreven plaats foto’s te nemen.
Wie zich daar niet aan hield werd tot de orde geroepen met een megafoon, met fluitsignalen of er werd zelfs met stenen geworpen!
Waren we niet verblind door onze passie voor locomotieven, dat we een dergelijk regime konden verdragen.
Achteraf zie je in dat het eigenlijk dwaas was.
Bepaalde plaatsen waren erg afgelegen of moeilijk toegankelijk en langs het spoor was er prikkeldraad.
We moesten dus dikwijls lopen want op hetzelfde gebiedende fluitsignaal van de locomotief moesten we terug bij de trein zijn.
Uiteraard waren er pechvogels. Ze werden door heel vriendelijke politiemannen met een celwagen opnieuw bij de anderen gebracht.
Zo gingen de dagen voorbij; de maaltijden die we aangeboden kregen waren van duidelijk betere kwaliteit dan die in de Europese restauratierijtuigen.
Of werd mijn oordeel beïnvloed door de Zuid-Afrikaanse wijnen? ’s Morgens kregen we eerst thee op bed en daarna een stevig ontbijt. ’s Middags werd de honger gestild met een lunch en ’s avonds genoten we van een rijkelijk en heerlijk avondmaal. Uiteraard een goede gelegenheid om een praatje te maken met onze Duitse, Zwitserse, Engelse, Italiaanse, Oostenrijkse, Australische, Nieuw-Zeelandse, Nederlandse en Zuid-Afrikaanse reisgenoten.
De passie voor locomotieven is niet aan grenzen gebonden.
Na die georganiseerde reis van veertien dagen besloot ik nog twee weken langer te blijven.
Ik wilde Kimberley bezoeken, het laatste grote toevluchtsoord voor stoomlocomotieven.
Daar vonden we oud en nieuw naast elkaar: de wereld van de stoom en die van de bovenleidingen.
Het depot ligt eigenlijk in Beaconsfield, een industriële voorstad op enkele kilometers van het centrum van Kimberley. Ik ging eerst bij het Hoofdbestuur voor een toelating om in het depot foto’s te nemen. Terwijl ik wachtte op de handtekening van de directeur-generaal, moest ik de vragen beantwoorden die zijn secretaresse me over ons land stelde.
Zeven minuten later had ik de handtekening op zak en wist ik dat het ’s anderendaags een boeiende dag zou worden.
Bron: Het Spoor, september 1991