Homepagina > Het Spoor > Infrastructuur > Station > Een kunstwerk in de wandelzaal van het station Brugge

Een kunstwerk in de wandelzaal van het station Brugge

Marcel Dierigkx.

vrijdag 20 mei 2022, door rixke

Gij, die Brugge „die Scone” bezocht, hebt gij al eens aandacht geschonken aan de schilderijen die er de wandelzaal van het station sieren? Blijf eens enkele minuten stilstaan alvorens u naar het perron te begeven en geniet van de prachtige samenstelling van dit merkwaardige tryptiek. Deze benaming is allerminst gewaagd voor dit kunstwerk, bestaande uit een hoofdpaneel, dat de volledige achterwand van de hall bedekt, en twee (vaste) zijpanelen, het ene uitvloeiend boven de loketten, het andere boven de deuren van wachtzaal en inlichtingsbureau.

Het geheel is het werk van de Westvlaamse kunstschilder René De Pauw (Pittem 14-6-1887 - Brussel 26-1-1946) die er bijna twee jaar aan werkte.

De kunstenaar heeft aan de hand van de voorstelling van monumenten, typische figuren, folkloristische gewoonten, processies, feesten, gebruiken en ambachten een duidelijk beeld geschetst van streek en volk.

Bij het binnenkomen van de hall treffen u onmiddellijk de twee delen van het hoofdpaneel. Het onderste, in overwegend bronsgroene tint, bestaat uit 56 vierkante platen tegen de wand vastgemaakt en waarvan de schildering het grondgebied van de provincie West-Vlaanderen voorstelt. Dit gedeelte vormt dus als het ware een reusachtige legpuzzel. Daarboven komt, in muurschildering, de zee waarop een hele vloot middeleeuwse barken en karvelen deinen. Het linker zijluik, boven de loketten, verbeeldt in hoofdzaak het zuidelijk deel van ons land, terwijl rechts het noordelijk deel is weergegeven.

Als een gulden kern zit, beneden in het hoofdpaneel, de stad Brugge met haar monumenten, torens, poorten, trapgevels, wallen, molens, kantwerksters, krijgers, ridders en edelvrouwen. De kruisdragers uit de Boetprocessie te Veurne, de nu verdwenen IJzertoren te Diksmuide, de marteldood van de H. Godelieve te Gistel, de brouwersknechten van Torhout vormen de bijzonderste figuren van het linker gedeelte van het hoofdpaneel. In het rechtergedeelte treffen ons de afgeknotte torens van Oostkerke, Damme en Lissewege, deze laatste met de figuur van de krijger-monnik Willem van Saeftinghe als achtergrond. Verder herinnert een zwierige schaatsenrijder aan de traditionele tocht Brugge-Sluis over het ijs, terwijl Tijl en Nele elkaar gezelschap houden in „soete mijmeringhe”.

Bovenaan de „legpuzzel” vormt de rij van onze badsteden de afscheiding tussen land en zee welke in veel lichter bruin is weergegeven. De kuststrook is gevuld met de silhouetten van luierende badgasten, visserstypen, zeilwagens, kaartspelen en dobbelstenen.

Al de figuren zijn ineengewerkt; verstrengeld lopen ze dooreen maar blijven spijts alles zelfstandig en onafhankelijk van elkaar. Ze zijn verbonden met de minder treffende figuren en details die niettemin evenzeer hun betekenis hebben. Ge ziet er een forsig labeurpaard dat het zware werk in de vruchtbare poldergronden symboliseert. In de grensstreek vindt ge twee vinnige hanen die de beruchte, doch nu verboden hanenkampen voorstellen. De volkse wielersport is natuurlijk ook vertegenwoordigd: het schilderwerk werd immers samengesteld in de vooroorlogse periode toen de Westvlaamse renners triomfen oogstten in de zo populaire Ronde van Frankrijk. De prijskampen, vermakelijkheden en zondagsgenoegens van onze mensen kregen hier een ruime plaats toebedeeld: de gaaibolling, een duif, een pot schuimend bier zijn daarvan de onmiskenbare weergave. Zelfs Constant Permeke, de meester van Jabbeke, wordt er voorgesteld in zijn geliefkoosd tijdverdrijf: het boogschieten.

De zijluiken van het kunstwerk zijn in een veel lichter bruine tint, doorspekt met groen, terwijl ook de structuur enigszins anders is. De figuren en lijnen vervagen en vloeien tenslotte uit in een nevel naarmate ze verder van het hoofdpaneel verwijderd zijn.

De bezienswaardigheden, de voortbrengselen, de zeden en de gebruiken, de geschiedenis en de legende, het verleden en het heden, dit alles heeft de schilder met beide handen aangegrepen om ons land in zijn geheel op werkelijk originele manier uit te beelden. Tot zelfs de spotnamen hebben de kunstenaar geïnspireerd om op rake wijze bepaalde lokaliteiten te situeren. De Maneblussers vormen daarvan wel het duidelijkste voorbeeld.

Tenslotte heeft kunstschilder De Pauw op onopvallende wijze zichzelf weergegeven in de rechter benedenhoek van het hoofdpaneel, gezeten tegenover een schildersstatief waarop de doelstelling voorkomt die hij met zijn meesterwerk heeft nagestreefd en ook bereikt: „Myn landekyn ter eere.”


Bron: Het Spoor, juni 1961