Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > Anekdotische geschiedenis van de spoorwegen in het land van Luxemburg

Anekdotische geschiedenis van de spoorwegen in het land van Luxemburg

R. Gillard.

vrijdag 26 juni 2020, door rixke

Geografische en sociale aspecten

Evenals ze, op het ogenblik van hun aanleg, rekening hebben moeten houden met bepaalde factoren van economische aard en, eens aangelegd, een rol hebben gespeeld in de economie van de doorlopen streken, zo hebben de spoorwegen ook gedeeltelijk de fysische elementen ondergaan. Eenmaal aldus beïnvloed, zijn ze op hun beurt invloed gaan uitoefenen en hebben ze op de aardrijkskunde en op het menselijk en sociaal milieu een onuitwisbare stempel gedrukt. Die elementen welke vaak het tracé van de lijnen bepaalden, werden in de loop van onderhavig essai ontleed. We hebben gezien welke inspanningen de grote spoorweg deed om zich een weg door de Ardennen te banen, zijn betrachting dm in de mate van het mogelijke de valleien te volgen, om de belangen van de bewoonde plaatsen te behartigen. Thans dienen we nog de invloed van het spoor te onderzoeken op het fysische milieu, dus op de evolutie van de bevolking en, terloops, op de toponymie van de betrokken plaatsen.

Die invloed was verstrekkend en bovendien algemeen. Maar sommige plaatsen ondergingen hem meer dan andere, zoals bijvoorbeeld de streken met een geringe bevolkingsdichtheid, waar de afstand tussen het station en de bewoonde kom soms aanzienlijk was. Dat was namelijk het geval voor Luxemburg.

Een van de rechtstreekse gevolgen van de invoering van de spoorwegen ten zuiden van de vallei Samber-Maas, vernemen we nog van Emile Merenne, is dat 76.6 % van de gemeenten met een station, hun bevolkingsaantal zagen toenemen ten opzichte van de toestand van honderd jaar te voren, terwijl 65.4 % van de gemeenten die geen station hadden, een algemene ontvolking meemaakten. Globaal genomen zijn de plaatsen waar de bevolking gestadig toeneemt, gemeenten met een station. In de gemeenten welke niet door het spoor aangedaan worden, is de evolutie van de bevolking doorgaans afhankelijk van de afstand tussen de gemeente en de spoorlijn. Zo heeft men vastgesteld dat terwijl het aantal inwoners binnen een zone van minder dan vijf kilometer van de spoorwegen steeg, er daarentegen bijna overal een daling van het bevolkingscijfer geboekt werd in de dorpen die buiten die zone gelegen waren. M.a.w. het verstoken zijn van een spoorweg is nefast gebleken voor heel wat plaatsen, daar deze laatste verder ontvolkt raakten wegens de afstand die ze van de arbeidsplaatsen scheidde en de ontoereikendheid van de verkeersmiddelen. Zulks gebeurde om. op de hellingen van de Semois. langs de Franse grens en op de hoogvlakten van de Ardennen, waar eertijds welvarende gemeenten geleidelijk tot enkele honderden inwoners slonken. Ten slotte, besluit Emile Mérenne, is het duidelijk dat het spoor heeft bijgedragen tot een belangrijke bevolkingsevolutie. Ongetwijfeld ligt het spoor niet altijd aan de basis van de demografische expansie van de gewesten die het bedient, maar het was ontegensprekelijk een van de krachtigste bewerkers ervan. Soms zelfs, en dat feit lijkt ons uiterst belangrijk, was het de enige bewerker van de ontwikkeling. Want indien het aantal inwoners van bepaalde plaatsen die geen enkel gunstig element konden doen gelden — zelfs niet dat van een aanzienlijke bevolking — desondanks is toegenomen, is dat enkel te wijten aan het feit dat ze bijzonder goed bediend werden.

Laten we nu nagaan hoe en met welke middelen het spoor erin slaagde die bevolkingsevoluties te verwezenlijken. Vooreerst dank zij de kruispunten die bijzonder goed bediende plaatsen waarover we het zo even hadden, en die soms onder de rook lagen van gehuchten zonder enige betekenis. Marbehan en Kautenbach. om er maar twee te noemen, zijn daarvan twee typische voorbeelden. In andere gewesten werd het samenlopen van lijnen uitgevoerd in de nabijheid van steengroeven of van wegenknooppunten, en de ontwikkeling van de bediende plaatsen werd hierdoor nog verhaast. Dit was het geval voor Jemelle dat door de natuur rijkelijk begiftigd werd met goede kalksteen en bovendien door het spoor nog bedacht werd met een herstellingswerkplaats voor locomotieven. Hetzelfde deed zich voor met Libramont, gelegen op minder dan een mijl van het wegenknooppunt Recogne. Toen de werken van de Serpont aanvingen, telde Libramont, op dat ogenblik een gehucht van de gemeente Saint-Pierre, amper tweehonderd inwoners. Vijftig jaar later waren het er duizend. Thans is het een mooi stadje geworden met belangrijke administratieve gebouwen, dat gezwind naar de drieduizend zielen gaat.

De herstellingswerkplaatsen voor locomotieven, die steeds daar worden opgericht waar spoorlijnen samenlopen, zouden overigens heel wat Luxemburgse plaatsen begunstigen. Gouvy, Virton-Saint-Mard en Bertrix hebben zich op grond van deze gelukkige combinatie ontwikkeld. Die dorpen breiden zich nu nog steeds uit. De twee laatste tellen bijna vijfduizend inwoners en het aantal in hun station uitgereikte biljetten stijgt eveneens.

Indien veel plaatsen hun ontwikkeling aan de spoorweg danken, dan zijn er, daarentegen, andere die door hem, en door hem alleen, ontstaan zijn. Zo zijn daar Trois-Ponts, gesproten uit een spoorwegknooppunt en een herstellingswerkplaats voor locomotieven, en Poix-Saint-Hubert, ontstaan in volle woud uit een halte, in de omgeving van een provincie-handelsstad.

Die veranderingen in de aardrijkskunde van de door de spoorweg bediende gewesten zal dus heel wat uiteenlopende facetten hebben vertoond. Er zijn er nog andere. Zoals we gezien hebben, had de grote spoorweg niet altijd de plaatsen die hij moest bedienen, kunnen benaderen zoals hij het wenste. Het onmiddellijke en, overigens, logische resultaat, was een soort onverschilligheid van de betrokken gemeenten voor het spoorwegvervoer. Maar het afgelegen station was een bron van leven. Mensen kwamen er zich vestigen en zo ontstonden de stationswijken. Sommige, zoals te Virton en Bertrix, werden even belangrijk als het dorp; andere, zoals te Gedinne, Paliseul, Graide, Florenville, groeiden praktisch uit tot eilandjes of nieuwe gehuchten met een eigen bestaan, een eigen mentaliteit en werden sedertdien als Gedinne-Gare, Paliseul-Gare en dies meer in de officiële documenten opgenomen. Elders, zoals te Neufchateau, was het de stad zonder station die uiteindelijk het nabijgelegen station inpalmde, en het zelf verplichtte haar naam aan de zijne te koppelen, derwijze dat thans iedereen de spoorwegbenaming Longlier-Neufchateau heel gewoon vindt.

Ook in de evolutie van de plaatsnamen zou het aandeel van de spoorwegen zich in heel wat domeinen manifesteren. Getuigen daarvan zijn o.m. de avenue de la Gare. waarlangs Neufchateau zich in de richting van Longlier uitbreidde, de rue de la Gare die door Fays-les-Veneurs loopt, een van die plaatsen zonder station, naar het naburige station Offagne, op de lijn Bertrix-Houyet. En, vanzelfsprekend, leiden die rues en avenues de la Gare doorgaans naar een Place de la Gare met, zoals het hoort, een Café de la Gare of een Café des Cheminots. Het was, eerlijk gezegd, een heel nieuwe woordenschat die ontstond, getuigend van verandering in de levenswijzen en in de gedachten. Zo kwam men ertoe de inwoners uit de omgeving van het station kortweg die van het Station te noemen, zodanig dat naar ’t station gaan even goed betekende vrienden bezoeken dan de trein te nemen. Later, als de wijk een zekere belangrijkheid had verworven, kwam de stationskermis, en als de betrokken wijk bovendien nog met een school begiftigd werd, ja zelfs met een kerk, sprak men van de school van het station, van de kerk van het station, de onderwijzer van het station, en ging men doodeenvoudig biechten naar het station of communiceren naar het station.

Elke nieuwigheid is voorhistorisch", beweerde Alfred Sauvy, die er wellicht nog had kunnen aan toevoegen dat ze ook wel heel prettige kanten had. Dat er brave lieden geweest zijn die de spoorwegen vreesden is algemeen bekend, maar weet men wel tot waar die vrees leiden kon?

Van de spoorwegen, verlos ons Heer!" smeekten heel wat bewoners uit de Ardennen in hun litanieën, die in het nieuwe vervoermiddel ongetwijfeld een soort besmettelijke ziekte uit vroeger tijden zagen.

Het spoor was in de geschiedenis getreden. Het diende alleen nog maar zijn intrede te doen in de folklore. Zulks is ondertussen gebeurd.


Bron: Het Spoor, februari 1973