Homepagina > Het Spoor > Maatschappij > De geschiedenis leert: de vervoerwijzen schakelen elkaar niet uit. Ze (...)

De geschiedenis leert: de vervoerwijzen schakelen elkaar niet uit. Ze vullen elkaar aan

maandag 15 januari 2024, door rixke

Bij ’t begin van zijn uitstekend werk „Géographie de la Circulation”, resumeert René Clozier op meesterlijke wijze de evolutie van het vervoer. Uit de breedvoerige uittreksels van deze uiteenzetting, die wij hierna publiceren, blijkt duidelijk dat de vervoerwijzen, ver van elkaar uit te schakelen, elkaar aanvullen, OP VOORWAARDE DAT ZE ZICH AANPASSEN. Uit die les welke de geschiedenis ons geeft, zullen alle spoormannen voordeel trekken, want ze heeft niet enkel betrekking op de techniek, doch ook op de organisatie én op de geestesgesteldheid die eveneens éen „reconversiekuur” mag ondergaan.

"Bij de dageraad van de geschiedenis treden twee beslissende procédés op de voorgrond: de uitvinding van het wiel voor het vervoer te land, die van het zeil voor het vervoer ter zee en op de rivieren. De mensen die, bij het dragen, hun eigen motorische kracht gebruikten, verschaften zich aldus de hulp en de doelmatigheid van mechanische middelen (vergel. de Chinese kruiwagen) terwijl zij tevens een beroep deden op de natuurlijke energie (wind) en op de medewerking van trekdieren.

Honderden, ja zelfs duizenden jaren verlopen zonder dat er enige noemenswaardige ontdekking wordt gedaan; de vervoerseconomie zit schijnbaar in een keurslijf geprangd; ten tijde van de heilige Lodewijk was de snelheid van het verkeer op de wegen die naar de grote jaarmarkten van Champagne leidden, nagenoeg dezelfde als die van de vervoermiddelen uit de vorige eeuw, vóór de opkomst van de spoorwegen. Slechts enkele technische procédés vinden ingang, zoals het gareel dat reeds in zwang is in de VIIIe eeuw en dat in de XIIe eeuw vrij algemeen in Europa wordt gebruikt. Het vervoer schijnt in een soort sleur te zijn vastgeroest.

Slechts op het einde van de XVIIIe eeuw en bij de aanvang van de XIXe eeuw beginnen zich belangrijke veranderingen af te tekenen. De ontwikkeling van de metaal- en textielindustrie in de Engelse fabrieken, beter bekend als de industriële revolutie, verspreidt zich over het Europese vasteland; producenten, handelaars en verbruikers eisen een toenemend verkeer; die nieuwe behoeften hebben een evolutie van de verkeersmiddelen tot gevolg, die tegelijk betrekking heeft op het vervoer te land, ter zee en op de rivieren; in nauw verband met de vooruitgang van de industrialisatie, wordt de wegentechniek geperfectioneerd (Tresaguet in Frankrijk, Mac Adam in Engeland); er verschijnen nieuwe typen van rijtuigen (diligence, postwagen); het vervoer per as wordt georganiseerd als een openbare dienst; het graven van kanalen wordt krachtig aangevat...; de rivieren worden bevaarbaar gemaakt (de engten in de rivieren worden door sluizen vervangen). Op zee kent de XVIIIe eeuw de geslaagde toepassing van de sterrekunde bij de zeevaart en van de juiste berekening der geografische lengten. De uitvinding van de nieuwe zeevaartmethoden heeft het in vaart brengen tot gevolg van grote zeilschepen, clippers genaamd, met een bevrachting die tweemaal zoveel bedraagt als die uit de XVIIe eeuw; daarna volgt de invoering van de voortstuwing der schepen met stoom die ofwel zijdelingse schoepenwielen (in 1819 steekt de Savannah de Atlantische Oceaan over) ofwel schroeven (De Archimedes, 1840) aandrijft.

In ’t geheel genomen heeft vooral het vervoer te water het meest baat gevonden bij de vooruitgang van de vervoerwijzen; voor de vervoer industrie scheen het verkeer te land geen exploitatieterrein te zullen worden dat de vergelijking met de zee kon doorstaan. De commerciële snelheid van een diligence bedroeg nog geen zes kilometer/uur; een kar vervoerde 1,5 t met een uursnelheid van 2 kilometer. Alleen de aken vervoerden de ladingen van honderden tonnen, wat de industriëlen met aandrang vroegen.

Op dat ogenblik deed de spoorweg zijn intrede (tweede kwartaal van de XIXe eeuw en vanaf 1855 getuigt Proudhon dat hij „de bewerker is van een radicale revolutie zonder voorgaande in de geschiedenis van de mensheid”: hij schept een nieuwe bewustwording van de ruimte.

Van meet af staat hij in voor de zware en versnelde vervoeren door snelheid aan volume te paren. Na de eeuwenlange stagnatie van de verkeersmiddelen te land, luidt hij het technologisch tijdvak in van het vervoer; onze beschaving wordt er grondig door veranderd; hij is het uitgangspunt van een verbazende economische expansie...

Er is evenwel een nadere omschrijving vereist van de betekenis van die „revolutie”, welke in feite slechts het eerste stadium is van een algemene verandering, namelijk die van de energie. Ze betekent geen breuk met het verleden: 1° ze gebruikt procédés die reeds werden beproefd: spoor, voortbeweging door stoom; 2° ze transponeert de methoden en tarieven van het rijverkeer. De oude vervoerwijzen worden niet geweerd; zij worden een aanvulling van de spoorweg en trekken voordeel uit de stijging van de tonnemaat der goederen, die hij teweegbrengt. Het dragen van goederen door mensen gaat achteruit, maar in de stations zijn de ploegen pakjesdragers zeer bedrijvig; de diligences kennen een lichte teruggang, maar in elk station zorgen de aansluitingsomnibussen voor de bediening van de plaatsen in een straal van verschillende mijlen... Er doen zich slechts enkele veranderingen voor: zo was daar bv. de kustvaart, die in het begin van de XIXe eeuw een grote bedrijvigheid ontplooide; ze was de evenknie van het rijverkeer te land. Het tijdvak van de spoorweg luidt de teloorgang in van de kustvaart; dit heeft evenwel geen sociale crisis tot gevolg. Inderdaad, wegens de snelheid van de verzendingen bevordert het spoor de uitbreiding van het verbruik van verse vis. De verse zeevis die tot dan toe beperkt bleef tot de nabijheid van de kustzone, vindt dan ook afzet in het binnenland zodat de bemanningen van de opgelegde kustvaartuigen automatisch werk vinden op de vissersboten.

Pas op het einde van de XIXe’ eeuw en na de aanleg van de transcontinentale spoorwegen in Amerika en daarna in Azië, kan het spoorwegverkeer al zijn mogelijkheden tonen. Dan begint de achteruitgang van Engeland en verzwakt de heerschappij van de zee waaraan het Victoriaanse tijdperk zijn welvaart te danken had; Londen is niet langer de haven van de wereld; de grote continentale Staten, zoals de Verenigde Staten, bevestigen hun economische macht door het produktief maken van hun grondgebied zoveel mogelijk te spreiden, en langzamerhand verdringen zij Groot-Brittannië op de wereldmarkt.

Maar het tijdperk van het spoor en de monopolisering van het vervoer door de spoorweg zal slechts driekwart eeuw duren. Na de Eerste Wereldoorlog zijn wij getuige van een bliksemsnelle doorbraak van de gemotoriseerde vervoerwijzen, o.m. van de auto en van het vliegtuig, terwijl de elektriciteit tot verbazende vooruitgang leidt (elektrische tractie, radioverbindingen). De beweeglijke, vaardige en praktische vrachtwagen trekt een talrijke cliënteel aan, wat dan vooral ten nadele van het spoor gebeurt.

Desondanks mag de spoorweg niet beschouwd worden als een overblijfsel uit vroegere tijden; om bestand te zijn tegen zijn concurrenten, voert hij een reconversie door: dieseltractie, elektrificatie, verbetering van de exploitatiemethodes en commerciële systemen bewijzen zijn blijvende vitaliteit.

Kortom, de evolutie van het vervoer verloopt langzaam: na langdurige perioden van betrekkelijke stabiliteit komen plotseling veranderingen. Kenschetsend voor de vervoermiddelen is bovendien dat ze, tijdens stadia van actieve veranderingen, elkaar aanvullen zonder elkaar uit te schakelen. Bij elke nieuwe etappe grijpt er onder de verschillende vervoerwijzen evenwel een restructuratie plaats; door reconversie moeten de oude vervoerwijzen zich aanpassen aan het nieuwe ritme van het verkeersleven, dat de weerspiegeling is van een nieuw economisch complex."


Bron: Het Spoor, februari 1966