Homepagina > Het Spoor > Buitenland > Op de barre hoogte

Op de barre hoogte

Nand Van Kempen.

maandag 11 februari 2013, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

kwvlr = museumlijn industriële archeologie en verfijnd restauratiewerk

In het hart van Engeland, ten Westen van de industriestad Leeds, ligt Haworth, vooral bekend omdat daar, in de pastorie, de gezusters Brontë opgroeiden en literair bedrijvig waren. Vlakbij ligt overigens de “Barre Hoogte”, het decor van Emily’s roman [1].

Natuurlijk is de pastorie, naast het kerkhofje en de kerk, nu een museum dat elk jaar honderdduizenden toeristen lokt.

Sedert 1968 is daar evenwel een niet te onderschatten concurrente bij gekomen: de spoorlijn die, in 1847, tussen Shipley en Skipton aangelegd werd en die, tot 1961, in de streek het passagiersvervoer onderhield.

Loc 75078 te Oxenhope

Dat jaar verdwenen de stoomloc en de trein uit het landschap. Niet voor lang evenwel, want in 1968 waren die stoomtreinen er terug dank zij een groep enthousiaste treinfans (“fan” mag hier gerust begrepen worden als fanatiekeling) die een zgn. “Preservation Society” stichtten.

Preservation betekent zoveel als museum, hoewel het hier niet gaat om een statische collectie zoals b.v. te zien en... te bewonderen in het spoorwegmuseum van York. De vereniging exploiteert de door haar gestichte “Worth Valley Railway”: een zeven kilometer lang traject tussen Oxenhope en Keighley, waar de lijn aansluit op de British Rail en waarover 31 treinen regelmatige weekenddiensten onderhouden, ’s zomers zelfs elke dag.

Voor een goed begrip toch nog even zeggen dat KWVLR staat voor “The Keighley & Worth Valley Light Railway”, een mondvol, dat wel, maar bij een merkwaardige spoorwegattractie past een merkwaardige benaming.

 Treintje spelen!

De lijn is ontegensprekelijk een attractie met een sterk toeristische inslag. Haar wedergeboorte dankt zij aan een vrij veel voorkomende nostalgie naar het stoomtijdperk, toen locomotieven nog warmbloedig waren, hun dampende adem uitsnoven en met hoorbaar kloppend hart kracht en gezondheid uitstraalden.

In hun drang om die sfeer van poëtische rookpluimen en prozaïsch gepuf te evoceren, hebben de vrijwilligers van de Preservation Society in Haworth flink wat stoomlocs en een indrukwekkend aantal rijtuigen samengebracht. Met hun tractiematerieel, dat op zichzelf al de grootse privé-verzameling is, leveren ze een service waarvoor men uit alle hoeken van het Verenigd Koninkrijk naar Haworth afzakt. De toeristische belangstelling is zelfs zo groot dat de perrons aan de toegenomen lengte van de treinen dienden aangepast te worden. Dat mag dan degenen overtuigen die zich afvragen of het zin heeft dat grote mensen “treintje spelen”.

Loc 43924 te Ingaow

Heus, de sceptici kunnen gerust zijn: er wordt niet uitsluitend voor de lol geëxploiteerd. Een blik op de dienstregeling leert dat er in de voormiddag zelfs dieseltreinen rijden, zulks ten behoeve van de plaatselijke bevolking die wat graag van dit goedkope transportmiddel gebruik maakt. Daarbij rijden er ook goederentreinen. Een lokale koekjesfabriek verkiest voor het vervoer van haar produkten zelfs die museumlijn boven de weg, omdat het voordeliger is.

De opbrengst van al dat vervoer kan integraal worden aangewend voor het onderhoud van lijn en materieel, doordat het personeel gratis voor niets werkt. Onnodig te zeggen dat die vrijwilligers de KWVLR aldus een fameus steuntje geven.

Maar de KWVLR leeft, helaas, niet alleen van de massale steun van vrijwilligershanden! Vanwege de peperdure steenkool en zeker vanwege het onderhoud van het spoor (dat na een paar jaar druk verkeer volledig diende te worden hernieuwd), van bruggen, tunnels, seinen en dies meer, is de KWVLR wel verplicht van meer dan een walletje te eten.

Daarom wordt de bezoeker dan ook méér geboden dan een gezapig retro-ritje in een overigens zeer mooi landschap.

Er is de gehele sfeer, met de oude stationnetjes, en er is ook de expositie van het materieel, voor zover het niet toevallig onderweg is natuurlijk. Dat museum is te bezichtigen in Oxenhope.

Wat nog een beurt moet krijgen, vindt u in Haworth, waar de centrale werkplaats gelegen is. Daar komen rijtuigen en locomotieven als spookachtige schrootverschijningen binnen en rijden ze buiten in volle gerestaureerde pracht, niet als nieuw, maar totaal ver-nieuwd.

Enkele jaren geleden had ik het geluk met eigen ogen te kunnen zien hoe die “fanatiekelingen” druk bezig waren met het opknappen van wat nu hun pronkstuk is.

 De city of Wells

Terecht, zou ik zeggen, want de “City of Wells” is een pracht van een Pacificlocomotief. In haar glorietijd trok ze o.m. de “Golden Arrow”-pullmansneltrein op de lijn Dover - Londen Victoria. Ze werd in 1949 in Prighton gebouwd voor de Southern Railways en kreeg het nummer 34092, dat er nu nog steeds op prijkt. De “City of Wells” bleef 13 jaar in dienst, tot ze in november 1964, samen met de overige Bulleid Pacifics, met pensioen mocht gaan naar de schrootbelt te Barry, in Zuid Wales. Ze had intussen ca. 810 000 km afgelegd.

Een 34092 aan kop van de Cumbrian Mountain Pullman nabij Settle Junction

Zeven jaar duurde het alvorens ze daar door de mensen van de Worth Valley Railway ontdekt werd. Drie van hen legden hun spaarcentjes bijeen en kochten de locomotief, althans wat er nog van overschoot. In november 1971 werd die “rest” op een lange platte wagen geladen en over de weg naar Haworth gevoerd, een transport dat op zichzelf al méér kostte dan die “rest” zelf!

Acht jaar zou het duren alvorens dit paradepaard van de museumspoorlijn opnieuw, getooid met de symbolische gouden pijlen, onder stoom werd gezet om de inmiddels voor dat doel verzamelde pullmanrijtuigen te trekken.

De City of Wells op 30.3.80 gekiekt in de nabijheid van Mytholme’s Tunnel op de KWVLR

Acht jaar omdat er enkel tijdens weekends en vrije en andere dagen kan worden gewerkt door mensen die daarvoor soms van héél ver komen. Zo werd mij het geval verteld van een Schotse werktuigkundige die om de veertien dagen, helemaal vanuit Aberdeen, natuurlijk per spoor, naar Haworth komt om er een weekend lang aan locomotieven te sleutelen. Toen ik, in 1977, de op dat ogenblik al grotendeels herbouwde locomotief mocht bezoeken, werden de honneurs waargenomen door de heer Adams, een landgenoot van de daarnet genoemde Aberdeense werktuigkundige.

 Specialistenwerk

De mensen die hun vrije tijd in de loods van Haworth komen doorbrengen, zijn uiteraard beroepslui. En dat is nodig ook, want op die zeven jaar is er op de schrootbelt al aardig wat verdwenen, in de eerste plaats al het brons- en koperwerk. Andere stukken zijn dermate beschadigd of versleten dat men er gewoon nieuwe moet maken. Met behulp van foto’s en originele tekeningen lukt het, naar het schijnt, best. Natuurlijk hebben heel wat mensen aan die City of Wells gewerkt, van wie Harry Frith vermoedelijk wel de belangrijkste is. Deze gewezen werkleider van de Eastley Works is bovendien een autoriteit op het stuk van Pacificlocomotieven. In april 1978 was het werk al zo ver gevorderd dat een proefrit kon worden “afgestoomd” - de ketel had intussen ook nieuwe vlampijpen gekregen. Maar het duurde nog volle twee jaar alvorens de City of Wells als fonkelnieuw uit de loods te voorschijn kwam, klaar voor haar tweede doop door de toenmalige Lord Mayor van de Kathedraalstad Wells. Dat gebeurde op 30 maart 1980.

Loc 1931 te Oanworth

Voor haar maidentrip trok de loc een pullmantrein, vol genodigden, maar zonder haar gouden pijlen uit haar vroegere glorieperiode.

Twee dagen later, op 1 april, droeg ze die kentekens wel. Die gelegenheid nam Steve le Cheminant te baat om er een van zijn beste foto’s van te maken.

Overigens is het deze man, met de toch wel voorbestemde naam, die de publiciteit van KWVLR verzorgt. Hij is zo aan het fotograferen van stoomlocs verslaafd dat hij daarvoor meer dan een maaltijd koud heeft laten worden of ronduit vergat.

 Toekomstmuziek

Denk nu maar niet dat de treinfans van de Worth-vallei hun weekends verder in ledigheid slijten. Op de rangeersporen van Haworth staan nog van die zielige spookverschijningen: oude locs en rijtuigen, terwijl op de vliering van de loods nog een hele hoop schroot ligt waarin gezellig gegrabbeld wordt tot er weer een meesterwerk van restauratiekunst het industriëel-archeologisch patrimonium komt aanvullen.

Bovendien moet er, zoals ik al eerder heb gezegd, tijd uitgetrokken worden voor de exploitatie zelf, wat dan o.m. ook inhoudt dat er spoor- en perronkaartjes dienen verkocht te worden, ja zelfs souvenirs en dies meer.

Voor al dat dure restaureren dient er immers uit alles geld te worden geslagen, want in het land dat de spoorweg uitvond, mag de KWVLR naar subsidies fluiten. “Help yourselves”, zegt de Schatkist. En dat doet de KWVLR dan ook.

Bovendien doet ze de dingen ook stijlvol. Telkens als b.v. de pullmantrein achter de “Golden arrow” door het landschap rijdt, wordt ook een Pullman Service geboden, tot en met eten en drinken aan boord. Al zal dat gastronomisch wellicht niet zo veel inhouden, aangezien de rit maar 25 minuten duurt.

Op 1.4.80 trekt de Golden Arrow, versierd met gouden pijlen, een volgeladen Pullmantrein

Wie het nu jammer mocht vinden dat heel dat monnikenwerk aan die prachtloc alleen maar moet dienen om 25 minuutjes gezapig over een museumlijn te puffen, wil ik onmiddellijk gerust stellen. “Hun locomotief”, aldus mijn zegsman Steve le Cheminant, “is ook zeer bedrijvig in dienst van de Britse Spoorwegen, waar ze, zij het dan met andere naamplaten, zoals Cumbrian Mountain Pullman b.v., hele treinladingen stoomfans gelukkig maakt”. En ook dat brengt dan weer zaad in het bakje, een volgend restauratieproject ten bate.


Bron: Het Spoor, april 1983


[1In de “Winkler Prins Encydopaedie” heet die roman “De Woeste hoogte”, terwijl hij in de reeks “Prisma Klassieken” de titel “De Woeste Hoogten” draagt (nvdr).