Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > Vergeelde bladzijden > Toen het reglement wet was

Toen het reglement wet was

P. Vankeer.

zaterdag 23 september 2017, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Indien ik het wel heb, was het Georges Ohnet, een populair Frans romanschrijver, die de manier waarop de treinconducteurs de reizigers in de vorige eeuw controleerden, aldus beschreef.

In 3e klasse, schreeuwden ze met bazige stem: „Kaartjes !”

In 2e klasse was de toon inschikkelijker: „Kaartjes alstublieft ?”

In 1e klasse ten slotte, had hun optreden bijna iets kruiperigs: „Zouden deze Heren-dames me hun kaartjes willen laten zien ?”

Dit toneeltje, waarvan wij de authenticiteit in ’t midden laten, illustreert duidelijk de voorstelling die de gebruikers zich toen maakten van de „spoorweg”; zij wilden geloven dat hij minachtend neerkeek op Jan en alleman, en de rijke en invloedrijke personages met voorkomendheid bejegende.

Eerlijkheidshalve dient er gezegd te worden dat elke spoorweg een onverdeeld genoegen schepte in de heerlijkheden van het monopolie. Het onooglijkste particuliere net ging er prat op een „Administratie” te zijn, een begrip waarmee niet te spotten viel, dat kon de onbezonnen reiziger tot zijn schade en schande ondervinden.

En aangezien het stemrecht (dat toen nog niet algemeen was, maar op het punt stond zulks te worden) van elke reiziger een potentieel kiezer maakte, werd elk gekanker onderstreept door de gewichtige bedreiging: „Ik zal mijn beklag doen bij mijn volksvertegenwoordiger” (of „bij mijn senator”. naargelang de politieke invloeden waarover de vertoornde ingezetene beschikte).

De regeringsinstanties die de toeneming van deze kleine conflicten wilden voorkomen - conflicten die trouwens meestal pietluttigheden bleken te zijn -, verplichtten de spoorwegadministraties ertoe een reglement te publiceren dat op de nauwkeurigste wijze ieders verplichtingen zou vastleggen. En opdat niemand van dit reglement onkundig zou blijven, moesten breedvoerige uittreksels ervan in de officiële reisgids opgenomen worden.

Wie „reglement” zegt, roept onmiddellijk de administratieve stijl voor de geest, die kenmerkend is voor dat tijdperk. Aangespoord door een gezonde nieuwsgierigheid hebben wij het in ons hoofd gehaald eens na te lezen wat de officiële „gids” van 1914 dienaangaande vertelde. Tot onze niet geringe vreugde ontdekten we er, naast goede raadgevingen, enkele „juweeltjes” die evengoed door een Courteline op zijn best zouden kunnen geschreven zijn.

 Wees op tijd.

Stiptheid is voor de spoorweg een gulden regel. En daar de liefde niet van één kant kan komen, staat de Administratie erop dat de kandidaat-reiziger de tijd nauwgezet in acht neemt. Zij die op reis gaan gelieven ter statie te zijn, ten minste tien minuten vóór het vertrekuur der treinen. Overigens worden de puntjes op de i gezet, want 2 minuten voor het vertrekuur der treinen zijn geene plaatsbewijzen meer verkrijgbaar.

Bovendien worden de reizigers ertoe aangespoord aan het winket den prijs van hun plaatsbewijs met gepast geld te betalen. Daartegenover staat dan dat, in die gezegende tijd van vrije wisselkoers en financiële stabiliteit, de spoorweg grootmoedig en zonder kosten, buitenlands geld aanvaardt: de Franse bankbrieven worden aangenomen tegen pari, het pond sterling tegen 25 fr., de mark tegen 1,225 fr. en de gulden tegen 2,055 fr.

 Een zeer eigenaardig besluit.

Voorzien van het kostbaar biljet dat hij zo pas aan het loket tegen klinkende en volwichtige munt gekocht heeft, mag de reiziger de omheining van de spoorweg betreden. Plechtiger kan het wel niet! Indien hem, alvorens in de trein te stappen, nog wat tijd rest, kan hij ongestoord zijn verveling verdrijven met het lezen van de Politie-voorschriften betreffende het reizigers-vervoer waarvan de wettelijke bekrachtiging gebaseerd is op het Koninklijk Besluit van 4 april 1895, dat dreigt met de straffen bepaald bij de wet van 6 maart 1818 (een nogal zonderlinge tekst als je bedenkt dat er op dat tijdstip geen België en geen spoorweg bestonden). Er zijn zo maar eventjes eenentwintig verbodsbepalingen. Wij zullen er slechts enkele aanhalen:

Bijvoorbeeld, het is verboden het personeel der statiën, halten en stopplaatsen, of der treinen, in dwaling te brengen, hetzij door het nabootsen van dienstseinen, hetzij door het geven van valsche noodseinen. Je kon je dus beter niet te luidruchtig snuiten op gevaar af ervan beschuldigt te worden de toeter van een ploegbaas te hebben willen nabootsen.

Het is eveneens verboden te zingen, te roepen, geweldige gebaren te maken, ontuchtige gesprekken te houden en de reizigers op elke andere wijze te storen, door daden of woorden, in de rijtuigen en binnen de omheining van de statiën, halten en stopplaatsen en hare aanhoorigheden. De transistor is weliswaar pas later op de markt gekomen, maar hetzelfde Koninklijke Besluit van 1895 (dat niet ingetrokken werd) zou kunnen worden ingeroepen om de akoestische furie van onze hedendaagse melomanen af te koelen.

Het was niet toegelaten aan de windzijde of aan beide zijden tegelijk de vensters te openen of open te houden zonder de toestemming van al de reizigers der afdeeling. De geschiedenis vertelt ons niet of de conducteur uitgerust was met een ter zake dienend instrument om de richting van de wind te bepalen.

 Als het kind reist...

... gaat de Administratie niet van pure vreugde in de handen klappen. Ze betrouwt het gewoon niet. Sidder en beef, ouders, wanneer je kinderen alleen reizen of tijdelijk aan je toezicht ontsnappen. Je wordt eraan herinnerd dat de vader en, als de man overleden is, de moeder, burgerlijk verantwoordelijk zijn voor de overtreding van de voorgaande voorschriften, begaan door hunne minderjarige, ongehuwde, bij hen inwonende kinderen... Die verantwoordelijkheid wordt geregeld overeenkomstig art. 1384 van het Burgerlijk Wetboek. Er wordt je geen enkel detail bespaard.

 Een verdachte: de houder van een perronkaartje.

Zoals vele andere administraties die het stelsel van de „open door” niet kennen, worden door de Belgische spoorwegen aan al wie verlangt in de statiën te gaan, bewijzen afgegeven tegen den prijs van 10 centiemen.

Dit kaartje, dat geen vervoerbewijs is, dit individu dat geen reiziger is, schijnen de makers van het reglement ernstig te verontrusten; ze ontwerpen een waarachtige „wet der verdachten”. Burgers die u het recht aanmatigt om voor 10 centiem ouders en vrienden tot aan de trein te vergezellen of ze er te komen afhalen, zorg ervoor uw bewijs van toegang te doen knippen. Want mocht u misbruik maken van een tijdelijke onoplettendheid van de zaalwachter die uw doortocht moet controleren, dan weze u ervan verwittigd dat elk bewijs, dat niet voor nazicht bij inkomst gemerkt is en, aan den uitgang der statie, aan den kaartjesafnemer wordt aangeboden, moet doen veronderstellen dat het genomen werd om eenen reiziger, die zonder behoorlijk plaatsbewijs is aangekomen, in de gelegenheid te stellen de betaling der verschuldigde sommen te ontduiken.

En neem vooral geen perronkaartje om in het station een collo te komen afhalen dat een gedienstig reiziger je bij zijn doortocht moet overhandigen. ’t Zou je zuur opbreken: Al wie, voorzien van een toegangsbewijs, aan den uitgang eener statie komt met colli die aan geenen reiziger toehooren, is verplicht den vrachtprijs voor spoed bestelling (tarief nr 1) dier colli te betalen, berekend van de vertrekplaats van den trein die, sedert het uur van afgifte van het toegangsbewijs aangekomen, op Belgisch spoor den langsten weg heeft afgelegd; die prijs wordt verhoogd met een opgeld van 2 frank [1].

 Salonrijtuigen.

Ze zijn het rendez-vous van de deftige kringen en het desbetreffende „speciaal reglement” wordt minder bits. Het legt de nadruk op de verplichtingen van het personeel dat dienst doet in deze rijtuigen: Het is den dieners verboden aan de reizigers eenige vergelding te vragen tegen belofte van eene goede plaats of beteren dienst, of te doen betalen voor het gebruik van toilet-voorwerpen: zeep, handdoeken, enz. Aan de dieners is het uitdrukkelijk verboden tijdens hunnen dienst te slapen of te roken; zij moeten zich standvastig ter beschikking der reizigers houden en op hunne vragen antwoorden.

Maar de Administratie zet haar strenge masker weer op om de reizigers ervan te verwittigen dat zij dringend verzocht worden niet op de tapijten te spuwen. Uitgaande van het beginsel dat wat niet verboden is, mag, valt het op dat het reglement er met geen woord over rept of het al dan niet geoorloofd is zijn „venijn” tegen ramen of plafond op te geven.

 Eten en drinken tegen vastgestelde prijs.

Streng voor de reizigers, is de Administratie het aan zichzelf verplicht zulks ook te zijn voor de personen aan wie ze de exploitatie van sommige diensten, zoals de stationsrestaurants en -buffetten in concessie geeft. Het tarief - dat hetzelfde is voor heel het land - wordt in de „gids” gepubliceerd. Zo kan de reiziger nagaan of het ander inlandsch bier (0,25 fr. per 1/2 l) niet duurder aangerekend wordt in Tienen dan in Pepinster en of het rundhaasje met aardappelen en brood (1,50 fr.) hem evenveel kost te Luik-Guillemins als te Gent-St.-Pieters. Bijkomend detail: Verkrijgbaar, tegen fr. 4,50, in bepaalde statiën en bij aankomst van bepaalde treinen, eenen korf met een middagmaal en wijn of bier. De wachters ontvangen de bestellingen zonder kosten voor de reizigers.

Maar al die beschouwingen over een lang vervlogen tijd mogen ons niet doen vergeten dat er ook nog een spoorweg van 1970 is, die het commercieel accent minder legt op het reglement dan op de noodzaak een politiek van onthaal en goede betrekkingen te voeren, die erop gericht is zowel onze „reizigers-” als onze „goederendiensten” te ontwikkelen.

In wat voorafgaat hebben wij slechts een klein maar schilderachtig facet voor de geest willen roepen van die „goede oude spoorweg” welke aan de horizon van het verleden verdwijnt, in de rook van zijn locomotieven en in het stof van zijn reglementen.


Bron: Het Spoor, januari 1970


[1In haar brochure „Goede reis met de trein” formuleert de Directie van de Handelsdienst de desbetreffende reglementering heel wat vriendelijker. Bij wijze van vergelijking geven wij hierna de „moderne” versie:

"U wenst familieleden of vrienden bij hun aankomst te begroeten of U wil hen vergezellen naar de trein bij de terugreis; met een perronkaartje heeft U toegang tot de perrons van het station.

Dat kaartje kan U aan de loketten bekomen. In de belangrijkste stations staan er ook automaten.

Maar opgelet!

Met dat perronkaartje mag U niet in de trein stappen. Als U daarmee reist, wordt zulks beschouwd als bedrog en dienovereenkomstig bestraft. Met dat perronkaartje mag U in beginsel het station niet binnengaan of verlaten met valiezen of pakken."