Homepagina > Het Spoor > Maatschappij > Toerisme

Toerisme

L. Pardon.

maandag 8 augustus 2022, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Toerisme is nog altijd een moeilijk te definiëren begrip. Het raakt immers aan zovele domeinen van de menselijke activiteit: vrijetijd, vervoer, horeca-sector, verzekeringen, sportkleding, tweede verblijfplaats, prentkaarten, postzegels en noem maar op. Het is dus, bij wijze van spreken, een vlag die een diverse lading dekt, wat o.m. elke terugblik in het verleden beslist niet vergemakkelijkt.

 een brokje geschiedenis

Destijds, onder het Ancien Régime, bestond de maatschappij uit een bevoorrechte maar beperkte bovenlaag van rijken en uit een omvangrijke groep van armen. Deze laatsten hadden hun handen vol met zorgen voor hun primaire levensbehoeften, namelijk voedsel, kleren en een dak. De bevoorrechte klassen, daarentegen, of zij die aspiraties hadden om tot de bevoorrechte klasse te behoren, droomden al van een landhuis. Eenmaal gelukkige eigenaar van dat landhuis werd het een vakantiedoel dat door tijd noch geld beperkt was. Langere reizen waren toen immers nog een vrij schrikwekkend avontuur vanwege de schier volstrekte afwezigheid van comfortabele lange-afstandvervoermiddelen.

De eerste industriële revolutie en de daarmee gepaard gaande bloei van het kapitalisme hebben de sociale tegenstellingen tijdens het Ancien Régime lichtjes genivelleerd en meteen de groep van welgestelde lui doen toenemen. De nieuwbakken zakenlieden die zich tot de hogere burgerij gingen rekenen, werden nu ook aangetast door de „landhuismicrobe” van de vroegere bevoorrechte klasse. En zo groeide, in beperkte mate natuurlijk en eerst in Engeland, de vraag naar landhuizen. Bovendien raakten de kuurvakantie en de vakantie aan zee stilaan in de mode en kende de toeristische reis als zodanig voor het eerst enige ontwikkeling.

 een spoorwegparenthesis

Als spoorman ga je je natuurlijk meteen afvragen wat onze treinen, die op 5 mei 1835 hun maidentrip maakten. de „jonge” toerist, toen, en zijn „nakomeling”, later, te bieden had? Welnu, aanvankelijk kon hij reizen in berlines (1e kl.), diligences (2e kl.). chars à bancs (3e kl.) en wagons (4e kl.), een waaier van comfort dat, wat de tarieven betrof, overeenstemde met wat erop dat gebied bij de postkoetsen bestond.

De 4e klasse werd evenwel al in 1839 afgeschaft; de 3e klasse hield het in binnenverkeer uit tot in 1952 en in internationaal verkeer tot 1956... Ondertussen is de Internationale Slaapwagenmaatschappij, in 1876, dat comfort komen aanvullen met slaap- en restauratierijtuigen die door de gegoede reizigers wel op prijs werden gesteld.

Als je de geschiedenis van de vroegere staatsspoorwegen overloopt, valt het op dat er altijd wel rekening werd gehouden met de wensen van de klant.

Er werd inderdaad gestreefd naar een redelijke aanpassing van de diensten (dienstregeling, materieel, comfort, tarieven) aan de toeristische behoeften.

Maar een toeristische ontwikkeling zou onmogelijk zijn geweest zonder de gestadige uitbreiding van aanvullende diensten als hotels, restaurants, inlichtingsdiensten, reisbureaus...

Aan de vraag naar toeristische formules gaf de spoorweg een positief gevolg. Zo werden er reeds in 1862 circulaire biljetten uitgereikt. Met een dergelijk biljet kon je een bepaald circuit afleggen en had je recht op een vermindering van 20 % op het gewone tarief. Die formule, welke het uithield tot voor de tweede wereldoorlog, werd achteraf nooit meer toegepast. Andere reisformules waren:

  • het weekendbiljet (1927): verkrijgbaar van 9 juli tot 2 oktober, elke zaterdag vanaf 13 u. of zondags en geldig voor een terugreis op zondag of op maandag tot 20 u. – afgeschaft in 1940;
  • het abonnement voor 5 opeenvolgende zondagen (1932): afgeschaft in 1938 bij gebrek aan belangstelling;
  • het abonnement voor 5 weekends (1933); afgeschaft in 1938 bij gebrek aan belangstelling;
  • het abonnement 5, 10 of 15 dagen geldig gedurende 30 dagen (1934): afgeschaft in 1938 bij gebrek aan belangstelling;
  • de kilometerboekjes (1935): vermindering van 25 % voor 1 000 km - 1 m. geldig; 35 % voor 5 000 km - 6 m. geldig; 50% voor 10 000 km - 1 j. geldig, afgeschaft in 1940 bij gebrek aan belangstelling.

Het was voor de spoorwegen een heroïsche en romantische tijd van zware stoomlocs en treinen met ronkende namen (bvb. Simplon-Orient Express).

Later kwamen dan nog de zeer gewaardeerde radio-treinen en de verrassingstreinen (bestemming onbekend).

Ten slotte vergelijken we nog even de duur van enkele belangrijke trajecten toen (1923) en nu:

Brussel - Milaan: 24 u. 13.16u.
Brussel - Keulen: 6.30 u. 2.13 u.
Brussel - Parijs: 4.30 u. 2.20 u.
Brussel -Antwerpen: 1u. 29 min.
Brussel -Oostende: 3u. 1.13 u.

 bloei van het toerisme

Het toerisme, dat jarenlang door een bevoorrechte maar beperkte groep mensen werd beoefend, kende na de tweede wereldoorlog en meer bepaald na de wederopbouw van het land – toen iedereen geleidelijk aan een stuk kreeg van de welvaartstaart – een geweldige opgang. Vanaf 1960 zou je kunnen spreken van een democratisering van het toerisme. De jaarlijks weerkerende vlucht uit het alledaagse leven vindt zijn verklaring o.m. in:

  • de economische groei die gepaard gaat met een toeneming en een herverdeling van het inkomen. Het begrip „primaire behoeften” is gewijzigd;
  • de invoering en uitbreiding van de vakantie en van de vrije tijd in het algemeen;
  • de werkvoorwaarden en de urbanisering: vakantie is nodig voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid.

De bevolkingslaag die bij het toerisme betrokken wordt is dus sterk toegenomen, al moet er hier onmiddellijk op gewezen worden dat zelfs in een industrieel ontwikkeld land als België slechts ongeveer 40 % van de totale bevolking werkelijk met vakantie gaat.

 krachtlijnen in de belgische toeristische markt

de toeristische markt

Vergeleken met de ons omringende landen, ligt de vakantie-intensiteit van de Belgische bevolking vrij laag. Zelfs in het begin van de zeventiger jaren ging slechts twee vijfde van de Belgische bevolking met vakantie. De hoogste vakantie-intensiteit vindt men in de provincie Brabant (ongeveer 50%). gevolgd door Antwerpen en Luik; Limburg en Luxemburg kennen een lage vakantie-intensiteit. Die intensiteit stijgt naarmate de gemeente dichter bevolkt is. Meer dan de helft van de appartementsbewoners, maar slechts een derde van de bewoners van een eengezinswoning gaan met vakantie...

Mensen met een vrij laag inkomen reizen weinig of niet. Het beroep speelt eveneens een rol.

Vier tiende van de vakantiegangers blijven in het binnenland. Van dat aantal gaan drie tiende naar de kust en de Ardennen. De rest van de vakantiegangers trekt naar het buitenland, met in dalende orde van voorkeur: Frankrijk, Spanje, Italië, Zwitserland, Duitsland, Oostenrijk, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Afrika, Nederland en Groot-Brittannië. Hoe langer hoe meer verkiezen de Belgen een buitenlandse boven een binnenlandse vakantie. Zulks geldt dan vooral voor de 20- tot 60-jarigen. Buiten die leeftijdsklasse verblijven zowel de jongeren als de ouderen ergens in het binnenland. Proportioneel gezien zijn er onder de badgasten minder jongere vakantiegangers.

Het merendeel van de vakantiegangeers logeert in een hotel, dan volgen de kampeerders, terwijl een minderheid een appartement verkiest. Voor hun eerste of belangrijkste vakantie verplaatsen 70 % van die mensen zich vooral met een wagen; 14 % gaan op reis per spoor, 7 a 8 % nemen het vliegtuig en nog eens 7 a 8 % reizen per autocar. Trein en autocar verliezen aan betekenis naarmate het inkomen stijgt.

De vakantieperiode concentreert zich vooral in juli en in de eerste helft van augustus (70 %). De Paasvakantie wint evenwel aan belang en ook de wintersporten kennen, vooral in de Kerst- en Nieuwjaarsperiode, een zekere opgang. In de toekomst zullen er wellicht nog andere pieken ontstaan. Drie vierde van de vakantiegangers organiseren zelf hun reis. Het reisbureau bemiddelt slechts in ongeveer 12% van de gevallen. De kant-en-klaar reizen winnen aan belang. In 1967 werd gemiddeld 5 000 fr. per persoon uitgegeven; in 1974: 6 000 f r. Het luxetoerisme schijnt aan belang te verliezen: wintersport, paardrijden en bootcruises zijn meer gedemocratiseerd.

Eéndagsuitstappen of minitrips, zowel in binnen- als in buitenland, hebben blijkbaar de wind in de zeilen.

de reisorganisatoren

Zoals het maatpak het hoe langer hoe meer moet afleggen tegen het confectiepak, zo ook verliest de individuele dure luxereis hoe langer hoe meer terrein ten gunste van de in serie geproduceerde kant-en-klaar reizen. De wereld van de reisorganisaties is meer gestructureerd; op de toeristische markt verschijnen hoe langer hoe meer tour-operators die als echte groothandelaars hun produkten door de detaillanten (= de reisbureaus) aan de consument laten verkopen.

de spoorwegen

Lange tijd heeft de NMBS op de markt een werkelijke monopolie-positie ingenomen. Ze heeft daarna onmiskenbaar zware klappen gekregen van de personenauto en van het vliegtuig. Vergeleken met die twee transportmiddelen werden de spoorwegen in ons land gedurende tientallen jaren, en vooral na de tweede oorlog, door de overheid stiefmoederlijk behandeld. Wij hebben het inderdaad moeten meemaken dat, bij gebrek aan coördinatie van de vervoermiddelen, grote investeringen werden gedaan voor de uitbreiding van autowegen en luchthavens (+ binnenwateren). Waar honderden miljarden aldus aan openbare werken werden besteed, bleven slechts enkele kruimels over voor de spoorwegen. Daardoor werd de (eventueel) vrije concurrentie onder de verschillende, alle aan de staat toebehorende, vervoerinfrastructuren scheefgetrokken in het nadeel van de spoorwegen. Slechts in de loop van de laatste maanden schijnt hierin enige verandering te komen.


Bron: Het Spoor, juni 1976